centrale op zich niet zo'n vrijblijvende zaak is. Daar zullen inderdaad vrij vérstrekkende besluiten moeten vallen en het is misschien inderdaad mogelijk dat reeds in de eerste fase van het overleg getracht wordt een rechtspersoon in het leven te roepen die deze zaken verder kan regelen, een rechtspersoon die ook in de eindfase verder zou kunnen functioneren. Maar ik zou mij op dit moment ook eigenlijk van verdere beschouwingen in deze richting willen distantiëren, want dit zijn allemaal dingen die in het verdere overleg stuk voor stuk weer boven water komen. De heer Schaafsma heeft m.b.t. de personeelsproblematiek gezegd dat wij van de personeelsleden niet mogen verwachten dat zij als hun eigen grafdelvers gaan functioneren. Natuurlijk mag dat niet. Wij weten allemaal hoe de kaarten in Leeuwarden liggen. Mevr. Brandenburg heeft gewezen op het feit dat er van de kant van het rijk is gesteld dat er in Leeuwarden 200 ziekenhuisbedden te veel zouden zijn. Wanneer dat inderdaad zo is dan betekent dit dat de vormgeving van de reducering gepaard zal gaan met een stuk overleg en een stuk samenspel tussen de 3 afzonderlijke instellingen. Dit overleg geldt eigenlijk op alle punten. Mevr. Brandenburg heeft m.b.t. dit onderwerp gezegd: Moet het vanaf vanavond, wanneer de raad ja zegt, niet zo zijn dat er door geen van de ziekenhuizen meer ingrijpende beslissingen worden genomen die mogelijk voor jaren een bepaalde situatie gaan fixeren. Met die vraagstelling ben ik het wel eens, maar ook die hoort naar mijn gevoel weer thuis in het overleg voor de eerste fase. Ik kan u nog meedelen dat, wanneer u ja zegt, op 12 juni a.s. het eerste overleg zal worden gehouden. De heer Bouma is nog even teruggekomen op de opmerkingen van de heer Jansma m.b.t. de perso neelsaangelegenheden. Ik ben te onbekend met alle mogelijke situaties in de provincie die zij als voorbeeld hebben genoemd om daar op dit moment op in te kunnen gaan. Ik zou de raad graag de toe zegging willen doen dat wij juist m.b.t. de personeelsbelangen zo voorzichtig mogelijk en ook zo duidelijk mogelijk zullen trachten te functioneren in het overleg. Van de kant van de beheerscommis sie voor Triotel hebben wij dat de laatste maanden zeer nadrukkelijk gedaan; wij hebben na iedere belangrijke bespreking die tot bepaalde concrete resultaten leidde naast de directie ook de mede zeggenschapscommissie ingelicht. Wij zullen proberen om ook in het verdere overleg dat wij gaan voeren, m.n. wat betreft de verantwoordelijkheid waarvoor wij m.b.t. het beheer van Triotel staan, er voor te zorgen dat het personeel zo concreet en zo continu mogelijk wordt ingelicht over de verdere voortgang. De Voorzitter schorst, om 20.55 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21 .45 uur, de vergadering. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wil allereerst even ingaan op ie^ts dat door de heer Jansma is gezegd. Hij heeft gezegd: Wij moeten hier vanavond voorzichtig manoeuvreren; de verantwoordelijk heid voor de gezondheidszorg ligt bij ons. Dat ben ik wel met hem eens. Ik wil alleen toch ook beklemtonen dat de andere partners in het overleg die verantwoordelijkheid voor de gezondheidszorg wel degelijk met ons behoren te delen. Het ligt alleen bij de gemeente wat anders. De verantwoor dingsplicht is anders en omdat die anders is praten wij hier vanavond over. Ik wil ook nog even ingaan op wat de heer Schaafsma heeft gezegd. Hij heeft de belangrijkheid beklemtoond van de samenwerking in de eerste fase die in het geheel niet vrijblijvend is. Als wij met die eerste fase in zee gaan dan leggen wij ons eigenlijk al op heel veel terreinen erg ver vast en ik stel mij voor dat, wanneer het overleg wordt hervat, datgene wat het eerste op tafel zal komen de rechtspersoon zal zijn van het nieuwe ziekenhuisinstituut i.v.m. de positie van het personeel. Ik denk dat wij daar nooit omheen kunnen, dat wij nooit eerst allerlei andere dingen zullen kunnen regelen zonder hierover een beslissing te nemen. Wij hebben daar onze mening over gezegd. De heer Schaafsma heeft zich op een wat andere manier uitgesproken, hij heeft het wat meer in het midden gelaten; het is, denk ik, wat een nuanceverschil. Wij zoeken het dus in de overheidssfeer. Wij stellen voor dat de besprekingen, als men zo ver kan komen, verder zullen worden gevoerd en dat het punt van de rechtsvorm voor het nieuwe ziekenhuisinstituut onmiddellijk onderwerp van bespreking zal uitmaken en ook de positie van het personeel. U kent onze mening. Wij zouden graag willen dat de bevindin gen op dit punt dan voordat er verder wordt onderhandeld in de raad terug komen. De heer Schaafsma: Ik dacht dat mevr. Brandenburg terecht had opgemerkt dat wij vanavond voor zichtig moeten zijn en dat wij een grote verantwoordelijkheid hebben t.o.v. de gezondheidszorg in Leeuwarden. Ik dacht dat wij het er ook volledig over eens waren dat de zaak van het personeel één van de eerste punten behoort te zijn die in de eerste fase heel goed doorgepraat moeten worden, omdat uiteindelijk vanuit het personeel de fusie slaagt of niet slaagt. Ik dacht dat dat een duidelijke zaak 15 was. Als men het personeel niet mee heeft om met een ingreep te komen als waar wij vanavond in principe over praten dan kunnen wij het wel vergeten, dan kunnen wij alle ideeën over gezondheids zorg en optimaal functioneren van een centrumfunctie van Leeuwarden wel aan de wilgen hangen, want dan zullen wij nooit verder komen. Ik ben het dus volledig eens met mevr. Brandenburg dat dit één van de eerste punten is die ter discussie moeten worden gesteld. Op die manier kan je een opening maken naar de volgende problemen - er zijn er nog voldoende in de eerste fase - opdat wij ooit komen tot een nieuwe opzet, n.l. de tweede fase die wij voor ogen hebben. Ik geloof ook inderdaad dat er een nuanceverschil is t.a.v. hetgeen de P.v.d.A.-fractie zich voor stelt en dat wat wij ons voorstellen. Wij zeggen op dit moment: Wij hebben een uitgangspositie van waaruit de onderhandelingen van start gaan. Die uitgangspositie willen wij op dit moment niet door kruisen door op voorhand onze voorkeur voor het een of voor het ander nu uit te spreken. Wij vinden dat prematuur. Wij zijn onderhandelingspartner te ener zijde; er zijn twee onderhandelingspartners niet in ons midden. Je hoort dus op het moment dat je de zaak opent om tot overleg te geraken naar de tweede fase, met als achterban de raad - de bestuurscommissie is een hulpmiddel, een tweede niveau; de raad is het bestuur van het ziekenhuis -, met de dingen die uit de raad naar voren zijn gekomen dat overleg te beginnen. Het probleem overheidsstichting of een andere vorm dient één van de eerste punten te zijn; dat is vanavond duidelijk tot uiting gekomen in de raad. Ik vind dat de delegatie die aan de onderhandelingstafel gaat zitten daar zonder meer rekening mee moet houden. Dan komt dat in die eerste fase tot uiting en dan zal blijken of dat in die fase tot een oplossing gebracht kan worden. Ik dacht dat dat de juiste gang van zaken was en niet de gang van zaken dat wij als onderhandelingspartner als wij nog moeten beginnen al dingen in gaan brengen die in het overleg thuis horen. Ik vind dat die kwestie van de overheidsstichting daar thuis hoort en niet hier. Als de personeelskwestie wordt besproken dan zal de rechtsvorm hoogstwaarschijnlijk als één van de eerste punten worden behandeld, want je zult een opzet moeten maken. Daar ligt op dit moment nog niets van vast. Het is voor ons dan ook geen punt op dit moment. Ik dacht dat ik het wat dit betreft hierbij kan laten. De wethouder heeft nog even gesproken over de democratische controle. Ik dacht dat wij duide lijk moesten vaststellen dat er verschillende vormen van controle zijn op welk bedrijf dan ook. Vooral in de gezondheidssfeer zijn nog heel wat vormen van controle aan te wijzen die het gegarandeerd onmogelijk maken dat welk instituut dan ook ongecontroleerd zou werken door een vorm van coöptatie; dat is onzin. De gezondheidszorg zelf wordt gecontroleerd door de Inspectie van de Volksgezondheid, de economie van een ziekenhuis wordt gecontroleerd door het C.O.Z., de personeelsproblematiek wordt gecontroleerd door de ondernemingsraad. Ik dacht dat elk bedrijf, maar vooral het ziekenhuis- bedrijf, een heel grote mate van controle heeft van de overheid. Ik wil daarom toch wel stellen dat het helemaal democratisch controleren via een overheidsstichting misschien hier en daar wel waar is, maar er zitten toch ook wel kanten aan waarvan je zegt: De andere kant is niet zonder meer zonder controle; dat is per se niet het geval. Ik dacht dat dat ook geen punt hoefde te zijn; het staat hier nu ook niet ter discussie. Waar wij hier over discussiëren is: Kunnen wij op de uitgangspunten zoals die in de raadsbrief staan wel of niet beslissen om tot onderhandelingen te geraken. Ik dacht dat wij dat punt in de eerste plaats moesten vaststellen en dat wij dat punt niet moeten gaan doorkruisen met op voorhand dingen te gaan noemen die wij beslist willen inbrengen; die dingen kunnen wel genoemd worden om ter discussie gesteld te worden in het verdere overleg. Ik ben het wat dat betreft met de wethouder eens. De dingen die vanavond genoemd zijn, zoals overheidssfeer-niet overheidssfeer en rechtspositie personeel, moeten de eerste punten zijn die in de eerste fase ter sprake komen. Verder zou ik niet willen gaan. De heer Heidinga: Er zijn al weer een hele hoop woorden gespendeerd aan dit punt. Het is natuur lijk ook heel erg belangrijk, hoewel wij voor mijn gevoel eigenlijk al een beetje teveel vooruit wil len grijpen op de dingen die komen. Mijn fractie heeft voldoende vertrouwen in de mensen die voor ons tot nu toe de onderhandelingen gevoerd hebben. Als ik het mij goed herinner zijn dat wethouder Ten Brug, wethouder De Vries en de burgemeester. Naar de mening van mijn fractie hebben zij het goed gedaan en wij geven hen het volle vertrouwen om zo door te gaan. Het is o.i. zo dat onze onderhandelaars een bepaalde vrijheid moeten hebben; daar kunnen zij niet zonder. De andere part ners hebben ook een bepaalde inbreng en bepaalde wensen en verlangens en zo zullen ook onze onderhandelaars de wensen van ons naar voren moeten brengen. Mijn fractie is er helemaal niet op tegen dat de onderhandelingen er toe zouden leiden dat het nieuwe ziekenhuisinstituut een over heidsstichting zal worden, helemaal niet. Maar wij willen dat dan wel graag tot uiting zien komen in onderhandelingen. Als in het overleg blijkt dat dat de meest aangewezen vorm is dan gaan wij akkoord, niets op tegen. Wij zouden er dus wel bezwaar tegen hebben om nu onze onderhandelaars

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 8