T04? een ander stadium. U zult begrijpen dat de persberichten dit weekeinde en m.n. gisteren aanleiding hebben gegeven tot het noodzakelijke spoedoverleg. Ik kan u zeggen dat wij nu langs onderscheidene politieke kanalen trachten te bewerkstelligen dat dit voor Friesland zeer ernstige gevaar alsnog wordt gekeerd c.q. dat er oplossingen worden gevonden om ons uit deze ongetwijfeld zeer nare impasse te helpen. De afwezigheid van uw voorzitter gisteravond bij de aanvang van de raadsvergadering en mijn duidelijk later komen dan van mij verwacht kan worden houdt hier wel verband mee. Wij zijn gisteren reeds op stap geweest en hebben de nodige besprekingen gehad. Tijdens de vergadering van b. en w. van vandaag zijn er allerlei telefonische contacten geweest. Ik moet morgen - dat heb ik u gisteren al verteld - met de stukken voor het avo-complex in het Aldlan naar Den Haag en zal daar ook - de afspraken zijn al gemaakt - de nodige besprekingen voeren. Er is reeds telefonisch contact geweest tussen de burgemeester en de staatssecretaris, waarvan het gevolg zal zijn dat de burgemees ter en ik nog deze week met deze staatssecretaris een gesprek zullen hebben. Ik hoop dat u mij ten goede houdt om op dit moment al te zeggen wat voor gevoelen wij m.b.t. die gesprekken hebben; daar zouden verkeerde conclusies uit getrokken kunnen worden en ik dacht dat het ook niet ter zake die nende is. Het is wel zo - dat is zonder meer duidelijk - dat wij alles zullen moeten doen om te zor gen dat dit ernstige gevaar voor Friesland alsnog wordt gekeerd; ik hoop dat u begrepen hebt dat het dagelijks bestuur van uw raad daar inderdaad alles aan doet. Wij hebben al de ellende gehad van een jaar vertraging; wij hebben, dacht ik, in deze raad en in de provinciale staten die vertraging man moedig gedragen omdat wij in goede hoop bleven leven. Maar wanneer er weer vertraging komt dan wordt de zaak, dunkt mij, wel heel ernstig, want wanneer komt het dan. Dan gaat ook de vaart en de animo er uit, want het is geen kleinigheid. Er wordt aan het opzetten van deze samenwerking tus sen h.b.o. en wetenschappelijk onderwijs èn van de zijde van de rijksuniversiteit èn van de zijde van de A.A.F. hard gewerkt, maar als dat in de lengte wordt uitgesmeerd dan is het duidelijk dat het wel erg moeilijk wordt. Bovendien dreigt dan ook het gevaar dat onze sociale academie, als ik het zo mag zeggen, te lang een eigen weg gaat en dan wordt het moeilijker om deze zaak in te passen dan nu het geval zou zijn. Kortom, de bezorgdheid van de raad delen wij, wij doen er op dit moment alles aan om de zaak alsnog in goede banen te leiden en te proberen oplossingen te vinden met be hulp van derden, en m.n. langs politieke kanalen, om uit deze impasse te komen. Ik hoop dat men op dit moment met deze verklaring genoegen zal willen nemen. Wellicht is het mogelijk om binnenkort bij de begrotingszitting - dan weten wij meer - deze zaak over en weer duidelijker te bespreken. De heer Schaafsma: Ik zal kort zijn. De zaak lijkt mij van een dusdanig gewicht om u in uw beleid duidelijk te ondersteunen. Daarom heb ik een motie klaar die ondertekend is door de heren Buising, namens de fractie van de P.v.d.A., de heer De Leeuw, namens de fractie van het C.D.A., door de heer De Greef, namens de fractie van Axies, en door mijzelf, namens de fractie van de V.V.D. Ik zal u deze motie voorlezen. Hij luidt: "De raad van de gemeente Leeuwarden, op 28 oktober 1975 in vergadering bijeen, kennis geno men hebbende van berichten in de pers dat m.b.t. studieprogram en studietermijn zodanige moeilijk heden zijn gerezen dat een start van een sociale faculteit in Leeuwarden als vorm van samengaan van de rijksuniversiteit te Groningen en de Agogische Akademie Friesland te Leeuwarden per 1 september a.s. niet door zal kunnen gaan, dat deze stap helaas al een jaar is vertraagd, dat een verdere ver traging met zich mee kan brengen dat het gehele project in gevaar komt, dat het realiseren van be doelde vorm van hoger onderwijs voor de structurele ontwikkeling van de gehele provincie en voor de gehele gemeente Leeuwarden in het bijzonder van grote betekenis is, dringt er met klem bij de betrokken staatssecretaris van Onderwijs op aan dat door hem zodanige maatregelen worden genomen dat op 1 september 1976 met genoemde vorm van wetenschappelijk onderwijs zal kunnen worden be gonnen. Een afschrift van deze motie zal worden toegezonden aan de vaste commissie van de Tweede Kamer der Staten Generaal." Ik dien nu deze motie in; de mede-ondertekenaars heb ik u al genoemd. De Voorzitter: Met de vaste commissie bedoelt u de Commissie Onderwijs, neem ik aan? (De heer Schaafsma: Ja.) Is er nog iemand in de raad die over deze motie het woord verlangt? Niemand? Voordat ik u vraag over de motie te stemmen wil ik nog dit zeggen. Ik heb er geen enkele behoefte aan nog iets toe of af te doen aan hetgeen de heer Ten Brug zo duidelijk heeft gezegd; ik wil u echter wel zeggen dat wij nog nooit zo dicht geweest zijn bij een universitaire vestiging in Frieslands hoofdstad, maar dat het gevaar dat het niet door zal gaan ook in de afgelopen jaren nog nooit zo groot is geweest als op dit moment. Wij kunnen dan nu een beslissing nemen over de motie. De motie van de heren Schaafsma, Buising, De Leeuw en De Greef wordt met algemene stemmen aangenomen. De Voorzitter: Ik ben bijzonder blij dat de raad deze motie unaniem heeft aanvaard. Ik spreek graag de wens uit dat dit mede een bijdrage zal leveren om toch nog op 1 september van het volgend jaar deze grote stap in Frieslands hoofdstad te kunnen zetten. De Voorzitter sluit, om 21.00 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 6