grote objecten, maar wij moeten niet vergeten dat, hoewel wij in het beleidsplan duidelijk het accent leggen op de amateuristische kunstbeoefening - ik wijs maar even op het Kreativiteitscentrum enz. -, m.n. het Frysk Orkest, maar ook de Noorder Compagnie en nog een aantal andere objecten grote invloed hebben juist op de amateuristische kunstbeoefening. Ik denk dan ook even aan de Nota orkestenbestel die op dit moment in discussie is; daar wordt begin juli weer over gesproken in Den Haag. Naast de horizontale taken worden ook de verticale taken besproken die m.b.t. de amateuris tische kunstbeoefening duidelijk een plaats moeten krijgen. De vergelijking tussen groten en kleintjes gaat niet helemaal op hoewel er wel een kern van waarheid in zit. Dan nog even iets over de tamboer- en pijperkorpsen. De heer Buising vraagt waarom die een lager basissubsidie krijgen dan de andere korpsen. Als het subsidie voor deze korpsen op dezelfde hoogte zou worden gebracht als dat voor de harmonie- en fanfarekorpsen dan zou dat voor de tamboer- en pijperkorpsen een bijzonder grote verhoging tot gevolg hebben. Wij hebben met de in voering van deze regeling duidelijk gezocht naar een aanpassing, naar een verdeling zo gelijkmatig mogelijk over de verenigingen. De tamboer- en pijperkorpsen zijn meestal aanzienlijk groter en zijn ook totaal anders samengesteld, zij hebben andere instrumenten en het hele kostenpakket, het hele exploitatiepakket is totaal anders als dat van de harmonie- en fanfarekorpsen. (De heer Buising: Dat is het punt niet; het is de vraag of het zoveel lager is.) Zij zijn inderdaad m.b.t. het basis- en prestatiesubsidie lager gesteld dan de andere korpsen maar dat(De heer Buising: Ja, dat staat in de regeling. Maar het gaat er nou maar om of de kosten die zij maken zo anders zijn samen gesteld dan die van de korpsen en de brassbands. Mijn punt is nou: die kosten kunnen anders wezen, maar zijn die inderdaad veel lager op grond waarvan u zou kunnen zeggen: dan maken wij het basis subsidie ook maar lager.) Wij praten maar over enkele honderden guldens. (De heer Buising: Voor deze mensen is een paar honderd gulden van groot belang.) De hele opzet van de tamboer- en pijperkorpsen is totaal anders dan die van de harmonie- en fanfarekorpsen. Zij hebben zich zelf met deze regeling kunnen verenigen, dus op dit moment hebben wij er geen enkele behoefte aan een wijziging aan te brengen. Aan het adres van de heer De Leeuw zou ik willen zeggen dat wij de Culturele Raad uiteraard zoveel mogelijk zullen horen. De Voorzitter: Bij die laatste opmerking van de wethouder wil ik nog even een kanttekening maken. Ik dacht dat het zo zou moeten zijn dat wij de Culturele Raad horen als het gaat om toe passing van het uitzonderingsartikel op subsidies, maar niet als dat artikel - daar geldt het n.look voor - wordt toegepast bij de administratieve regeling. Daar zult u het vast wel mee eens zijn. Met die interpretatie gaat u akkoord? Ja? Fijn, dan is dat afgehandeld. Z.h.sf. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 23 (bijlage no. 157). De Voorzitter: De behandeling van dit punt is net als die van punt 19 uitgesteld. Punt 24 (bijlage no. 169). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. De Voorzitter schorst, om 23.00 uur, de vergadering voor de tweede pauze. De Voorzitter heropent, om 23.15 uur, de vergadering. Punt 25 (bijlage no. 173). De heer De Pree: Fractiegenoot Meijerhof zal aanstonds wat kritische opmerkingen maken t.a.v. de financieel-technische kant; ik wil graag een paar dingen zeggen met name m.b.t. een aantal zorgen die in onze fractie leven t.a.v. het voorstel van het college, zorgen die in onze fractie bij de een wat zwaarder wegen dan bij de ander, voor een aantal in ieder geval zo zwaar dat zij over wegen tegen dit voorstel te stemmen. In de eerste plaats wil ik zeggen dat ik het erg positief vind dat wij een heel rapport bij de raadsbrief geleverd hebben gekregen, zodat wij wat meer op de hoogte konden geraken van de achtergronden. Dat zou misschien wel eens wat vaker moeten gebeuren bij agendapunten. Het gaat - dat realiseer ik mij ook wel - bij deze hele automatisering niet om een puur lokale zaak zodat je volledig autonoom beslissingen kunt nemen; dat is trouwens meestal niet het geval, helaas. Er wordt ook landelijk een discussie over de automatisering gevoerd; in onze fractie leeft het gevoel dat dat wel waar is, maar dat je verplicht bent om zo'n discussie ook te trekken naar het lokale vlak, want je staat toch ook hier voor een aantal beslissingen. En dan denk ik dat het voorstel, dat hier gedaan wordt en dat afgedaan wordt in een vrij korte raadsbrief, eigenlijk niet meer is dan hef fopje dat zichtbaar is, het topje van de ijsberg; die ijsberg is dan niet direct zichtbaar. Je kunt het ook anders zeggen: dit is een eerste stapje op een lange weg waarvan je ongeveer vermoedt waar hij uitkomt en die, voor mij in ieder geval, huiveringwekkend is. Het is dan goed om je af te vragen in een gemeenteraad: Waf zijn wij nu eigenlijk, als wij praten over dit voorstel, bezig te doen? Het gaat om een nieuw systeem van informatieverwerking met - dat blijkt ook uit het er bij geleverde rapport - ongekende mogelijkheden. Allereerst iets in positieve zin, ik denk dat er niemand is die de positieve kanten daarvan op zichzelf in twijfel zal willen trekken. Maar - en ook dat blijkt zo hier en a'aar, zij het veel minder, uit hef rapport - het is een nieuw systeem dat ook ongekende gevaren in zich bergt. Je kunt zeggen: Hef gaaf voorlopig alleen nog maar om hef opslaan van gegevens en dat zal ook in de toekomst zo zijn. Er verandert niet zoveel want ook nu zijn van burgers op allerlei plaatsen persoonsgegevens bekend en opgeslagen. Dat is wel waar; op dat punt verandert er niet zoveel, behalve - en daar zit hef nu juist in; dat is dan het nieuwe waar dit raadsvoorstel de eerste stap toe is - dat op den duur - en uit het rapport blijkt dat op dat "op den duur" gemikt wordt omdat het nieuwe systeem anders überhaupt niet rendabel is - al die op verschillende plaatsen opgeslagen informatie van burgers gekoppeld kan worden. En daar gaaf het om. Ik denk ook dat je dan daarover moet praten, dat je het eens moet zijn over de gevaren en de mogelijkheden er van. Je moet de gevaren hebben onderkend om op basis daarvan te beslissen over dat eerste stapje waar hef dan nu vanavond over gaat. En dan rijst de vraag waar bij de ontwikkeling die je voor je ziet de privacy blijft. Ook de werkgroep die er mee bezig is geweest heeft zich dat wel gerealiseerd maar loopt er dan weer vrij snel overheen en zegt dat vooralsnog de privacy van de mensen redelijk gewaarborgd lijkt; aan de andere kant wordt geconstateerd dat er nog problemen zijn, maar er wordt de hoop uit gesproken dat er door wettelijke maatregelen een halt wordt toegeroepen aan misbruik enz. enz. Waar blijft de bescherming - wat naar mijn mening waarschijnlijk nog belangrijker is dan de privacy - tegen een soort anonieme macht - je hoeft daar geen duivels bij te halen - die gestalte krijgt in dit soort informatiesystemen, te meer daar steeds vaker door allerlei wetenschapsmensen wordt gezegd dat wij terecht komen in een tijd waari n het beschikken over informatie misschien wel de voornaamste machfsbron isende machtsfactor in de komende tijd. Nu, hef gaat hier om informatieverwervingWelke gegevens worden in de toekomst, ook in Leeuwarden, in dit systeem opgenomen? En dan bedoel ik met name de niet-ambtelijke gegevens, dus die gegevens ten aanzien waarvan je de vrijheid hebt om te zeggen: die nemen wij wel op en die niet. Ik bedoel dus niet de ambtelijk verplichte gegevens. In hef rapport worden dit soort problemen - blz. 22 en volgende - wel gesignaleerd, maar tot je verbazing lees je dan, hoewel ze gesignaleerd worden en onderkend, dat toch het advies luidt: Begin er maar mee. Dit kennelijk in de hoop dat die problemen dan op de een of andere manier nog wel opgelost zullen worden. En dat terwijl, als je de landelijke discussies volgt (als ik die goed begrepen heb), het zelfs onder de deskundigen nog altijd geen uitgemaakte zaak is dat wij zover komen dat bescherming van privacy en bescherming tegen deze macht mogelijk is. Zelfs de deskun digen zeggen tof op dit ogenblik dat er nog geen systeem te bedenken is dat deze bescherming waar borgt. Ik heb dan ook het gevoel dat je er zolang dat niet zeker is eigenlijk niet aan zou moeten beginnen. Op blz. 23 van het rapport kom je tegen - en dat vind ik dan tekenend - dat, als het dan gaat over het door de burgerlijke overheid verschaffen van informatie die in dit geautomatiseerde systeem is verzameld, voor zover dat niet-ambtelijke gegevens zijn, die informatie niet verschaft kan worden dan na goedkeuring door het gemeentebestuur; ik kom nergens tegen "dan na goedkeuring door de betrokkene", degene over wie de informatie wordt gevraagd. De toestemming van de burger kom ik in hef hele stuk niet tegen en dat lijkt mij nu juist een zeer fundamenteel punt. Helaas leven wij in een tijd waarin wij alsmaar zeggen dat allerlei technische ontwikkelingen ons uit de hand gelopen zijn - kernenergie, dingen op het gebied van de chemie en noem ze maar op - en dat wij dat betreuren en dat wij soms zeggen: Waren wij die weg maar niet opgegaan. Ik ben bang dat door vrij klakkeloos deze eerste stap die u voorstelt te doen later, misschien niet door ons maar door het nageslacht, door onze kleinkinderen misschien, gezegd wordt: Wat hebben ze ons aangedaan door toch vrij ondoordacht dit soort dingen maar te gaan doen in plaats van te wachten tof je garanties hebt dat fundamentele mensenrechten beschermd worden. Ik heb het gevoel dat de kloof tussen hef technische kunnen en de politieke structuren - de democratie zoals wij die op het ogenblik in ons land kennen - steeds groter wordt en ik denk dat de enige mogelijkheid om die kloof te dichten is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 17