A (?S
die eerder verbeterde dan verslechterde. De projectgroepen worden formeel samengesteld door b. en w
in feite is het het management dat de voorstellen doet. Naar de aard van het project wordt zoveel mo-'
gelijk gekeken wie op dat moment permanent in zo'n projectgroep vertegenwoordigd moeten zijn. Dat
hangt van het subject af, Huizum-Sixma is een heel andere zaak als Huizum-Bornia om maar eens twee
naast elkaar gelegen gebieden te noemen. De ervaringen aftastend die wij gehad hebben wordt een vas
te kern benoemd en daar omheen worden een aantal ad hoc-leden benoemd die incidenteel meedoen,
maar die wel voortdurend gerapporteerd worden. Elk verslag wordt aan alle leden van de projectgroep,
ook aan de ad hoc-leden, toe gestuurd, opdat er zo weinig mogelijk communicatiestoornissen voorko
men. Behalve ambtelijke leden worden er zo nu en dan andere leden benoemd, maar dat zijn dan men
sen die in dienst zijn van een andere overheidsinstelling; Monumentenzorg is daar een goed voorbeeld
van, maar incidenteel zou het ook met C.R.M. of met V.R.O. kunnen en dat gebeurt ook.
De vraag over de externe adviseur is mij niet duidelijk. Ik dacht niet dat er vaak sprake was van
externe adviseurs. Als daarmee het bureau Vegter en Vijn bedoeld wordt(De heer Geerts: Ik kom
daar bij de punten m.b.t. Camminghaburen nog wel even op terug.)
Over het samenstellen en het functioneren van de contactgroepen vindt op het ogenblik intern een
intensief overleg plaats. Er is een interne groep die eens evalueert hoe het gaat met inspraak, partici
patie en dergelijke facetten die deelfacetten zijn van het contact met burgers. Er zijn een aantal men
sen van S.Z.W., D.S.O., C.R.M. en C.O.L. met elkaar in gesprek om eens te kijken hoe de ervaring
van het afgelopen jaar gewaardeerd moet worden. Allen zijn het er over eens dat het uitgangspunt niet
negatief maar bepaald positief is, maar er kunnen kanten aan zitten die hier en daar wat fricties ver
oorzaakt hebben en op het ogenblik worden de zaken op een rijtje gezet. Door één van onze medewer
kers is een discussienota geproduceerd en over die nota wordt op het ogenblik van gedachten gewisseld.
Het resultaat zal dezer dagen wel te voorschijn komen en de conclusies die wij daar eventueel uit moe
ten trekken komen wel op ons af. Wij zijn in ieder geval van harte bereid met opmerkingen die ook van
andere zijde gemaakt worden rekening te houden want wij pretenderen niet dat wij een organisatie heb
ben geschapen die feilloos is. Wij kritiseren ons zelf maar wij laten ook kritiseren; wij waarderen dat
als positief. In de discussienota wordt ook het punt aangeroerd: Wat zijn de representatieve vertegen
woordigers van een wijk? Daarbij is het punt politieke partijen ook aan de orde. Ik heb persoonlijk de
neiging om te zeggen dat de politieke partijen op alle mogelijke wijzen kans hebben om in het demo
cratisch besluitvormingsproces mee te spelen. Ik geloof niet dat het juist is dat er op het lokale niveau
waar duidelijk een groot aantal praktische vragen aan de orde zijn - ik zeg niet dat ze gespeend zijn
van ideële achtergronden - politieke partijen als partij functioneren. Wanneer iemand aangesloten is
bij een politieke partij maar een bewonersorganisatie vertegenwoordigt die duidelijk een doorsnede is
van de bevolking of een groep vertegenwoordigt die typische belangen heeft in dat geheel - ik denk
aan middenstanders, eigenaars e.d. - dan is uiteraard zijn politieke kleur van geen importantie; als
hij zich echter duidelijk presenteert als een vertegenwoordiger van zijn politieke partij dan ben ik
vooralsnog van mening dat het democratisch functioneren op andere niveaus via de politieke partijen
tot stand moet komen dan op dat basisniveau.
De heer Van der Wal heeft aangesloten op het betoog van de heer Geerts. Eén van de dingen die in
de discussiegroep ook ter sprake komt is het functioneren van actiegroepen. Actiegroepen zijn over het
algemeen groepen die zich een speciaal doel voor ogen hebben gesteld. Dat kan b.v. wonen in de bin
nenstad zijn of wonen in Huizum-Bornia of langs de Hollanderdijk. Zij hebben een bepaald doel in het
hoofd en zij zijn op dat doel ook vaak heel sterk gefixeerd. Dat betekent dat zij niet gauw te beïn
vloeden zijn, want het past, dacht ik, niet per definitie bij actie voeren dat je je al gauw laat over
tuigen en bereid bent om je in te voegen bij, laat ik het zo zeggen, een wat burgerlijker kader. Maar
die vraag wordt ook aan de orde gesteld in het overleg dat ik u net genoemd heb. Ik zou graag de vi
sie af willen wachten die uit dat rapport te voorschijn komt. De kritische noten t.a.v. contactgroepen
komen m.n. van groepen die zich een speciaal doel voor ogen hebben gesteld. In Huizum-Dorp zijn wij
op één noemer komen te zitten, maar wanneer b.v. in Huizum-Bornia een aantal belangen een rol spe
len, als b.v. het vestigen van dienstverlenende bedrijven aan de rand van een woongebied, dan ont
staan er duidelijk tegenstellingen wanneer een bepaalde groep in zijn vaandel heeft geschreven dat die
dienstverlenende bedrijven er niet moeten komen. (De heer P.D. van der Wal: En als de gemeente in
zijn vaandel heeft geschreven dat ze er wel moeten komen,) Dat is het uitgangspunt dat aan de pro
jectgroep mee gegeven is want de projectgroep krijgt een formule mee. In het algemeen is die formule
zo ruim mogelijk, maar bij de projectgroep Huizum-Bornia is bij besluit van b. en w. aan de formule
toegevoegd: "met respecteren van het daar ter plaatse aangegeven gebied dat bestemd is voor bijzon
dere doeleinden." Ik neem aan dat dat niet voor iedereen een uitgangspunt is waar hij bij voorbaat ak
koord mee gaat. (De heer P.D. van der Wal: Dit is helemaal nieuw voor mij.) Ik dacht dat ik hiermee
de vragen over project- en contactgroepen, met uitzondering van de vragen toegespitst op Cammingha-
%b!o
buren, redelijk beantwoord heb. Ik bedoel daarmee niet de kwaliteit van mijn antwoorden maar alleen
de omvang daarvan.
Het volgende onderwerp dat aan de orde gesteld is is het woonwensenonderzoek. Over dat woonwen-
senonderzoek zijn tot dusver een aantal gesprekken gevoerd o.a. via de Federatie van Woningbouwcor
poraties met de woningbouwcorporaties. In de laatste vergadering van de woningbouwverenigingen heb
ben op Beter Wonen na alle woningbouwverenigingen, inclusief het Gemeentelijk Woningbedrijf - dan
niet via b. en w. maar via de direct betrokkenen -, laten weten dat zij geen behoefte hebben aan een
nieuw woonwensenonderzoek. Zij hebben wel uitgesproken dat, wanneer er toch een woonwensenonder
zoek komt, zij een verzoek om medewerking m.b.t. het verschaffen van gegevens positief zullen bena
deren, maar van hen zijn geen initiatieven te verwachten t.o.v. de aard van het onderzoek enz. Het
rapport Priemus en alles wat daar in staat en de ervaringen die zij verzameld hebben via de relaties met
degenen die bij hen om woonruimte komen vragen achten zij een voldoende basis om b.v. met betrek
king tot Camminghaburen een eigen planning te maken. (De heer J. de Jong: Het is dacht ik zo dat het
college hier een mening geeft over de wijze waarop zij dit willen doen en dat hier dus de federatie als
zodanig geen initiatief dient te nemen. Er is aan het college gevraagd om een woonwensenonderzoek en
als de federatie geen belang heeft bij dit onderzoek maar wel bereid is om gegevens te verschaffen dan
vind ik het wel juist om die gegevens te vragen en die aan de raad voor te leggen. Er is aan het college
gevraagd hoe het dit denkt te doen. Mijn mening is dat dit gewoon te eenzijdig isDe federa
tie is wel bereid om gegevens te verzamelen die wij vragen, maar de woningbouwverenigingen, met
uitzondering van Beter Wonen, hebben uitgesproken zich te zullen onthouden van initiatieven. De eer
ste opmerking van de heer De Jong ging over de verhouding tot de federatie. (De heer J. de Jong: Ja,
maar het is de keuze.) Wij hebben ons er op beraden in welke richting wij het dan moeten zoeken.
Een instantie die enige ervaring heeft op het gebied van het organiseren en het analyseren van woon-
wensenonderzoeken is o.a. het Bouwfonds. Wij zijn zo vrij geweest om in ieder geval met het Bouwfonds
te gaan praten. Het Bouwfonds zal ons binnenkort - 10 december is de afspraak - een aantal kapstok
ken, een aantal uitgangspunten en een aantal mogelijkheden ter hand stellen. Hoe wij dat moeten waar
deren weet ik nog niet, maar in ieder geval hopen wij aan de hönd van de inbreng van het Bouwfonds
in eerste instantie voldoende uitgangspunten te hebben om verder te werken en onze doeleinden met dit
beperkte onderzoek nader te formuleren. Men heeft enige twijfel of de Raad voor de Volkshuisvesting
dan het orgaan is waar wij dat mee moeten bespreken. Ik dacht dat die raad in ons organisatorisch be
stel de instantie is die ter, zake om advies gevraagd kan worden. Ik sluit niet uit dat wij daarnaast de
aanbevelingen, de medewerking en de adviezen nodig hebben van andere deskundigen, maar dat zal
ook afhangen van het materiaal dat het Bouwfonds in eerste instantie bereid is ons te verstrekken. (De
heer J. de Jong: Ik blijf het summier vinden.) Ja, maar misschien is het ook een gevolg van mijn eigen
ondeskundigheid dat ik er anders tegen aan kijk. Wij werken niet dagelijks met deze dingen. In het be
leidsplan staat dat wij willen proberen een beperkt woonwensenonderzoek te doen; wij hebben voor die
tijd informaties ingewonnen. Wij hebben b.v. aan de woningbouwverenigingen gevraagd om hun visie
en hun mening is dat zij in dit opzicht geen initiatieven zullen ontwikkelen en dat zij passief bereid
zijn ons actief bij te staan. Ik acht het waarschijnlijk dat het woonwensenonderzoek zich meer zal
richten op de nieuwbouw dan op het oude woningbezit, maar het is niet onmogelijk dat er ook andere
dingen uit komen. Dat zal ook afhangen van de richting waarin enquetes e.d. zullen gaan. Ik moet u
bekennen dat ik op dit moment onvoldoende visie heb op het geheel om gedetailleerder te kunnen ant
woorden. (De heer P.D. van der Wal: Maar u wilt het nog wel onderzoeken?) Wij staan open voor vele
ideeën, maar er is 25.000,-- uitgetrokken en voor dat bedrag zullen wij een keuze moeten maken.
Hoe die keuze uitvalt weet ik niet maar in ieder geval bent u er straks bij betrokken want u zult dege
ne zijn die het krediet uiteindelijk fourneert en dat zult u wel doen tegen de achtergrond van een goe
de motivering.
De Voorzitter: Het is beter hier nu niet verder over te discussiëren. De wethouder heeft duidelijk ge
zegd wat wij aan het voorbereiden zijn, met de intentie om te doen waartoe de raad heeft besloten.
Als wij tussentijds op een ander spoor komen komen wij natuurlijk in de raad terug. Het heeft geen zin
hier nu meer tijd aan te besteden. (De heer J. de Jong: Maar die 25.000, vind ik weggegooid geld.)
De heer Rijpma (weth.): Er is nog niets besteed. Wij kunnen nog niets besteden want u zult eerst het
krediet moeten fourneren. Dat bedrag is in het beleidsplan opgenomen, het staat in de begroting. Ik
dacht dat de heer De Jong toch in ieder geval wel wist hoe een begroting functioneerde. Het staat in
de begroting en dat betekent dat er eerst voorstellen moeten komen alvorens wij posten van de begro
ting kunnen besteden. U keurt geen uitgave goed als u niet overtuigd bent dat het doel waarvoor het
geld gevraagd wordt een goed doel is. Het komt dus terug.