12 De heer Weide veth.)Alvorens ik tot de beantwoording van de vragen overga zou ik mij namens het college willen aansluiten bij al datgene wat is gezegd aan het adres van de Culturele Raad m.b.t. het samenstellen van deze voortreffelijke nota. Er is veel werk voor verricht en ik kan u zeggen dat deze nota bijzonder goed is gevallen, bijzonder goede informatie geeft, duidelijk een visie geeft en ook een duidelijke handleiding is waar wij als gemeentebestuur in de komende jaren mee kunnen werken. Ik heb in het kader van de V.N.G. in een landelijke culturele commissie diverse culturele nota's van gemeenten behandeld en daarbij valt deze nota op als één van die nota's die in hoog aanzien staan t.o.v. andere nota's. Ik meen er goed aan te doen om deze lof die landelijk is uitgesproken aan het adres van de Cul turele Raad hier uit te spreken. De heren Buising, Singelsma en De Leeuw hebben gevraagd waar de prioriteiten de komende jaren zullen liggen. Wij hebben dat niet alleen in de vorige beleidsnota duidelijk weergegeven, maar hebben ook in de nota voor de middellange termijnplanning en in de komende beleidsnota nog weer eens duidelijk gesteld dat in de komende jaren het accent blijft liggen bij de amateuristische kunstbeoefening, de crea- tiviteitsontwikkeling en de kunstzinnige vorming in zijn totaliteit; dat is het beleidsuitgangspunt; dat zijn 3 gegevens waar wij alles omheen kunnen bouwen en die de hoogste prioriteit hebben in het kader van het kunstbeleid binnen onze gemeente. De heer Buising zegt dat er, in geld uitgedrukt, bijzonder grote bedragen naar Harmonie, Frysk Orkest en Princessehof gaan. De Openbare Bibliotheek zou nog aan deze opsomming toegevoegd kunnen worden. Zijn opmerking is zeer terecht, maar aan de andere kant is het natuurlijk ook waar dat zonder een Harmonie, zonder een Frysk Orkest, zonder een Princesse hof en zonder een Openbare Bibliotheek de amateuristische kunstbeoefening, de creativiteitsontwikkeling en de kunstzinnige vorming niet tot ontplooiing kunnen komen. Het zijn als het ware moederorganen, moederinstanties voor de verdere ontwikkeling. Het is echter inderdaad zo dat in het verleden duidelijk het accent op deze grote instituten is gelegd en dat toen te weinig aandacht werd besteed aan andere activiteiten. Maar gelukkig zijn wij nu op een andere weg. Er is - ik meen door de heer De Greef - gezegd dat het m.b.t. de kunstzinnige vorming op de scholen niet alleen bij kreten moet blijven maar dat dat ook daadwerkelijk inhoud moet hebben. Ik dacht dat wij daar ook al duidelijk mee bezig waren. Ik wil dan verwijzen naar de ontwikkeling van de Kunstmarkt die een aantal jaren geleden voor het eerst werd opgezet. Die is inmiddels via een Kunstweek uitgegroeid tot een Kunstkwartaal. U hebt goedkeuring gehecht aan het voorstel om in samenwerking met het Kreativi teitscentrum te komen tot een nauwere integratie met de lagere scholen om tot kunstzinnige vorming over te gaan. Maar dit is slechts een begin. Er zal nog veel meer moeten gebeuren. Er zal nauw overleg moeten plaats vinden met het onderwijs. Dat dit niet een eenvoudige weg is zal u bekend zijn, maar de wil is aanwezig en dit zal zeer zeker in de loop van de jaren gerealiseerd won De heer Buising heeft nog even gewezen op de S.B.K. die binnenkort van start kan gaan. De activi teiten in de Prinsentuin zijn nu beëindigden de S.B.K. zal hopelijk - het gebouw wordt momenteel ver bouwd - binnen afzienbare tijd met zijn activiteiten kunnen beginnen. De heer Buising is verheugd over het feit dat wij in de beleidsnota 1976-1980 het Kreativiteitscentrum meer dan een trendmatige verhoging van het subsidie willen toekennen. Wij hebben gemeend dat te moeten doen omdat de activiteiten van het Kreativiteitscentrum gezien de belangstelling daarvoor duidelijk in een behoefte blijken te voorzien; wij willen dat op een duidelijke wijze honoreren. Hetzelfde geldt voor de subsidieregeling die door de raad is vastgesteld m.b.t. de amateuristische kunstbeoefening. Graag wil ik voldoen aan het verzoek van de heer Buising - op welke wijze zullen wij nog nader moeten bestuderen - om wat meer bekendheid te geven aan de mogelijkheden die aanwezig zijn in het kader van het fonds voor culturele doeleinden. Ik denk aan een artikeltje in "Aan de Grote Klok". Wij kunnen er misschien ook in bepaalde culturele uitgaven aandacht aan besteden; ik denk dan aan de uitgave die de Harmonie verzorgt en aan de uitgave die de beheercommissie van de Culturele Paspoorten verzorgt. Zo zijn er misschien ook nog andere mogelijkheden om te wijzen op de activiteiten van het fonds voor culturele doeleinden. Het kan natuurlijk zijn dat het aantal aanvragen dan zo groot wordt dat wij, als het bedrag van 15.000,-- opgesoupeerd is, genoodzaakt zullen zijn om nee te zeggen. (De heer Buising: Of een beetje meer geld er in.) Daar praten wij dan nog wel eens over bij de begrotingsbehandeling. Ook over de Muziekschool en het Kreativiteitscentrum hebben wij in het verleden al gesproken. Nu de Muziek Pedagogische Akademie duidelijk een eigen orgaan is geworden zijn wij intern bezigde relatie tussen Muziekschool en Kreativiteitscentrum nauwer te maken. Het is niet een eenvoudige gang van zaken. Wij volgen daarmee echter wel de ontwikkelingen in den lande. Dat er hier duidelijk een relatie ligt is ons allen bekend. Er is intern een groepje bezig de partijen dichter bij elkaar te brengen om m.b.t. de creativiteitsontwikkeling en de musische vorming op één lijn te komen. Ook het Frysk Orkest is in het verleden hier al meerdere malen in discussie geweest. De Nota Orkes- tenbestel is voor u ter inzage gelegd; dat is een zaak die al 4 5 jaar speelt. Wij hebben daarover begin 13 juni nog overleg gehad op het Ministerie van C.R.M.de vestigingsplaatsen van alle regionale orkesten waren daarbij vertegenwoordigd. Als ik dan een conclusie mag trekken uit dat gesprek dan moet ik zeggen dat daar duidelijk is gebleken dat de problematiek m.b.t. de orkesten duidelijk in het Westen ligt en veel minder in de regio. De samenwerkingsverbanden die de minister voorstelt worden wel geaccepteerd, maar elke fusie tussen welke orkesten dan ook wordt afgewezen. Ik heb daar het standpunt verkondigd dat er een nauwe samenwerking zal moeten komen tussen het Frysk Orkest en het Noordelijk Filharmonisch Orkest. Ik ben ook blij dat de directies van beide orkesten elkaar al duidelijk hebben gevonden; de samenwerking zal stellig in de toekomst nog grotere vormen gaan aannemen. Maar een fusie die zou be tekenen dat de identiteit van ons eigen Frysk Orkest zou worden aangetast wordt ook door ons afgewezen. Belangrijk is dat de taakverbreding waarmee het Frysk Orkest evenals het Limburgs Filharmonisch Orkest al enige jaren bezig is de komende jaren nog zal worden uitgebouwd; dat is, dacht ik, een heel duidelijke zaak. Hiermee loopt het Frysk Orkest bepaald voorop en het wordt dan ook vaak als voorbeeld gesteld. Maar wij zijn er wat dit betreft nog niet, er zal een nog nauwere samenwerking moeten komen met de Muziek Pedagogische Akademie, met de korpsen en met de koren en ook de activiteiten op de scholen - het orkest bereikt nu al 200 scholen - zullen nog uitgebreid moeten worden. Wat dit betreft ben ik wel optimistisch gestemd. Als derde punt m.b.t. het orkestenbestel wil ik nog het dienstensysteem noemen. Dat is een vrij ingewikkeld systeem. De financiële consequenties van dit geheel zijn nog moeilijk te overzien en de algemene opinie is dan ook wel - die opinie is ook aan de minister kenbaar gemaakt - dat terdege rekening dient te worden gehouden met de financiële draagkracht van de lagere overheden, omdat het gevaar duidelijk aanwezig is dat het dienstensysteem zware financiële lasten voor de lagere overheden met zich mee zal brengen. Ik ben het volkomen met de heren Buising en De Leeuw eens dat bij de verdere ontwikkeling van deze hele operatie m.b.t. het orkestenbestel een volledige inzet van alle musici absoluut noodzakelijk zal zijn. Het spijt mij dat ik moet zeggen dat er enkele musici zijn die deze reorganisatie en taakverbreding met minder enthousiasme tegemoet treden dan gewenst zou zijn. Wij heb ben hierover als subsidiërende instantie ook overleg gepleegd met g.s. Volgens ons mag en moet door de subsidiërende instanties een volledige inzet van alle betrokken musici worden verwacht. Wij hebben voor al straks in de nieuwe Harmonie alleen maar belang bij een kwalitatief hoogstaand orkest. De heer Buising heeft ook nog een paar opmerkingen gemaakt over de musea. Allereerst iets over het Princessehof. U weet dat wij in het verleden talloze onderhandelingen hebben gevoerd zowel met g.s. als met het rijk over de subsidiëring van dit museum. Ik dacht dat wij op de goede weg zijn. Wij hebben reeds een toezegging gekregen van het rijk dat het bereid is over 1974 een belangrijk bedrag te subsidiëren. Men is nog bezig over 1975. De eerste aanwijzingen gaan duidelijk in de richting dat ook het rijk zal subsidiëren. Daar mogen wij toch wel blij om zijn, want het zou daarmee het eerste gemeentelijke museum zijn dat door het rijk zal worden gesubsidieerd. Wij doen moedige pogingen om de bedragen te doen ver hogen. Uiteraard gebeurt dit alles in nauwe samenwerking met de provincie in het kader van het totale museumbeleid in de provincie. Wij wachten de initiatieven van g.s. af m.b.t. de coördinatiecommissie die tot een nauwere samenwerking m.b.t. de musea in Friesland zal moeten leiden. M.b.t. de kleinere musea zou ik nog dit willen zeggen. U hebt gezien dat wij het subsidie voor het Fries Natuurhistorisch Museum in onze beleidsnota 1976-1980 op een niveau willen brengen gelijk aan de huisvestingslasten. U weet ook dat het subsidie in de huisvestingslasten van het F.L.M.D. waarschijnlijk zal komen te vervallen omdat dat museum over zal gaan naar een ander pand. Wij willen de kwestie van de subsidiëring van het F.L.M.D. zien in nauwe relatie met de subsidiëring van het Fries Natuurhistorisch Museum. Het overleg met g.s. hier over is echter nog gaande. A.s. vrijdag heb ik hierover nog een gesprek met gedeputeerde Mulder. Diverse sprekers betreuren het dat het Fries Natuurhistorisch Museum niet door de provincie wordt gezien als een provinciale zaak. Ik kan het mij ergens wel voorstellen van de provincie want het Fries Natuurhistorisch Museum van Leeuwarden is, al hoe belangrijk het ook is, niet het enige natuurhistorisch museum in Fries land; er zijn er nog een aantal. Heel veel van dit soort musea zijn afgestemd op de regio. Maar overleg met g.s. is hierover gaande en wij zullen, dacht ik, wel tot een goede verdeelsleutel kunnen komen. Ik moet er echter wel op wijzen dat wij er meerdere malen bij g.s. op hebben aangedrongen dat ook het personeel werkzaam in het Fries Natuurhistorisch Museum een menswaardig bestaan dient te hebben; dat liet de laatste jaren nog wel eens wat te wensen over. Ik heb begrepen dat g.s. hier het nodige aan zullen doen. Eigenlijk alle sprekers hebben het gehad over Tryater. Tryater is nogal wat in discussie de laatste tijd. Het college verschilt hierover van standpunt met de meerderheid van de Culturele Raad. Ook het college is van mening dat wij de Friese cultuur, de Friese taalpolitiek in zijn totaliteit dienen te honoreren. Dat is op dit moment m.b.t. het toneel het beste gewaarborgd binnen Tryater. U weet dat de minister niet recht streeks in het kader van het toneelbeleid subsidie verleent aan Tryater. Hij verleent subsidie aan de Friese taalpolitiek en het is dus aan de provincie om dit eventueel in overleg met ons aan een Fries beroepstalig toneelgezelschap te verstrekken. In dit geval zou dat dan Tryater zijn. Zolang er nog niets anders is en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 7