De heer Buising: Nog even heel kort. Ik heb nog met zoveel woorden gevraagd of het gemeentebestuur ook min of meer een toezegging aan de mensen heeft gedaan. Daar gaat de wethouder niet recht streeks op in. De heer Ten Brug(weth.): Dat heb ik, dacht ik, wel gedaan. Ik heb tegen de oudercommissies gezegd dat wij zullen proberen om een boventallige leerkracht te krijgen. Wij hebben ook een aan vraag ingediend. Dat is een toezegging geweest. Ik heb ook toen gezegd dat de beslissing hierover niet bij ons ligt. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 12, 13 en 14 (bijlagen nos. 148, 149 en 151). De heer Bouma: Mijn fractie is op zichzelf verheugd dat deze posten op de begroting staan want dit is eigenlijk, voor een deel althans, min of meer een uitvloeisel van de besprekingen die wij heb ben gehad over het beleidsplan 1975-1978. Ondanks de verheugde stemming over het feit dat dit nu een uitwerking daarvan is vragen wij ons toch wel af wat de waarde is van de besluiten die wij van avond eventueel zullen nemen onder de punten 12, 13 en 14, te meer omdat wij in een eerdere situatie meer dergelijke besluiten hebben genomen die nog steeds wachten op uitvoering. Wij hebben namelijk o.a. bij de behandeling van het binnenstadsplan nogal aangedrongen op snelle uitvoering. Er is zelfs een motie van de heer Heidinga uitgerold die zegt dat wij meer aandacht moeten besteden aan de binnenstad. Als wij zeggen dat wij aandacht moeten besteden aan de binnenstad dan betekent dat ook dat wij aandacht moeten besteden aan de belangen van de inwoners. Er is b.v. in 1973 een subsidie-aanvraag gedaan voor de begeleiding van de binnenstadsbewoners en die subsidie-aanvraag van 1973 is in augustus 1974 goedgekeurd door C.R.M. en door de raad; die goedgekeurde besluiten wachten nog steeds op uitvoering en waren in mei 1975 nog steeds niet goedgekeurd door g.s. Je zou je af kunnen vragen: Wat doen wij daar aan? Dat is zeker de vraag, want op deze manier begin je te twijfelen aan de waarde van hef nemen van dergelijke besluiten. Ook t.a.v. de nu gedane voor stellen komt de vraag op welke waarde wij moeten hechten aan dergelijke besluiten; wanneer komen ze tot uitvoering, wat doen wij er in werkelijkheid mee? Je zou je ook af kunnen vragen welke waarde de planning heeft die de D.S.O. gelukkig heeft gemaakt m.b.t. al deze gebieden. De D.S.O. heeft inzijn planning ook aangegeven hoe men dit tot uitvoering denkt te brengen; er zijn projectgroepen gestart en daarnaast moeten contactgroepen van start gaan. Maar die contactgroepen zitten op geld te wachten. En zo kom ik weer terug bij de initiatiefgroep van de binnenstad. Als er geen coördinatie is tussen D.S.O. en S.Z.W. en S.Z.W. niet kan zorgen voor tijdige financiering van de begeleiding dan vraag ik mij af welke mogelijkheid er nu nog is om deze zaak van de grond te krijgen. Er moeten toch mogelijkheden zijn. Dringt men bij g.s. wel genoeg aan op goedkeuring van deze posten? Het gaat toch om posten die echt geen grote kapitalen vergen. Als je ziet dat deze posten op het ogenblik worden uitgevoerd voor de helft met rijkssubsidie en voor de helft met gemeentelijk subsidie, dat van het gemeentelijk subsidie nog eens 80% in rekening kan worden gebracht bij het rijk en dat er zelfs een bijzonder rijkssubsidie is aangevraagd waardoor slechts 2% voor rekening van de gemeente blijft, dan gaat het om zulke luttele bedragen dat je je afvraagt hoe het mogelijk is dat men geen kans ziet om de goedkeuring van g.s. te bevorderen. Ik vraag u dus welke stappen er van de zijde van S.Z.W. ondernomen zijn om deze goedkeuring te verkrijgen en welke stappen er worden onder nomen om eventueel met machtiging van g.s. over deze bedragen te mogen beschikken, zodat men voorlopig althans tot hef verstrekken van voorschotten kan overgaan. Mevr. Visser-van den Bos: Ik wil mij bijzonder graag aansluiten bij het betoog van de heer Bouma, omdat dezelfde kwestie ook ons nogal bezig gehouden heeft. Wanneer wij werkelijk willen dat de achterblijvende buurten van Leeuwarden en de buurten die nodig opgeknapt moeten worden geacti veerd worden dan moeten zij ook begeleid worden. Wanneer wij in de raad deze zaak hebben aan genomen dan is het ook nog nodig dat die tot uitvoering kan komen. Aan het betoog van de vorige spreker hoef ik wat de duidelijkheid betreft werkelijk niets toe te voegen. Ook wij willen graag weten wat u kunt doen om te zorgen dat de beslissing van de raad ook werkelijkheid wordt. De heer Weide (weth.): Ik ben de raad dankbaar voor het feit dat hij verheugd is dat ook deze voor stellen vanavond in de raad worden behandeld. Er is zowel door de heer Bouma als door mevr. Visser een zekere verontrusting uitgesproken t.a.v. de uitvoering van de betreffende besluiten. Die veroni- rusting delen wij. Het is inderdaad een bijzonder vervelende zaak dat g.s. de posten waarop de heer Bouma doelde nog niet hebben goedgekeurd. Wij hebben daarover ook meerdere malen contact met hen gehad. Een paar van de posten die de heer Bouma noemde waren nog in behandeling voordat hef beleidsplan definitief was vastgesteld. In dat kader was hef toen gewijzigd beleid en u zult zich nog wel herinneren dat wij in het kader van gewijzigd beleid bijzonder moeilijk, ja zelfs helemaal geen goedkeuring voor welke post dan ook, hoe hoog of hoe laag die ook was, konden krijgen. Het beleids plan is inmiddels vastgesteld en g.s. zijn in deze wat toleranter geworden. Wij hopen en vertrouwen dat de goedkeuringen nu op zeer korte termijn zullen komen en dat g.s. nog voor de zomervakantie een aantal goedkeuringen zullen afgeven t.a.v. een aantal besluiten die wij hier in het verleden hebben genomen. Als de heer Bouma het op prijs stelt dat ik de besluiten noem waarop wij goed keuring verwachten dan moet hij dat maar even zeggen. Ik wil nog even opmerken dat alles wat door de raad is vastgesteld in de aanvullende subsidienota 1974 nog niet de goedkeuring van g.s. heeft. G.s. hebben gezegd dat wij eerst het beleidsplan moeten vaststellen zodat zij in het kader van hef totale beleid het geheel kunnen beoordelen. N.a.v. telefoongesprekken van vorige week en vanmiddag hebben wij goede hoop dat er op zeer korte termijn goedkeuringen af zullen komen. Bovendien is mij meegedeeld dat C.R.M. zeer binnenkort zal beginnen met bevoorschotting van een aantal van deze posten. De heer Bouma: Ik ben blij met hetgeen de wethouder heeft gezegd al moet ik er direct bij con stateren dat het een toezegging van zijn kant betreft die op geen enkel feit gebaseerd is. De wet houder zegt dat hij bij g.s(De heer Ten Brug (weth.): G.s. doen in deze zaal natuurlijk geen toezeggingen.) Nee, in deze zaal niet. De heer Ten Brug zal met zijn interruptie wel gelijk hebben, maar ik vind deze zaak te ernstig om met een grapje af te doen. Ik kom dan nogmaals terug bij mijn uitgangspunt. Als wij niet sneller kunnen werken dan vraag ik mij af of wij straks toch niet weer in de toestand verzeilen dat de plannen klaar zijn, dat ze aan de bevolking worden voorgelegd en dat de bevolking gewoon niet zo ver is dat zij de plannen in alle redelijkheid kan beoordelen. Dan gaan wij zo langzamerhand weer toe naar de situatie waarbij een plan klaar gemaakt wordt dat er dan in één of twee avonden door middel van hearings doorgejaagd moet worden. Het is niet de bedoeling van al deze voorstellen om weer op die manier te werk te gaan. Nogmaals, de wethouder heeft geen enkel concreet punt genoemd. Hij zegt alleen dat het wel goed komt. Dat verhaal hebben wij echter meer gehoord. De Voorzitter: Ik zou wel graag een meer algemene opmerking willen maken. Eén van de nare conse quenties van het zijn van artikel 12-gemeente is - dat wisten wij ook allemaal - dat wij bijzonder lang moeten wachten op goedkeuringen van g.s. voor nieuwe objecten die wij voorstellen. Wij hebben nu een beleidsplan ingediend met een sluitende begroting voor 1976. Wij hebben in dat kader ook hef tekort op de begroting 1975 aanzienlijk kunnen verlagen vergeleken met de begroting die de raad aanvankelijk vaststelde. Wij hebben de stellige verwachting dat na deze operatie g.s. echt binnen afzienbare tijd de begroting 1975 met een aanzienlijk verlaagd tekort zullen goedkeuren. En vanaf dat moment zullen wij verscheidene beslissingen sneller goedgekeurd kunnen krijgen dan in hef ver leden het geval was, echter onder één grote voorwaarde, n.l. dat wij er voor zorgen dat wij hef evenwicht in de begroting handhaven. Dat is natuurlijk een absolute voorwaarde, want op hef moment dat wij dat evenwicht verstoren komen wij weer terecht in de oude situatie en zullen g.s. weer - dat is ook hun taak - zeer terughoudend zijn met het geven van goedkeuringen. De wethouder kan inder daad niet meer zeggen dan dat wij steeds bij g.s. aandringen op het goedkeuren van verschillende posten. Verschillende punten waarvanwij menen dat zij echt niet langer kunnen wachten maken wij steeds weer aanhangig om daarvoor goedkeuring te krijgen. Ik kan bepaald niet zeggen dat g.s. zo erg ondersteboven zijn van onze jammerklachten. Ik constateer nu alleen maar wat onze ervaring is. Zij zeggen steeds: Maak de begroting maar sluifend. Dat hebben wij dus ondertussen gedaan en wij hopen dat de machine binnenkort wat dit punt betreft weer aanzienlijk vlotter gaat draaien. Meer concreets valt er op dit moment niet over te zeggen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 15 (bijlage no. 147). De heer Buising: Met de totstandkoming van de Stichting Beeldende Kunst Friesland is mijn fractie zonder meer tevreden. Hetzelfde geldt voor de wijze van financiering voor zover deze tenminste de gemeente Leeuwarden aangaat. Er is een lange tijd van voorbereiding en onderhandelingen aan voor afgegaan, medewerking van provinciale zijde is lange tijd een onzekere factor geweest, maar nu is alles dan in kannen en kruiken, tenminste formeel. En nogmaals, daar zijn wij tevreden mee,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 3