1 4 en Schaafsma; ik verzoek de heren Van der Wal en Singelsma even te overleggen over de suggestie die ik zopas deed en mij mee te delen waartoe zij hebben besloten. (De heer Buising: Wanneer wilt u die opgave hebben? Als ik die opgave voor 1 augustus heb is het vroeg genoeg. In de vakantietijd zal er toch weinig gedaan kunnen worden. Wij kunnen dan in augustus starten. (De heer Ten Brug (weth,): Eind augustus.) Goed, eind augustus, als weth. Ten Brug terug is van vakantie, anders zou ik ook nog als voorzitter moeten invallen. Goed, dan doen wij het zo. Punt 26 (bijlage no. 174). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 27 (bijlage no. 176). De heer De Pree: Op het eerste gezicht is dit een voorstel waarvan je het gevoel hebt dat het wel een hamerstuk zal worden. Toch blijkt dat niet helemaal het geval te zijn. In ieder geval een aantal mensen uit mijn fractie hebben tegen het voorstel, althans tegen dat gedeelte wat betreft het vrijstellen van onroerend goedbelasting van niet aan kerkgebouwen vastzittende pastorieën en kosters woningen, een aantal bezwaren die niet zo zeer financieel zijn. Ik heb het niet geprobeerd, maar als je zou optellen om welk geldbedrag het gaat zal blijken dat dat nauwelijks van belang is. De bezwaren liggen op een wat ander terrein. De situatie is - dat blijkt ook uit de raadsbrief - dat er wettelijke voorschriften zijn waaraan wij ons hebben te houden en die bepalen dat in ieder geval vrijgesteld zijn van de onroerend goedbelasting kerkgebouwen plus aan die gebouwen vastzittende andere gebouwen als b.v. pastorieën. Die wettelijke verplichting geldt niet t.a.v. andere pastorieën en kosterswoningen. U zegt dan: Dat is eigenlijk een stuk rechtsongelijkheid tussen die beide soorten pastorieën en laten wij daarom de zaak gelijk schakelen. Ik ben van mening dat je het ook anders kunt stellen, n.l. dat je weliswaar vastzit aan die wettelijke bepaling, maar dat je op dat andere punt, de niet aan de kerkgebouwen vastzittende pastorieën en kosterswoningen, de mogelijkheid hebt om zelf als gemeentebestuur een standpunt te kiezen en in dat standpunt duidelijk te laten worden dat je het eigenlijk met die wettelijke voorschrif ten op dit punt ook niet eens bent. Waarom zijn wij tegen dit voorstel. In de eerste plaats vanuit de overheid, het gemeentebestuur gezien, omdat het daarbij gaat om een onduidelijke wijze, een verkapte of verhulde wijze van subsidieverlening. Dat doen wij op andere gebieden ook zo min mogelijk, het niet duidelijk, het wat verborgen doen zou m.i. ook t.a.v. dit soort gebouwen niet moeten. In de tweede plaats omdat zo'n wettelijk voorschrift een hele geschiedenis heeft gehad - dit komt niet uit de lucht vallen - wat te maken heeft met een bepaalde opvatting over de verhouding tussen kerk en staat waarvan ik het gevoel heb dat die verouderd is, dat dat een typisch uit de vorige eeuw afkomstige liberaal-vrijzinnige visie was, een relatie tussen kerk en staat waarbij ze zo'n beetje in eikaars verlengde lagen, waarin christelijke en maatschappelijke deugden, fatsoen enz. enz., allemaal zo'n beetje hetzelfde waren en waarbij die kerk en die staat elkaar onderling zoveel mogelijk steunden. Ik denk dat dat een verouderde visie is zowel vanuit de burgerlijke overheid, vanuit de wereld van de politiek gezien als ook vanuit de wereld van de kerken gezien. En hoewel het ons hier in deze zaal niet begonnen is om een beleid te maken voor de kerken kan ik toch niet nalaten om daar iets van te zeggen, n.l. dat een voorstel als hier voor ons ligt toch ook voor de kerken geen gunstige zaak is. Dat klinkt wat vreemd, want er liggen brieven van kerken en de Raad van Kerken die hier om vragen. Het is m.i. niet gunstig voor de kerken omdat zij o.a. op deze wijze toch dreigen hun zelfstandigheid, hun onafhankelijkheid t.a.v. de overheid te verliezen. Dat blijkt ook uit de brieven die door de kerken gestuurd zijn en waarin gezegd wordt dat zij prijs stellen op deze regeling en dat u verzocht wordt om rekening te houden met de moeilijke financiële situatie van de kerken. Daar blijkt het grote gevaar uit dat zij hiermee op den duur een stuk onafhankelijkheid, een stuk zelfstandigheid kwijt zouden raken. Het is helemaal niet nieuw wat ik zeg, het is ook helemaal niet revolutionair of zo. Ik heb het niet nagelezen, maar ik herinner mij heel duidelijk dat een dergelijke visie van de eigenheid van de kerken bij niemand minder dan - de meeste mensen aan de overkant van deze zaal zullen het zeker weten - de grote Abraham Kuyper te vinden was. Op dat punt ben ik het roerend met Kuypereens. Het gaat, denk ik, om de helderheid en de zuiverheid van de relatie tussen overheid en kerken Ter voorkoming van misverstand tenslotte nog één opmerking. Het is niet de bedoeling om hier mee te zeggen dat degenen in mijn fractie die bezwaar hebben tegen dit voorstel bezwaren zouden hebben tegen subsidie naar kerken of vergelijkbare organisaties toe, maar dan wel subsidie voor concrete activiteiten zoals dat ook gebeurt t.a.v. andere activiteiten van andere instanties en zoals 3W dat ook gebeurt met kerkel i jke activiteiten voor zover die voor subsidie in aanmerking komen maatschappelijk werk, jeugdwerk enz. enz. Dan is het duidelijk, dan zijn er criteria die je kunt hanteren om al dan niet subsidie te verlenen. Zowel ter wille van een zuiver bestuur als ter wille van de onafhankelijkheid van de kerken ben ik tegen dit voorstel Mevr. Visser - van den Bos: Ik heb mij eigenlijk helemaal niet verdiept in dat deel van de raadsbrief waar de heer De Pree over sprak. Het kwam mij daarom wat vreemd voor en ik moest mij er even inleven waar hij het nu precies over had. Maar goed, hij spreekt altijd zo voortreffelijk duidelijk dat het mij nu wel volkomen helder is. Ik zou er toch even op in willen gaan voordat ik het punt aansnijd dat de reden was dat ik het woord vroeg. Ik zou eigenlijk het volgende willen zeggen wat betreft het eventueel een klein beetje tegemoet komen in de lasten die op kerkgenootschappen drukken. Dat is naar mijn gevoel nu juist een heel eenvoudig iets. Ik zit in verschillende besturen van maatschappelijk werk en daar hoor ik nog al eens kerkelijke ambtsdragers het woord voeren. Ik heb diverse malen gemerkt dat zij vaak de eerste of de laatste zijn die de hulpverlening aan de mensen in nood waar maken. Als op zondag of op alle mogelijke andere momenten maatschappelijk werkers niet bereikbaar zijn dan is de pastorie meestal wel open. U mag dat een niet-verstandelijke maar gevoelsmatige redenering noemen, ik zou het toch bijzonder betreuren wanneer het betoog van de heer De Pree er toe zou leiden dat wij dit heel kleine stukje steun aan de kerken zouden onthouden of dit heel kleine stukje last niet wegnamen. U zult al wel hebben begrepen dat ik er voor pleit om geen moeilijkheden te maken over dit deel van het voorstel. Of de pastorie nu vastzit aan de kerk dan wel er los bij staat maakt volgens mij geen verschil. U stelt ook voor geen verschil te maken en ik zou zeggen: Laten wij dit voorstel alsjeblieft aannemen zoals het wat dit deel betreft is omschreven. Dan kom ik nu bij het punt waarom ik het woord vroeg, n.l. de kwestie van de begraafplaatsen. Er wordt gesteld dat enkele kerkbesturen hebben gevraagd om de begraafplaatsen vrij te houden van de onroerend goedbelasting. Ik weet niet precies welke kerkbesturen dat zijn, maar dat is ook niet het belangrijkste. Het gaat mij om het principe. Er zijn hier natuurlijk nog maar een paar begraafplaatsen in handen van kerkgenootschappen; het zijn er waarschijnlijk maar 2, maar daar gaat het niet om. (De heer Ten Brug (weth.Het zijn er 6, waarvan 4 in de dorpen.) O, daar had ik geen idee van. Het is mij in ieder geval bekend dat de last vrij groot is omdat zij vaak zitten met oude afspraken die lang niet aangepast zijn aan de tijden van nu. Men kan daarom elke lastenverzwaring maar heel moeilijk aan. Nu zegt u Gel i jke monniken, gelijke kappen, als onze gemeentel i jke begraafplaatsen niet worden vrijgesteld worden ook de kerkelijke begraafplaatsen niet vrijgesteld. Ik zou evengoed willen pleiten voor het vrijstellen van de gemeentelijke begraafplaatsen al ben ik zelf in principe altijd wel voor de kostentoerekening daar waar ze horen. Maar wat onze begraafplaats betreft is dat een financieel heel zware zaak, ook de gemeente Leeuwarden heeft er grote moeite mee om werkelijk voor de begraafplaats datgene te rekenen wat het kost. Ik ben nog steeds van mening dat wij op onze begraafplaatsen moeten toeleggen. De kerken die zelf een begraafplaats onderhouden leggen er uit eigen middelen op toe. Is het nu niet mogelijk er toe over te gaan om aan het verzoek van die kerken te voldoen om de begraafplaatsen maar buiten de heffing te houden? Ik heb voor deze raadsvergadering nog even informaties gevraagd om te weten te komen welke last eigenlijk het gevolg zou zijn wanneer die vrijstelling er niet door zou kunnen komen. Men heeft mij maar gedeeltelijk kunnen inlichten; men vertelde mij dat de gronden van die begraafplaatsen eigenlijk nog niet getaxeerd zijn omdat men er nog niet uit is. Misschien dat u inmiddels daar wel informaties over hebt gekregen. Ik heb de heer Jellema die ik er naar gevraagd heb verzocht de wethouder hier nog over te informeren, zodat die er staande de raadsvergadering meer over kan zeggen. Mijn vraag is Wat betekent het voor de begraafplaatsen, welke zwaardere last ontstaat er wanneer zij wel in de onroerend goedbelasting worden betrokken? Wanneer het om een klein bedrag gaat dan kan je zeggen Laat ze er buiten. Wanneer het om een groot bedrag gaat dan wil ik graag een voorstel maken om er toe te komen dat ze er in elk geval buiten blijven. Mevr. Smit: Ik ben niet erg gelukkig met het voorstel; mijn fractiegenoten trouwens ook niet. De consequentie van het artikel in de Gemeentewet - waar wij in feite niet om gevraagd hebben, maar dat door anderen voor ons is vastgesteld - is echter wel dat wij met het voorstel mee zullen gaan vanwege "gelijke monniken, gelijke kappen" dat juist hier wel erg geldt. Het lijkt mij in dit stadium met verstandig om de begraafplaatsen hierbij te betrekken. Wij weten nog onvoldoende wat de consequenties zijn. Ik ben van mening dat het verstandig is om ook hier de lijn door te trekken; gemeentelijke begraafplaatsen wel belast, dan ook de particuliere begraafplaatsen of begraafplaatsen van kerkgenootschappen. Ik denk dat dat waarschijnlijk een minder grote last zal zijn dan die van pastorieën en andere kerkelijke gebouwen. Van de taxaties is mij echter ook niets bekend.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 3