34- tijd die wij nog hebben. U zegt dat het denken van de raad is veranderd en u staat daar misschien wel achter, maar hoe krijgen wij het dan ook in werkelijkheid zo ver? De Voorzitter: Het punt dat mevr. Brandenburg aansnijdt hoort eigenlijk thuis bij punt 87; het lijkt mij daarom beter dat wij haar opmerkingen maar bij dat punt onderbrengen. De heer P.D. van der Wal: Ik wil mij het recht voorbehouden m.n. op de vragen 80 en 83 (Huizum- west en wel speciaal de Hollanderwijk èn Huizum-Bornia) in de plenaire zitting terug te kunnen komen. Het gaat mij daarbij vooral om de opdracht die de projectgroep voor Huizum-Bornia is meegegeven - dat is geen gebruikelijke opdracht - en om het stempel dat toch wel door allerlei plannenmakers is ge drukt op de Hollanderwijk. Ik weet nog niet zeker of ik het zal doen, maar ik wil de mogelijkheid heb ben eventueel de uitspraak van de raad te vragen dat het daar een open discussie zal moeten zijn. Die kwestie is voor de wijk niet in het minst duidelijk. Punten 85 t.e.m. 87. De Voorzitter: Mevr. Brandenburg heeft haar opmerkingen t.a.v. punt 87 al gemaakt. De heer P.D. van der Wal: Ik wil alleen maar even zeggen dat ik punt 87 beschouw als behorende bij Huizum-Bornia. Ik heb daar al genoeg over gezegd. De heer Rijpma (weth.): Ik vind het probleem van de Verlengde Schrans een moeilijk probleem. Dat is op het ogenblik een actueel punt. Het wezen van de problematiek is, dacht ik, dat wij met de stads vernieuwing en onze visie op het stadsgebeuren achteraf bezien te laat zijn gestart. Dat veroorzaakt dat de zaken zich op vele plekken sneller ontwikkelen dan wij eigenlijk zouden willen. Op een bepaal de manier kan je in bepaalde gebieden enig vat krijgen op het gebeuren, n.l. in die gebieden waar wij duidelijk bezig zijn een bestemmingsplan voor te bereiden. Maar dan moet er ook zicht op zijn dat dat bestemmingsplan binnen afzienbare tijd ter visie komt. Ik heb zonet gezegd dat wij al een paar jaar in het Nijlan op basis van een voorbereidingsbesluit allerlei dingen hebben gerealiseerd en dat de P.P.D. nu gezegd heeft dat dat moet stoppen. Dat heeft de P.P.D. niet gedaan op basis van eigen vrijblijvend inzicht, maar ook de minister stelt op het ogenblik duidelijk ter discussie het toepassen van artikel 20 gevolgd door artikel 19. De minister gaat zelfs zo ver dat hij het gebruik van deze artikelen in de zin zo als ze op het ogenblik gebruikt worden definitief uit het ontwerp wil schrappen. De V.N.G- verzet zich daar fel tegen en heeft daarover aan de minister een document doen toekomen. Maar het betekent wel dat het ongecontroleerde gebruik van voorbereidingsbesluiten in gebieden waar wij eigenlijk niets aan het doen zijn omdat wij daar gewoon nog niet aan toe zijn, afgelopen is. De raad kan een voorbereidings besluit nemen, maar over de artikel 1 9-procedure beslissen g.s. Als er duidelijk een voorbereiding is op een toekomstig bestemmingsplan en wij ook de structuur van die voorbereiding kunnen laten zien - het liefst hebben zij dat het plan al ter visie ligt; het moet in ieder geval getoond kunnen worden - heeft het voorbereidingsbesluit mogelijkheden; dan kan je via de artikel 19-procedure bepaalde ont wikkelingen mogelijk maken en andere ontwikkelingen remmen. Het enige wat je niet remmen kunt is dat bepaalde mensen panden aankopen. Wat dat betreft wil ik verwijzen naar de Lange Marktstraat. Daar zijn op grote schaal panden verworven door mensen die andere bedoelingen hebben dan de raad in het structuurplan heeft vastgelegd. Er is op dit moment geen enkele mogelijkheid om tegen te gaan dat betrokkenen hun panden slopen. Er is ook geen enkele mogelijkheid om af te dwingen dat betrokkenen op de kaal geslagen terreinen dingen realiseren die ons aangenaam voorkomen. Daar hebben wij geen dwingend middel toe. Alleen als er een goedgekeurd bestemmingsplan is en wij bereid zijn te gaan ont eigenen kunnen wij die ontwikkelingen tegen gaan. Er moet dan een goedgekeurd bestemmingsplan zijn waarop de onteigeningsprocedure van toepassing is. Nu vind ik de Verlengde Schrans een wat vervelen de zaak. Ik heb begrepen dat sommige raadsleden bij het verkopen van twee pandjes niet begrepen heb ben dat dat niet alleen sloeg op die ene vestiging van een plaatselijke bank maar dat hierin ook begre pen was een vestiging van de accountantsdienst van die bank. Voor het betreffende gebied geldt de Bouwverordening. Er is een voorbereidingsbesluit maar men mag verwachten dat dat voorbereidingsbe sluit terugslaat op het ontwerp-bestemmingsplan waarop wij alle maatregelen tot dusver gebaseerd heb ben en men hoeft er geen rekening mee te houden dat aan een projectgroep de opdracht is gegeven om een nieuw bestemmingplan te ontwikkelen. Ik zeg niet dat^J niet de mogelijkheid hebt om, als op het moment dat het voorbereidingsbesluit afloopt - dat is op 31 maart 1976 - een ontwerp-bestemmings plan ter visie ligt, op basis van dat nieuwe bestemmingsplan bepaalde dingen tegen te houden, maar dan is het toch niet onmogelijk dat betrokkene zich in zijn rechtszekerheid danig aangetast voelt. Dat is de situatie t.a.v. de Schrans; ik heb mijn verhaal even uitgebreid tot andere gebieden. Het spijt mij verschrikkelijk maar wij hebben geen middelen om sloop en bestemmingsveranderingen tegen te gaan tenzij er een bestemmingsplan is. b ifr «--vlBi 25% Mevr. Brandenburg— Sjoerdsma: Daar is geen kans op voor 1 april 1976, dus hebben wij geen middelen. In het antwoord op vraag 87 staat: "In dit verband kan nog worden vermeld dat het bankgebouw in één laag wordt opgetrokken en derhalve past in de bestaande schaal." Geldt dat ook voor de uitbreiding? (De heer Rijpma (weth.): Nee.) Nee, dat dacht ik ook al. De heer P.D. van der Wal: Komen wij daar nu pas achter? Nee toch? (De Voorzitter: Dat is hier toch al eerder ter sprake geweest.) De heer Rijpma (weth.): Dat is al bij verschillende kwesties ter sprake geweest. Ook in de stukken die ter inzage hebben gelegen m.b.t. de kwestie van de bank is duidelijk aangegeven dat het om een gebied ging waarop 3 panden aan de Schrans waren aangegeven en dat gebied werd afgerond met 2 pandjes die in ons bezit waren. (Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Al hadden wij het gewild dan hadden wij er toch ook niets aan kunnen doen.) Ik heb de opmerkingen van de zijde van de raad ook opgevat in de zin: Het is jammer, wij betreuren het, maar er is niets aan te doen. (De heer P.D. van der Wal: De gemeenteraad bestaat natuurlijk al wat langer dan een paar weken; het college ook. Al dit soort ontwikkelingen aan de Verlengde Schrans en m.n. aan de Lange Marktstraat zijn natuurlijk al jaren aan de gang; dat was te voorzien.) Daarom kunnen wij er op dit moment nog niets aan doen. Ik kan niet een voorbereidingsbesluit nemen voor een gebied voordat er een ontwerp-bestemmingsplan is. (De heer P.D. van der Wal: Dan hadden wij eerder voor plannen moeten zorgen.) Dat is nu eenmaal niet gebeurd. De hear Miedema: Wy hawwe oer dizze matearje hwat de Skrans oanbilanget yn de Kommisje Groun- bidriuw mei it each op aktyf of passyf oankeapbilied in jier lyn in diskusje hawn. Der wie de hear Van der Wal by oanwêzich. Doe is düdlik troch de wethalder steld hoe't it leit. It is dus net reéel hwat der hjir sein wurdt. De heer P.D. van der Wal: Ik heb, zolang ik in de raad zit, bij de afdelingsvergadering vragen ge steld over dit punt, m.n. over de Verlengde Schrans. De heer Rijpma (weth.): Ik heb als raadslid ook voortdurend aangedrongen op het maken van bestem mingsplannen en ik hoop dat u aan het eind van deze zittingsperiode zult kunnen zeggen dat er toch wel een aantal zijn gemaakt. Of het tempo zo hoog zal liggen als wij eigenlijk allemaal zouden willen is de vraag want u weet ook dat er een programmering is voor de binnenstad die eindigt in 1982. (De Voorzit ter: Wij zijn artikel 12-gemeente geworden omdat wij te weinig ambtenaren hebben aangesteld. Denk daar maar eens over na.) B. Openbare Werken. 1. Algemeen. De hear Miedema: Punt 94 giet oer "fietspaden, wandelpaden en vaarroutes". Oer it underhald fan dy "vaarroutes" meitsje ik my nochal hwat soargen. Ik wol dit punt net oanhalde foar de bigreatings- sitting om dat to foroarjen, mar ik soe it kolleezje tige yn omtinken jaen wolle om de post dy't dêrfoar yn de bigreating stiet yn de folgjende bigreating mei in bidrach fan bitsjutting to forheegjen. Oars kom ik der it oare jier op werom. It underhald lit to folie to winskjen oer en mei dizze post op de bigreating kin it kolleezje net ut'e fuotten. De heer Geerts: De punten 92 en 93 betreffen de kwestie van de A.C.W. Ik vind dat het toch wel wat moeilijk ligt dat de raad een stuk beleid uit handen moet geven omdat wij geen bemoeienissen hebben met die A.C.W.-zaken. Wij hebben gevraagd of het niet zinvol zou zijn om prioriteiten te stellen t.a.v. de projecten die aangemeld worden voor uitvoering in A.C.W.-verband. U antwoordt dat dat een erg moeilijke zaak is omdat er van overheidswege allerlei verschillende categorieën in aanmerking komen op vrij plotselinge ogenblikken. Dat kan dan ook nog variëren in de grootte van het werk, het kapi taal dat verwerkt wordt enz. Toch dacht ik dat het wel mogelijk moest zijn om de raad zo'n lijst te la ten vaststellen. Als u het hebt over de verschillende categorieën dan lijkt het mij mogelijk dat wij bin nen die categorieën ook die prioriteiten vaststellen zodat u voor elk soort werk een lijst hebt die u kunt aanbieden waarvan u ook weet dat de raad er achter staat. Het is mij bekend dat er een aantal ge meenten zijn waar die prioriteiten wel worden voorgelegd aan de gemeenteraad. Dit is toch een stuk beleid dat ik niet graag uit handen geef en waarvan ik eigenlijk wel vind dat de raad zich daarover zou moeten uitspreken. De opportuniteitsoverwegingen die u gebruikt spreken mij aan één kant wel aan, maar anderzijds zeg ik: Binnen die verschillende categorieën moeten wij toch mogelijkheden hebben om die prioriteiten vast te stellen. Ik zou toch wel erg sterk willen aandringen op een andere benade ring van uw zijde. Ik zou graag de toezegging hebben dat u een prioriteitenlijst aan de raad zult voor eggen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 13