,2T /J2 stegeval - iemand dieals medewerker functioneerde zonder beta ling gekort werd inzijn uitkering. Hij is in be roep gegaan en later is dat besluit door b. en w. nogal omstandig gemotiveerd ingetrokken, dus krijgt hij volledig zijn uitkering ondanks het feit dat hij in een jongerencentrum mee werkt. Intussen was deze persoon via de LJ.W. aan het werk dus speelde het voor hem niet meer zo, maar nu hebben wij weer een geval ten aanzien waarvan gezegd wordt - het gaat om iemand die een r.w.w.-uitkering aange vraagd heeft; het is dus de uitvoering van een andere wet -: U verricht produktieve arbeid in een jon gerencentrum en daarom komt u niet in aanmerking voor een r.w.w.-uitkering. Er spelen nog andere elementen mee, maar het gaat even om deze koppeling. Ik vraag mij af hoe effectief het dan kan zijn dat je mensen die op welke manier dan ook werkloos zijn - in dit geval gaat het om jongeren - toch probeert in te schakelen om alle nadelen van werkloosheid die u zelf opsomt op te heffen. In veel ge vallen lukt die inschakeling vrij aardig, maar dan op een gegeven moment komt zo iemand met een brief waarin staat dat hij geen uitkering meer krijgt en zegt: Ik doe het niet meer. Wij missen dan een vrijwilliger die vrij goed ingeschakeld was en de betreffende persoon gaaf rond lopen, want hij kan niet meer in het jongerencentrum werken - dat werken moet dan tussen aanhalingstekens - omdat an ders zijn uitkering gevaar loopt. Ik zou hier graag een reactie op willen hebben van het college dat ook belast is met de uitvoering van w.w.v. en r.w.w. Collega De Greef is vrij uitvoerig ingegaan op het functioneren van de D.S.W.; ik hoef dat niet te herhalen. De wethouder is vooral ingegaan op de ar beidsbeleving m.n. in de traditionele groep; dat die arbeidsbeleving er is staat als een paal boven wa ter en daar willen wij ook niet aan tornen. Misschien zit ik door mijn werk wat dat betreft wel een beetje in de frontlinie, maar wij worden geconfronteerd met een golf werkloze jongeren die je niet zo gemakkelijk kunt indelen in de traditionele groepen mensen die buiten het arbeidsproces staan. Ik zou graag van de wethouder een visie willen horen over de opvang van deze groep; daar gebeurt iets aan b.v. in Middelburg en in Eindhoven. Er moet m.i. over gedacht worden om deze jongeren via de W.S.W. te plaatsen in het welzijnswerk. Ik zou graag willen weten hoe het college daarover denkt. Misschien zouden b. en w. dat eens willen onderzoeken. Deze mogelijkheid is in andere plaatsen al gecreëerd en daar werkt het vrij goed. Het gaat om een experiment om deze nieuwe groep werklozen - het is een ontzettend grote groep - aan zinvolle arbeid - ik blijf het maar arbeid noemen - te helpen. Punt 250 gaat m.n. over de Interimmaatregel Jeugdige Werklozen, of wel de Boersma-regeling zoals hij kortheidshalve wel wordt genoemd. Het gaat daarbij om jongeren die langer dan 2 maanden werkloos zijn en als zodanig staan ingeschreven bij het arbeidsbureau. Die kunnen voor de tijdsduur van één jaar via deze regeling voor 100% betaald wat de personeelskosten betreft bij welzijnswerk in ruime zin in geschakeld worden. Dat gebeurt ook; om even bij mijn eigen werk te blijven, er zijn op het ogenblik 8 mensen via die regeling in dienst en dat loopt goed, zij hebben plezier in het werk. Het gaat om werk dat gedeeltelijk ook produktief is en wij proberen ook projecten te creëren die zich na dat jaar zelf kunnen bedruipen. Maar nu is het punt dat, als dat niet helemaal lukt - soms lukt het helemaal niet; ik denk dan acn mensen die ingeschakeld zijn bij onderhoudswerk -, die mensen na dat jaar weer werkloos zijn en opnieuw - dat denk ik - in de w.w. terecht komen en na een halfjaar in de w.w.v.; het is mogelijk dat zij rechtstreeks in de w.w.v. komen, maar dat weet ik niet precies, dat moet ik nog uitzoeken. Dan komen ze dus ook weer op overheidsgeld te leven terwijl wij ze nu toch op zeer zinvol le wijze ingeschakeld hebben in het welzijnswerk waar zij - wij ook - erg veel plezier aan hebben. Niet alleen de welzi jnsinstel I ingen zijn er bij gebaat, ook de betreffende mensen doen hef graag. Mijn vraag is hoe het college de situatie ziet als deze regeling niet voortgezet wordt. Misschien heeft de wethouder informaties over de follow up van deze regeling. Als de regeling niet voortgezet wordt ko men er toch in vrij korte tijd weer erg veel mensen die zinvol werk deden via deze I.J.W.-regeling in de w.w.v. terecht en leven dan noodgedwongen weer op overheidsgeld. Ik vraag mij af of hiervoor mis schien - dat ligt buiten mijn gezichtsveld - een oplossing te vinden is binnen het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening. Wat betreft objecten die zich maar gedeeltelijk zelf kunnen bedruipen zou misschien een oplossing te vinden zijn door een gedeeltelijke w.w.v.-uitkering. De heer De Pree: In vraag 252 ligt het accent op de vraag of u sociaal-cultureel vormingswerk in hef algemeen in het kader van de hulp aan werkloze werknemers een zinvolle zaak vindt. U beantwoordt die vraag bevestigend. N.a.v. deze zaak zou ik nog een paar opmerkingen willen maken in die zin dat die vraag gesteld is vanuit een toen nog wat intuïtief angstig vermoeden dat sociaal-cultureel werk voor werklozen in de eerste plaats misschien niet zo erg effectief zou zijn - dat blijkt ook het geval te zijn op vele plaatsen; het loopt niet storm -, maar vooral niet effectief zou zijn omdat het lijkt op een aparte benadering, een isolement van deze categorie van mensen. Op het moment dat je zo'n vraag op schrijft heb je nog niet zo gek veel materiaal bij de hand. Toevalligerwijze staat er in De Nederlandse Gemeente, het nummer van 14 november 1975, een lang artikel dat voor mij nogal verhelderend was omdat daarin een aantal gemeenten ter sprake komen waar men een beleid heeft t.a.v. de werklozen 2S/3ti binnen die gemeenten waarvan ik het gevoel héb dat daar geprobeerd wordt om isolement, stigmatise ring enz. waar ik bang voor was te voorkomen. Er worden voorbeelden genoemd van Utrecht, Amsterdam, Oen Haag en Almelo. Daar zegt men: Je moet niet aparte sociaal-culturele of andere activiteiten orga niseren voor deze groep. Misschien is een van de problemen in Leeuwarden dat wij zijn afgestevend op een samenwerking met een werklozencomité. Dat is nu juist een aparte groep, dat betreft alleen maar mensen uit deze sector van de samenleving. U spreekt in uw antwoord even over samenwerking met plaatselijke organisaties t.a.v. deze zaak, dus misschien probeert u het al in een andere richting, maar dat kunt u waarschijnlijk zo nog wel even toelichten. In de genoemde plaatsen probeert men om vanuit bet argument dat je moet oppassen voor stigmatisering in samenwerking met alle mogelijke organisaties binnen de gemeente - er wordt een groot aantal genoemd, o.a. de vakbeweging, het arbeidsbureau, de sociale dienst, de kruisverenigingen, maatschappelijk werk, sociale en culturele instellingen - af te komen van een noodzaak om speciale activiteiten te organiseren. In het artikel staat b.v. dat er in Utrecht geen nieuwe sociaal-culturele voorzieningen hoeven te worden getroffen; sociaal-culturele voorzieningen, aldus wethouder Bransen, dienen zich in beginsel te richten op alle mensen, ook op werklozen. Er worden een groot aantal bestaande instellingen genoemd, universiteiten - wij hebben er nog niet een maar die komt -, bioscopen, schouwburgen, volkshogescholen, club- en buurthuizen, die volgens die wethouder moeten inspelen op de potentiële vraag van de werklozen zonder nu meteen cur sussen te organiseren speciaal voor werklozen. In het artikel staat ook dat het gemeentebestuur het ini tiatief kan nemen alle betrokken instellingen rond de tafel te brengen. Daarnaast heeft de gemeente in de ogen van de betreffende wethouder een voorlichtende taak. In Utrecht zal dat gaan gebeuren, staat in dat artikel. Mijn vraag is in hoeverre u bezig bent om inderdaad met een groot aantal instellingen om de tafel te gaan zitten en te proberen niet zo zeer om aparte projecten op sociaal-cultureel gebied te starten maar.om instellingen te bewegen rekening te houden met een nieuwe situatie, n.l. dat je een grote groep mensen hebt die b.v. overdag beschikbaar zijn, tijd hebben. Dat zou er toe kunnen leiden dot allerlei voorzieningen die wij hebben zich niet langer tot de avonden zouden beperken. De heer De Vries (weth.): De vragen m.b.t. de toepassing van de w.w.v. en de r.w.w. zou ik graag aan de heer Aarts willen delegeren; die kan de heer Van der Wal daar waarschijnlijk wel over inlich ten. De heer Van der Wal heeft verteld dat in het centrum waar hij werkt momenteel 8 jongeren zijn die bijzonder zinvol werk doen, maar die, als het jaar om is, misschien weer op straat staan. Hij vraagt zich af wat er kan gebeuren om dat te voorkomen. Op zichzelf is dit een zaak van het rijk waar wij als gemeente - dat geldt zowel t.a.v. de totstandkoming als t.a.v. de verdere uitvoering - niet direct bij betrokken zijn anders dan dat wij een verklaring plegen af te geven waarbij wij deze zaken ondersteu nen. Toen deze zaak dit voorjaar in de raad speelde hebben wij ook bij interruptie gezegd dat wij een beetje voorzichtig moeten zijn bij de toepassing van deze regeling. Wij zagen het gevaar dat wij in stellingen zouden krijgen die helemaal gaan functioneren met een uitgebreid programma op basis van de aanwezigheid van deze tijdelijke krachten. Op het moment dat de subsidiekraan dicht gedraaid wordt liggen er meer brokken dan wij met elkaar weer heel kunnen maken. Daarvandaan dat de heer Van der Wal bij zijn instelling maar eens na zou moeten gaan wat er moet gebeuren na afloop van dit jaar. Of dan de regeling nog van kracht is weet ik niet. Het was voorlopig de bedoeling dat de regeling zou werken tot 1 juli 1976. Of er een verlenging komt is ons niet bekend. Als wij zien dat de jeugdwerk loosheid nog steeds niet tendeert naar een vermindering, hebben wij het idee dat er alle kans is dat er wel verlenging komt. Of het dan mogelijk is om dezelfde mensen die een jaar lang van deze regeling gebruik hebben gemaakt nog langer bij dezelfde instelling te laten werken onder deze regeling weet ik niet, dat is een zaak die nog maar eens nadrukkelijk nagegaan moet worden. De heer Van der Wal heeft gevraagd of plaatsing in het kader van de W.S.W. mogelijk is. Ik weet niet of dat mogelijk is. Ik weet dat er een verzoek van Hippopotamus ligt bij de D.S.W., maar de mensen die je in dit kader plaatst moeten aan bepaalde persoonlijke criteria voldoen. Het moet daarbij gaan om factoren die in de per soon zelf gelegen zijn en dat is een zaak die m.n. van de kant van het rijksconsulentschap zwaar wordt gewogen en waarbij men heel nadrukkelijk nagaat of deze factor wel aanwezig is. Ik weet niet in hoe verre andere gemeenten er gemakkelijker op inspelen dan binnen dit consulentschap het geval is, ik weet dat de consulent hier heel nadrukkelijk aan de D.S.W. normen stelt, het gaat niet zo maar. De heer De Pree informeert naar de zaak van het sociaal-cultureel werk voor werklozen en hij wijst daarbij op een artikel in het blad van de V.N.G. waarin staat dat een aantal gemeenten dit werk niet meer voor de categorie werklozen sec doen maar die zaak inpassen in het algemene sociaal-culture Ie werk. Op zichzelf is dit een uitgangspunt dat zeer zeker de moeite van het overwegen waard is, maar of het werkt weet ik niet. Ik heb dit voorjaar mijn spijt uitgesproken over het feit dat m.n. de instel Iin gen op het terrein van het georganiseerde jeugdwerk niet collectief zijn ingesprongen juist in deze sec tor, Ik had toen de hoop en ook min of meer de verwachting dat men de krachten zou bundelen en dat men

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 12