12
wil daar ook iets over zeggen. Het Ministerie van On
derwijs heeft zelf aan de Rijksscholengemeenschap
meegedeeld dat deze de school niet voor 1979 zal gaan
bouwen. Kennelijk is met dat stuk terrein niet veel
haast. Dat is punt één. Punt twee is dat je als je al
bij de eerste fase, op het moment dat de eerste paal
in de grond moet, met ruimtegebrek komt te zitten
en een deel van de Kinderboerderij af moet breken je
in de tweede of de derde fase weer voor precies de
zelfde moeilijkheid komt te zitten en dan gaat de rest
er ook aan. Want dat geldt precies als vandaag de
vraag: Wat prevaleert, de onderwijsvoorziening of het
stukje groen? Als wij nu zeggen dat het stukje groen
minder belangrijk is dan de onderwijsvoorziening dan
hebben wij in de volgende fase geen poot om op te
staan, dan kunnen wij in de volgende fase ook de zaak
inleveren. Wij kunnen dan vanavond veel beter de
beslissing nemen om wat mij betreft tot de Jelsumer-
straat door te bouwen, dan zijn wij in ieder geval uit
de nesten wat de grond betreft. De Rijksscholenge
meenschap heeft grond gekregen om in de toekomst
te bouwen. Zoals het nu staat begint de bouw pas
in 1979. Dat is nog 4 jaar. Men heeft al een tweede
plan besteksklaar en ik kan mij dus voorstellen dat
men ook nog wel een derde plan kan maken op een
alternatief stuk grond om tot grondruil te komen. Dan
hebben wij in ieder geval soelaas t.a.v. de terreinen;
wij krijgen er 2,7 ha bij en die 2,7 ha hebben wij dan
weliswaar in de eerste fase niet helemaal nodig, maar
in de tweede fase waarschijnlijk wel. Zouden wij in de
tweede fase weer met ruimtegebrek komen te zitten
en dat gebeurt als wij het terrein van de Rijks
scholengemeenschap niet hebben dan moeten wij
in de tweede fase toch weer een aanslag doen op het
oostelijk gebied van de Kinderboerderij. Laten wij
daarom alsjeblieft de ruimte daar in ieder geval trach
ten te zoeken. Ik heb trouwens nog een ander argu
ment. Als wij in dat gebied beslissen tot een vestiging
voor hoger onderwijs dan gaat het daarbij om jonge
ren in de leeftijdscategorie van 18 tot 25 jaar; de
4-jarige studie zullen wij voorlopig maar vergeten.
Dan moet u mij het onderwijskundig-didactische prin
cipe eens uitleggen om een rijksscholengemeenschap
voor kinderen van 12 tot 18 jaar op dat terrein te
vestigen. Ik kan mij niet voorstellen dat het rijk dat
hier een universiteitscomplex wil vestigen het didac
tisch kan verantwoorden tegen dat terrein aan, ais
een soort oneigenlijke appendix, een rijksscholenge
meenschap te creëren voor een leeftijdsgroep die daar
niet hoort. Ik kan mij zelfs voorstellen dat het onder
wijstechnisch van belang is dat die groepsvermenging
niet plaats vindt en dat het rijk zelf gaat zeggen: Wij
hebben daar voorlopig wel grond aangekocht voor de
Rijksscholengemeenschap, maar nu wij met een hoger
onderwijscomplex beginnen op dat terrein is het veel
verstandiger de Rijksscholengemeenschap er uit te
lichten zodat wij het complete terrein beschikbaar heb
ben voor de leeftijdsgroep van 18 tot 25 jaar. Ik geef
u deze argumenten graag in overweging als u bereid
bent de motie-Brandenburg over te nemen. Ik ben voor
die motie en zal die ook graag ondertekenen, omdat
je op de door mij genoemde gronden bij het rijk dui
delijk kunt maken dat die school er eigenlijk weg moet.
Nogmaals, als wij geen andere mogelijkheid hebben
om tot een vestiging van hoger onderwijs te komen
dan door het afbreken van de Kinderboerderij, akkoord,
dan kan ik volledig met uw voorstel meegaan. Maar
zolang het alternatief van een terrein van 2,7 ha voor
de eerste fase er ligt vind ik dat u er niet aan moet
beginnen. Er zijn redenen genoeg om het niet te doen.
Ik haak dan in op het punt dat door de heer Hei-
dinga is genoemd. Is het niet zo dat het voorlopige
schetsje dat door de dienst is ontwikkeld voor de weg
die koste wat kost van Luchtenrek naar het zuiden,
nu niet met een grote baan maar met enige slingering,
door dat terrein moet lopen eigenlijk een ingreep be
tekent waarover het rijk zelf maar moet beslissen
Het rijk gaat hier als bouwheer voor miljoenen inves
teren. Moet de gemeente dan op voorhand al zeggen:
Wij hebben daar al vast een weg gepland en daar kan
je je gebouwen omheen zetten. Ik kan mij voorstellen
dat je zegt: Dat terrein is jullie toekomstige universi
teitscomplex, jullie leveren maar een totaal schetsplan
in waarbij met parkeervoorzieningen, sportvoorzienin-
gen enz. rekening wordt gehouden en wij zullen dan
wel beoordelen of het plan in totaliteit voor ons aan
vaardbaar is. Dat lijkt mij een normalere procedure
dan er op voorhand een weg door te plannen en het
rijk dan een plan te laten maken. Misschien kan het
architectenteam de zaak wel zo in elkaar zetten dat
het economischer is. Ik kan mij niet voorstellen dat
deze schets een weldoordachte zaak is van een econo
mische opzet van een toekomstig universiteitscomplex,
want ik dacht eigenlijk dat wij nog bij lange na niet
weten wat er ongeveer gepland moet worden; ik dacht
dus dat dit een kwestie van het rijk was en niet een
kwestie van ons.
Nogmaals, als wij het alternatief van een braaklig
gend stuk grond, waarop voor 1979 volgens zeggen
van het rijk niet gebouwd zal worden, niet inbrengen
dan schieten wij tekort want dan breken wij op voor
hand een stuk groen af, waarvan ik wel zeg dat het
moet verdwijnen als het absoluut noodzakelijk is. Ik
zie op dit moment echter die noodzaak niet.
Ik vraag mij af of deze hele zaak overlegd is met
de Rengersparkcommissie en het bestuur van de Kin
derboerderij. Dit is niet een punt dat pas sinds kort
op ons afkomt; ik herinner mij dat enkele maanden
geleden al in de Onderwijscommissie over deze drei
ging gesproken is. Hebt u als college inderdaad over
leg gepleegd met het Ministerie van Onderwijs om tot
een uitruil van het terrein van de Rijksscholengemeen
schap te komen? Hebt u op de gronden die ik ge
noemd heb duidelijk gemaakt dat het misschien niet
wenselijk is dat deze leeftijdsgroepvermenging plaats
vindt en dat het waarschijnlijk beter zal zijn de Rijks
scholengemeenschap ergens anders te situeren Als
u het niet gedaan hebt dan raad ik u aan het alsnog
te doen. Ik vind met mevr. Brandenburg dat wij op
het ogenblik te snel een beslissing moeten nemen over
iets dat eigenlijk nog wat meer nadenken vergt. Mevr.
Brandenburg heeft gezegd dat de Rijksscholengemeen
schap misschien in het centrum kan blijven. Ik weet
dat niet. Het zou een mogelijkheid zijn. Er is daar
inderdaad ruimte, maar ik weet niet of het rijk het
acceptabel zal vinden om de oude school, die overigens
naar ik meen van de gemeente is, zover op te knappen
dat die bruikbaar is. Het grote nadeel van een school
in de binnenstad is dat die nooit en te nimmer de be
schikking zal hebben over eigen sportterreinen. Dat
is een punt dat ernstige overweging verdient. Een
middelbare school met modern sportonderwijs moet al
tijd vanuit het centrum naar de periferie van de stad
om op de velden sport te bedrijven; dat is een groot
nadeel. (De heer Heidinga: De school heeft wel een
eigen jachthaventje.) Ja, wij hebben een eigen jacht
haven met 10 voortreffelijke jachten die wij bij gele
genheid zullen inbrengen in het Groene Sterplan. Er
zitten ook wel voordelen aan een middelbare school in
het centrum. Wij hebben een onderwijsgebied van
150.000 inwoners, waarvan 80.000 in de stad en
70.000 buiten de stad. Dat betekent dus dat vooral
situering van middelbare scholen vervoersproblemen
geeft wat ook nog wel eens nadere overweging ver
dient. Maar ik dacht dat ik daarmee buiten de orde
zou komen.
De heer Heidinga heeft gelijk als hij zegt dat er
20 ha groen overblijft als je de Kinderboerderij naar
het westen verplaatst. Maar ik dacht dat wij er op
het ogenblik toch wel rekening mee moesten houden
dat voor dat stuk groen al weer enkele vage plannen
zijn misschien zijn ze al niet eens zo vaag meer
o.a. wat betreft een buiten- en een binnen-manege.
Dat kost allemaal ruimte en die zal ook in dat groen
gebied gezocht moeten worden. Op een gegeven ogen
blik zullen wij toch alles tegen elkaar af moeten we
gen. Ik vind daarom de beslissing die b. en w. van
avond van ons vragen op dit moment onverantwoord.
De heer Van der Wal: Het was op 18 april j.l. dat
wij in de Commissie Ruimtelijke Ordening voor het
eerst werden geconfronteerd met de brief van het Mi
nisterie van Onderwijs en Wetenschappen waarin zou
staan dat er plotseling meer grond nodig zou zijn en
dat het complex niet op het terrein vlak achter de
Spanjaardslaan zou kunnen, maar dat wij nu plotse
ling naar de Dammelaan zouden moeten om daar de
benodigde 3*A ha te vinden. Daarbij kwamen wij dus
ook op het terrein van de Kinderboerderij terecht,
13
maar daar kom ik direct nog wel even op terug. Ik
heb de brief van het ministerie eens goed gelezen en
daarin zie ik een passage staan: „Op grond van voor
gaande vooruitzichten menen wij dat de eerste be
hoefte aan grond overeen komt met uw voorlopige aan
bieding van 18 november 1974" dus ongeveer een
halfjaar terug „n.l. op 3M ha." Even verderop in
de brief staat: „Het door u voorlopig aangeboden ter
rein van 3% ha voldoet in velerlei opzicht aan de door
ons gestelde en te stellen eisen. De ligging t.o.v. de
stad is gunstig, evenals de eventuele uitbreidingsmo
gelijkheden. Voor het rijk is slechts onaanvaardbaar de
afkalving van delen van het perceel t.b.v. een ver
bindingsweg." Nu begrijp ik het niet helemaal. De
gemeente heeft dus op 18 november 1974 een gebied
van 3% ha aangeboden aan het rijk en ik neem aan dat
dat het gebied was dat vlak achter de Spanjaardslaan
ligt. Als ik nu op het kaartje kijk dat ik heb overge-
tekend van de grote kaart die ter inzage lag dan blijkt
nu dat dat gebied maar 1,9 ha is en dat het terrein
van de ijsbaan 2,8 ha is. Ik begrijp niet waar toen een
aanbieding van 3% ha weg gekomen is. Of het is een
enorme blunder geweest een rekenfout of weet ik
wat of er is toen een heel andere indeling van het
gebied bedacht. Ik wil daar graag opheldering over,
want er wordt maar steeds gesuggereerd dat deze
brief nu plotseling alles overhoop gooit en dat wij nu
plotseling 3% ha beschikbaar moeten stellen.
In het voorstel dat voor ons ligt zouden wij dus nu
die 3% ha of 3,6 ha voor een zeer groot gedeelte moe
ten vinden op het terrein van de Kinderboerderij en
juist op het gedeelte dat je het kerndeel zou kunnen
noemen; het is in ieder geval het meest beschutte deel
van de Kinderboerderij. De heer Heidinga spreekt over
een stukje van de Kinderboerderij, maar dat is niet
waar. Het is inderdaad zo dat de Kinderboerderij zelf
niet behoeft te worden afgebroken, maar het gebouw
komt wel in een onmogelijke positie te staan, want
het komt net aan de toekomstige erfscheiding te staan.
Verder komt hij dan precies verkeerd om te staan. U
weet ook wel dat de Kinderboerderij 's winters dicht
is en dat het woonhuis permanent bewoond is; het
toezicht is 's winters en in de andere sluitingstijden
op deze manier het best geregeld. Als wij gaan uit
breiden in westelijke richting dan wordt, afgezien van
alle andere bezwaren die er aan kleven het is een
kaaj gebied, het is een weidegebied dat een goed uit
zicht geeft het toezicht tijdens de sluitingstijden
van het complex echt moeilijk. De manier waarop het
bestuur van de Kinderboerderij door b. en w. voor
een voldongen feit werd geplaatst is o.i. strijdig met
de gebruikelijke overlegsituatie.
In de brief van het ministerie van 11 april j.l. werd
gesuggereerd dat, als de wensen niet ten volle zouden
worden gehonoreerd, wellicht één van de part
ners zich uit het project zou terugtrekken en naar
een andere vestigingsplaats zou omzien. Kunt u mee
delen welke van de partners zich eventueel zou terug
trekken en hoe reëel dit gevaar zou zijn? Ik heb heel
andere berichten gehoord, n.l. dat dat eigenlijk in dit
stadium gewoon al niet meer kan, dat het overleg al
zo ver is gevorderd dat dat een irreëel gevaar is. Ik
vind het ook eep ietwat naar chantage riekend argu
ment; en daarop rust uw hele voorstel: Wij moeten
nu plotseling, anders gaan ze weg. Het wordt ook wel
het Drachtster spook of het Drachtentrauma genoemd.
In de raadsbrief schrijft u dat de 3 onderwijsinstel
lingen zich met de plaatswijziging kunnen verenigen.
Uit de brief van de akademieraad van de Agogische
Akademie blijkt echter overduidelijk dat dat geenszins
het geval is, omdat door uw voorstel o.a. de belangen
van de Kinderboerderij onherroepelijk worden jge-i
schaad. Ook de akademieraad pleit voor uitstel ten
einde meer tijd te krijgen voor overleg met alle be
trokkenen. Ondertussen is er ook een lijst met hand
tekeningen gekomen van de studenten van de Ago
gische Akademie. Ik wil mij vooral aansluiten bij het
laatste zinnetje: „Het is toch wel tegenstrijdig dat
een welzijnsvoorziening als de Kinderboerderij plat ge
walst moet worden voor de opleidingen waar zoveel men
sen zich bezig houden met het bevorderen van het
welzijn."
Verreweg de beste oplossing die wordt tot nu toe
door elke spreker uit de raad voorgesteld lijkt ons
om grondruil aan te gaan met het rijk en wel zo dat
het terrein waar nu de Rijksscholengemeenschap is
gepland kan worden benut voor de bouw van de 3
hoger onderwijsinstellingen. KJunt u mededelingen
doen over de termijn waarop dit terrein gebruikt zou
moeten worden voor de bouw van de Rijksscholenge
meenschap? Ik heb vernomen de heer Schaafsma
heeft dat ook min of meer bevestigd dat de bouw
de eerste 5 jaar nog niet te verwachten valt, sterker
nog, dat er ernstige twijfel gerezen is t.a.v. de nood
zaak van nieuwbouw op deze schaal, omdat het toe
komstige leerlingenaantal sterk schijnt terug te lopen.
Het lijkt ons om al deze redenen niet juist vanavond
over deze zaak een beslissing te nemen. Het voorstel
om deze zaak uit te stellen en te komen tot nader
overleg met alle betrokkenen zullen wij steunen; ik
heb de motie ook mee-ondertekend. Als de beste op
lossing voor de gerezen problemen zien wij de bouw
van het complex voor de hoger onderwijsinstellingen
op het terrein dat nu nog bestemd is voor de „du
bieuze" bouw van de Rijksscholengemeenschap. In
ieder geval staat voor ons vast dat de bouw van het
door ons allen gewenste scholencomplex niet ten koste
mag gaan van het huidige zeer fraai beplante Kinder
boerderijterrein.
De hear Singelsma: It idéael om in eigen Fryske
universiteit to hawwen is nei it opheffen fan de Frjen-
tsjerter Akademy yn 1811 altyd libjen bleaun. Doe't
de akademy yn 1585 troch de Steaten fan Fryslan
stifte waerd wie it yn it bigjin neat oars as in semi-
naerje foar de oplieding fan de doe breanedige dümnys.
De roomske tsjerke hie, sa't men witte kin, dér foar-
tiid net it measte oan dien. (Laitsjen) (De heer Ten
Brug (weth.): Later ook niet.) Dat dit seminaerje
ta in folsleine universiteit of leaver ta in universiteit
mei fjouwer fakulteiten ütgroeije koe wie it goed wurk
fan Eilardus Reinalda en de steedhalder Willem Loa-
dewyk. En hwerom kaem dy universiteit doedestiids
yn Frjentsjer en hwerom net yn Ljouwert soe men jin
óffreegje kinne. De ienfaldige reden wie dat yn
Frjentsjer jild wie üt de bisittingen fan it kleaster-
goed en dat men in gebou hie fan it Krüshearekleaster
dat nei de Herfoarming syn funksje forlern hie. Sjoch,
it binne foar in part deselde eleminten dy't doe in
rol spilen en nou ek jitte. Doe yn it bigjin it forlet fan
dümnys, letter fan juristen, dokters en filologen, dy't
mei it gesicht bipaelden fan it histoaryske Fryslan.
Mar as bykomstich forskynsel boun de akademy tal
fan lju dy't hwat yn de marse hiene, musykünderwi-
zers, lektoren, taellju oant dounsmasters en skerm-
masters ta. En soks jildt nou wer. Dat der doe ek
skaetkanten wiene fomimt men üt de klachten dy't
faker as ien kear heard waerden oer de rügens en it
süpen fan de studinten. It moat sein wurde, ek de
theologen bikweadigen harren déroan. „Zuipacademie"
wie doe de namme dy't hüsriem wie, yn dat part fan
Fryslan net allinne mar yn hiel Fryslan. It fleis wie
doe ek jitte swak. Dat de heechleararen yn de theo
logy it faek net mei inoar iens wiene oer de wiere
religy late ta in „furor theologicus". Dizze negative
kanten fan in universitaire fêstiging sille wy hjir ek
grif mei to meitsjen krije. Allinne, it sil dan wol net
in „furor theologicus" mar in „furor soeiologicus" wur
de. Ommers, ien fan de trije ünderdielen is de Ago-
gyske Akademy, in ynstitüt dêr't wethalder Rijpma
op 15 april fan sei: „De studinten moat leard wurde
hoe't se de minsken manipulearje kinne." Ik mei
graech foaroansteande minsken sitearje. (Laitsjen)
Mar ek hjir sil der wol gjin ienriedigens wêze oer it
ierdske paradys dêr't wy mei mekoar op ta moatte.
Ik praet mar net oer de oare skaetkanten, ntl. in
mooglike üntfryskjende ynfloed dy't fan sokke fêsti-
gingen ütgean kin, en ek net oer üs foarkar fan in
Frysk-Ingelsktalige talenakademy dêr't wy faker as
ien kear propaganda foar makke hawwe. Soks is
efterhelle. De wurkgroep üt de ryksuniversiteit to
Grins en de Kommisje foar wittenskiplik ünderwiis yn
Fryslan hawwe gjin heil sjoen yn in folsleine universi
teit of in fertikale fordieling yn ófsünderlike hege-
skoallen of fakulteiten, mar mear foar in nij type
field hweryn de opliedingen foar akademyske eksa-
mens mei in earste fase öfsluten wurde yn kombinaesje
mei dy foar h.b.o.-eksamens. Net de foarkar fan de