12
eigen graf te graven, zijn eigen carrière in de waagschaal te stellen; dat doet niemand. Eén van de
eerste punten waar het mogelijkerwijze op stuk kan lopen en waar wij dus eigenlijk mee zouden moe
ten beginnen is de personeelsproblematiek en dan zitten wij ogenblikkelijk met het punt van de ver
schillende status van het personeel bij de drie huizen. Mevr. Brandenburg heeft namens de P.v.d.A.
gezegd dat de overheidsstichting daarom het uiterste is waartoe die fractie kan gaan. Ik weet dat niet.
Ik kan mij voorstellen dat er andere mogelijkheden zijn. Ik dacht ook dat dat in de eerste fase thuis
hoort. Immers, wat wordt er op dit moment van ons gevraagd. Er wordt van ons gevraagd dat wij in
principe akkoord gaan met het uitgangspunt zoals het in deze raadsbrief is neergelegd. Dat betekent
dat je wel aan het college de opdracht kunt geven: Wij willen graag onderzocht hebben of die of die
rechtsvorm de meest prettige is om de hele zaak in onder te brengen. Ik weet niet of de overheids
stichting de beste oplossing is. Ik heb er niet zoveel verstand van. Wij hebben niet zo lang geleden
ook de N.V. Frigas opgericht; dat is een vorm van een overheids-n.v. Ik dacht dat er nog wel meer
mogelijkheden waren, waarbij je personeel inbrengt dat de ambtenarenstatus kan behouden. Ik kan
mij voorstellen dat de positie van de ambtenaar van Triotel ook op een andere manier bewaard kan
blijven. Waar wij wel aan hechten is dat eens verworven rechten blijven gehandhaafd. Men heeft
tenslotte gesolliciteerd naar een functie bij Triotel, de baan gekregen en daarmee rechten gekregen
die moeten blijven bewaard. Dat moet een heel duidelijk punt zijn. U hebt daar in de raadsbrief ook
helemaal geen twijfel aan laten bestaan.
Juist omdat u aan het eind van de raadsbrief zegt: "Zodra het verdere overleg daartoe aanleiding
geeft komen wij op deze zaak terug." is het voorstel dat u doet voor onze fractie volkomen accep
tabel, met dien verstande dat ik enkele opmerkingen heb gemaakt m.b.t. punten die volgens ons niet zo
duidelijk zijn. Maar in de eerste fase is er de mogelijkheid daar op terug te komen. Het moet ook
allemaal nog; het kan best zijn dat de hele problematiek m.b.t. financiën, personeel, nieuwbouw-
affaire enz. ons voor onvoorstelbaar veel moeilijkheden zal plaatsen en dat wij nog verschillende
malen in de raad over deze zaak zullen moeten spreken. Daarom vinden wij het punt van wel of niet
een overheidsstichting op dit moment niet zo urgent. Deze kwestie kan in de eerste fase in het
gezamenlijk overleg, dacht ik, veel beter nog eens uitgespit worden; het kan best zijn dat blijkt dat
een andere rechtsvorm plezieriger is. Laten wij eerst maar eens afwachten wat er in de eerste fase
wordt afgesproken. Dat komt dan nog wel in de raad.
De heer Bouma: Er is door 2 sprekers ingegaan op het uitgangspunt dat mevr. Brandenburg heeft
genoemd, ook mede t.a.v. het personeelsbeleid. Daaruit blijkt al dat het eigenlijk jammer is dat er
in de Commissie G.O. nog nooit met een woord is gesproken. De heer Jansma heeft gewezen op de
N.V. Frigas, maar de situatie is bij de N.V. Frigas heel anders; daar ging het om een aantal over
heidsinstellingen die bij elkaar stapten, daar ging het om mensen die ambtenaar waren en bleven in
de zin van de Pensioenwet. (De heer Jansma: Niet allemaal; Barradeel niet.) De N.V. Frigas is
eigendom gebleven van de gemeenten al is het dan een n.v. Wat de Fram aangaat, een aantal parti
culiere busondernemingen zijn opgeheven, maar het personeel in dienst van de Fram was en is ambte
naar in de zin van de Pensioenwet. Ik wil niet zeggen dat ik over deze problemen de wijsheid in
pacht heb; de heer Schaafsma zegt ook dat hij het niet precies weet en ik denk dat de heer Jansma
het ook niet precies weet. Het lijkt mij echter wel goed dat, als wij over personeelsproblemen gaan
praten, wij weten waar wij over praten; deze kwestie zou m.i. eens moeten worden uitgediept in de
Commissie G.O.
De heer De Vries (weth.): Ik zou graag willen beginnen met aan te sluiten bij datgene wat de
heer Jansma aan het eind van zijn betoog heeft opgemerkt n.a.v. het verslag van de vergadering van
de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid, waarin geconstateerd wordt dat de weinige voortgang
van het overleg tussen de Leeuwarder ziekenhuizen om tot integratie en samenwerking te komen voor
de gezondheidszorg in Leeuwarden en de regio van funeste aard is. Ik ben het daar volledig mee eens.
Wij zijn al jarenlang aan het overleggen en wij weten allemaal hoe goed een fusie zal zijn, maar ik
heb wel eens het gevoel dat wij vergeten dat in dit hele proces de patiënt centraal moet staan en dat
wij, redenerend vanuit de zieke mens, gewoon met elkaar de plicht hebben te zoeken naar de meest
geschikte oplossing, los van alle mogelijke sentimenten of historische verbindingen in welke richting
die ook liggen.
Mevr. Brandenburg is begonnen met een vrij gedetailleerd overzicht te geven hoe het overleg zich
heeft ontwikkeld. Ik heb daar niets aan toe te voegen, ik heb geen onvolkomenheden kunnen ontdek
ken in haar opstelling. Zij heeft de zaken juist weergegeven wat het verloop van het overleg betreft
en zij komt tot de conclusie dat haar fractie meent dat wij al in dit stadium zullen moeten kiezen
voor een overheidsstichting.
13
Het is u uit de stukken die ter inzage lagen wel duidelijk geworden dat het overleg van het col
lege met de afzonderlijke ziekenhuisbesturen niet zo gemakkelijk is geweest. Er zijn nogal wat mis
verstanden geweest, er waren nogal wat barrières, er zijn opnieuw weer stellingen betrokken; uit
eindelijk is de weergave van de punten 1 t.e.m. 5 een zaak geweest die geen beslissing inhield, maar
die onder voorzitterschap van de voorzitter van onze raad zijn gekozen als uitgangspunten om te
komen tot een hernieuwd overleg. U weet allemaal hoe dat gebeurd is; het is pas nog eens weer gere
leveerd. Deze 5 punten zijn dus geen beslissingen, maar uitgangspunten voor het verdere overleg.
Het college heeft zich nog totaal niet verdiept in de vraag welke rechtsvorm hier in het geding
zou moeten zijn. Ik beschouw eigenlijk op dit moment de verklaringen van de verschillende fracties
dan ook het liefst als punten van overweging die wij in het verdere overleg, ook als beheerscommissie
van Triotel, straks mee zullen nemen. In de beheerscommissie - u weet allemaal wie daarin zitting
hebben - zullen telkens opnieuw de resultaten van het overleg teruggekoppeld moeten worden èn via
de commissie terug naar het college van b. en w. èn via het college van b. en w. terug naar de raad.
Ik zou het liefst mee willen gaan met de opstelling zoals de heer Schaafsma die heeft gekozen. Laten
wij eerst eens met elkaar in zee gaan, het overleg beginnen in de eerste fase en van daaruit proberen,
rekening houdend met de gevoelens, verlangens en wensen die door u zijn geuit, te komen tot een
overleg waarin wij stap voor stap zullen proberen de zo nodige integratie en de nieuwbouw van het
Diakonessenhuis te realiseren. Ik dacht dat dat op zichzelf een uitgangspunt biedt waarin de raad nog
op alle mogelijke momenten terug kan komen met aanvullingen, amendementen en aanbevelingen.
Daarom is het op dit moment m.i. onverstandig als wij ons t.o.v. de andere 2 partners die toch ook
een stem, en een belangrijke stem, in dit kapittel hebben reeds keihard vastleggen. Wij willen dit
graag in het overleg betrekken. Ik ben daarbij overigens wel gevoelig voor de argumentatie van mevr.
Brandenburg dat de gemeenteraad als de belangenbehartiger van de gezondheidszorg in de gemeente
dient te fungeren. Dat is een belangrijke plicht van de raad. Die plicht is niet primair aan particuliere
instellingen opgedragen hoewel het uiteraard op zichzelf een positief element is dat deze instellingen
door de decennia heen op een voortreffelijke manier vorm en inhoud hebben gegeven aan een stuk
gezondheidszorg in onze stad. Dat doet niets af aan de waardering die wij hiervoor hebben. Maar
anno 1975 is het naar mijn gevoel acceptabel dat je toch als gemeenteraad zegt: Wat er ook zij, wij
zullen ergens moeten proberen om de democratische controle op het functioneren van een instituut
als de gezamenlijke ziekenhuizen die in één kader verder gaan te leggen bij de enige instantie die in
onze gemeente verantwoordelijk gesteld kan worden, n.l. bij de gemeenteraad, het platvorm waar wij
namens de totale bevolking spreken. Maar nogmaals, ik zou mij daar op dit moment niet op vast wil
len leggen, ik zou het graag mee willen nemen naar het verdere overleg waarin mevr. Brandenburg,
mevr. Willemsma en de heren Schaafsma en Jansma rechtstreeks betrokken zullen zijn.
Mevr. Visser is begonnen met een compliment aan het adres van de voorzitter van de raad. Ik wil
dit op dit moment graag onderstrepen. Zij heeft gezegd: Ga eerst maar eens proberen het hele proces
in een open sfeer verder te brengen. Zij heeft gewezen op het belang van een goed overleg met de
vakorganisaties en ik ben het daar van harte mee eens.
Ik kom dan meteen terecht bij de opmerkingen die door verschillende raadsleden gemaakt zijn m.b.t.
het personeeIHet college heeft in januari 1.1. een ambtelijke werkgroep ingesteld die als plicht had
te rapporteren over de aspecten die verbonden zijn aan het in het leven roepen van een overheids
stichting. Deze werkgroep is een heel eind gevorderd met de werkzaamheden maar is nog niet hele
maal klaar; men is op het ogenblik, naar ik mij heb laten informeren, bezig om de uitgangspunten en
de resultaten van het overleg nog eens voor te leggen aan de Pensioenraad zodat men in de rappor
tagemidden in de roos zal schieten. De heer Jansma heeft gewezen op een vorige commissie die er
geweest is. Het is inderdaad zo dat er in de tijd dat Triotel en het Diakonessenhuis samen overlegden
om te komen tot een integratie van die 2 ziekenhuizen een aantal werkgroepen zijn geweest waar
onder ook een werkgroep voor personeelsvraagstukken. Bij die werkgroep waren in die tijd ook de
vakorganisaties ingeschakeld. Wij meenden dat op dit moment het inschakelen van de vakorganisaties
nog geen zin had. Wij wilden ons eerst laten informeren. Maar ik verzeker u dat, wanneer de raad
vanavond akkoord gaat en ons machtigt tot verder overleg te komen, wij zullen beginnen met het
rapport van de ambtelijke werkgroep ter beoordeling voor te leggen aan de vakorganisaties.
Ik moet nog even terug naar mevr. Visser die gezegd heeft dat zij bij de stukken wel een brief
heeft gevonden van het Diakonessenhuis maar niet van het Bonifatiushospitaal; heeft men daar dan
niet gereageerd? Dat heeft men wel gedaan, maar dat is telefonisch gebeurd. Het overleg met het
Bonifatiushospitaal was eigenlijk op de avond dat het college het bestuur ontmoette al zo ver gevor
derd dat men op dat moment al durfde te zeggen: Wij gaan akkoord. Maar men wilde het toch nog
wel graag bevestigen en dat is inderdaad gebeurd aan het adres van de voorzitter van de raad.
Ik kom nu op de opmerkingen van de heer Schaafsma. Ik ben het met hem eens dat die besluiten-