W/2L, 123 sidieerd kan worden onder het hoofd algemeen maatschappelijk werk dan vraag ik u: Verzin dan een ander hoofd waaronder het alsnog gesubsidieerd kan worden, er zijn zoveel hoofden, zoveel opschrif ten denkbaar. (De Voorzitter: Doe eens een suggestie.) Dat weet ik niet, maar er is een hele rij van in het welzijnswerk, het kan onder samenlevingsopbouw, het kan onder vormingswerk en noem maar op. Maar dan praat ik puur pragmatisch: Als die centen er maar komen. Ik zou het echter erg belangrijk vinden als het wel onder het algemeen maatschappelijk werk zou kunnen. De heer De Greet: Ik kom ook al op punt 242 terecht. Na het uitstekende college van mijn collega raadslid heb ik daar eigenlijk niet zoveel meer aan toe te voegen. Ik zit eigenlijk een beetje in dezelf de richting. Wat ik gelezen heb in het advies van de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening roept bij mij vragen op. Ik vraag mij af welk standpunt het college gaat innemen n.a.v. het advies dat is uit gebracht mede op verzoek van het college. Ik zou willen zeggen dat er bijna geen sector, geen werk gebied in onze maatschappij is te vinden waar zoveel opvattingen leven over wat hulpverlening is, over wat welzijnswerk is, maar dat je telkens weer terecht komt bij de vraag: Waarom doen mensen het? Dan blijkt het hele welzijnswerk ontstaan te zijn als gevolg van het streven van mensen meer greep te krijgen op hun eigen leven. En dat kan je emancipatie noemen volgens mij. Je ziet dat niet alleen bij vrouwen een rol spelen - dat is m.n. de laatste jaren opgekomen -, maar ook allerlei andere randgroe pen in onze samenleving manifesteren zich als zodanig. (Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Zijn de vrouwen een randgroep?) In onze cultuur, de cultuur die bepaald wordt door de man, vormen de vrouwen inder daad een randgroep, helaas, zij zijn de slaaf van de man geworden; het is een soort gebruik zou je kun nen zeggen. Maar wat ik merkwaardig vind is dat, wanneer er een verzoek binnenkomt bij de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening waarin gezegd wordt dat het hier gaat om een stichting die pro beert een stuk emancipatie in praktijk te brengen - daar gaat het in feite om; men praat niet alleen over emancipatie, men probeert het ook in praktijk te brengen -, er gezegd wordt: Dit is eigenlijk meer een stukje cultuur dan dienstverlening; dat is merkwaardig want dienstverlening is cultuurbepaald en is m.n. bepaald door in dit geval de man die daar een rol in speelt. Een ander facet wordt gevormd door de deskundigen die daar een rol in spelen. Waar het hier om gaat - en dat is een aspect dat mis schien nog niet zo aan de orde is gekomen - is dat dit een stukje particulier initiatief is; het gaat hier om een stukje vrijwilligerswerk. Dat is iets wat ik m.n. zou willen benadrukken, waarbij ik niet zo zeer geloof in de mogelijkheid dat je er niet aan moet beginnen omdat eventueel andere groepen ook van dat recht gebruik zouden willen maken om een startsubsidie te krijgen, om te kunnen bestaan, om te kun nen werken aan de doelen die zij zichzelf gesteld hebben en die nodig zijn om het hoofd boven water te houden. Ik zou dus ook m.n. willen benadrukken dat u bij de beoordeling van het advies van de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening betrekt dat het hier gaat om een stukje praktisch vrijwilligers werk waarbij ik geloof dat de hulpverleningsorganen die genoemd zijn, zoals S.O.S. en de stedelijke stichting, niet bezig zijn met het stuk werk waar deze groep vrouwen zich op wil concentreren. Boven dien is het mij opgevallen - dat is dan mijn slotpunt - dat de stemmenverhouding in de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening erg aarzelend was, 4 tegen, 3 voor, 3 onthoudingen. Daar wordt dan een koppeling gemaakt aan het beleidsplan dat de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening nog niet heeft zodat men nog niet kan afmeten of dit stukje welzijnswerk, dit stukje vrijwilligerswerk voor subsidie in aanmerking zou kunnen komen. Ik denk dat in dit geval dan ook het standpunt van het col lege van belang zal zijn en ik hoop dat dat standpunt positief zal zijn. De Voorzitter schorst, om 20.55 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21 .20 uur, de vergadering. De Voorzitter: Ik neem aan dat de wethouder zich intussen heeft beraden op een goed antwoord op de voor de pauze gestelde vragen. De heer De Vries (weth.): Ik moet u teleurstellen, er waren andere zaken die mij bezig gehouden hebben op het Blanke Ruim. Ik wil echter wel graag ingaan op de vragen die door de respectievelijke raadsleden zijn gesteld. Mej. De Vos heeft gevraagd naar de stand van zaken m.b.t. de Stichting Maatschappelijke Dienst verlening Leeuwarden en informeert wat bedoeld is met de fasering van de uitbreiding. Wij hebben ons hierover verstaan met het ministerie en het ziet er op dit moment naar uit dat er m.b.t. de uitbreiding van de personeelsformatie van deze instelling door het rijk een distributiesysteem zal worden toegepast. Dat betekent dus concreet dat niet alles in één keer toegestaan zal kunnen worden, maar dat men dit inderdaad in fasen zal doen. Daarvandaan dat wij dus goede hoop hebben dat in de loop van 1976 deze aanvraag alsnog door het ministerie zal worden gehonoreerd. Wanneer dit niet het geval mocht zijn dan rijzen er natuurlijk m.b.t. de verdere uitbreiding van de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening wel problemen, maar wij moeten maar eens kijken in hoeverre men met de bestaande personeelsformatie instaat is om datgene te doen wat binnen het raam van de eigen organisatie mogelijk is. Wij hebben geen extra financiële middelen beschikbaar om dit zelf te financieren; als wij die wel hadden dan zou den wij het volledig voor eigen rekening moeten doen, want u weet dat wij leven in het land van de koppelsubsidies. Wij komen pas voor restitutie in het kader van de Financiële Verhoudingswet in aan merking wanneer het rijk een subsidietitel heeft verstrekt. Mej. De Vos roert verder de zaak aan van het subsidieverzoek van Vrouwen bellen vrouwen en ik dacht dat ik maar moest proberen om in één keer ook de andere sprekers over dit onderwerp te beant woorden. Het is inderdaad juist dat bij schrijven van 12 november l.l. de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening advies over deze zaak heeft uitgebracht, maar de afdeling Welzijnszorg heeft dit ad vies nog niet kunnen vertalen in een beleidsadvies aan het college zodat wij t.a.v. dit onderwerp nog geen standpunt hebben kunnen bepalen. Ik ben persoonlijk aanwezig geweest toen deze zaak speelde in de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening en ik moet u wel zeggen dat deze zaak daar nogal eni geonzekerheid - dat is misschien het goede woord niet - bracht, er waren verschillende mensen in die raad die toch wel grote twijfel hadden aan de opzet van dit werk en m.n. wat betreft de vraag of het hier nu gaat om maatschappelijke dienstverlening dan wel om een andere sector, waarbij de heer De Pree dan het college de keuze laat om zelf maar het hoofd te bepalen waaronder het zou moeten vallen, eigenlijk zoveel hoofden zoveel zinnen. Ik weet niet of wij zo inventief zijn dat wij dat hoofd zullen kunnen bedenken, wij zullen dit nog eens nader moeten bekijken. Het gaat inderdaad om de principiële kant van deze aanvraag. Een bedrag van 2.000,is natuurlijk op zichzelf een bedrag dat niet on- overkoombaar is. Als ik dat zo stel dan zou ik bij mijzelf eigenlijk ook de vraag kunnen stellen: Wan neer Vrouwen bellen vrouwen een dermate groot respons vindt in het achterland en dan m.n. bij de sexe- genoten, zou het dan niet mogelijk zijn geweest om die 2.000,— die men nu aan de gemeentelijke overheid vraagt'zelf bij elkaar te krijgen? (Mej. De Vos: Ik moet u er wel op wijzen dat lang niet alle kosten gedekt kunnen worden met die 2.000,--. Er wordt door de deelnemers aan Vrouwen bellen vrouwen wel geld opgebracht. Het gaat alleen maar om de huur van de ruimte waarin de telefoondienst is gevestigd en een deel van de training die de vrijwilligsters krijgen in een beetje deskundigheid. De rest wordt allemaal zelf gedaan.) Ik moet bekennen dat ik de details nog moet bestuderen in het kader van de behandeling die nog moet komen. Ik blijf echter van mening dat, als dit een zaak is die een dergelijke reactie oproept, men eigenlijk toch eerst had moeten proberen om in eigen kring een maxi maal bedrag bij elkaar te krijgen. Dat is een zaak die wij misschien in een latere fase nog eens opnieuw zouden kunnen bekijken. De heer De Pree heeft een aantal opmerkingen gemaakt die verband houden met de behandeling van deze zaak in de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening, waarbij hij vraagt hoe het college denkt over wat men dan de gevulde algemeenheid in de maatschappelijke dienst verlening of in het algemeen maatschappelijk werk pleegt te noemen. De vraag op zichzelf is vermoe delijk gemakkelijker te stellen dan te beantwoorden. Ik zou voor mijzelf gezegd hebben dat ik gevulde algemeenheid zie als een stuk inbreng vanuit de van origine levensbeschouwelijke maatschappelijk wer ker die zijn eigen normen en instelling toch wel blijft hanteren in relatie met de cliënt maar die niet deze cliënt beoordeelt vanuit zijn eigen normen, maar hem accepteert zoals die zich aan hem presen teert. Ik dacht ook dat men in de kring van de voormalige confessionele instellingen ongeveer een der gelijke vertaling van de gevulde algemeenheid aanvaardt. Dat hoeft niet neutraal en niet normatief te zijn t.a.v. de instelling van de maatschappelijk werker, het moet wel niet-normatief zijn t.a.v. de cliënt aan wie hulp geboden wordt. Misschien is dit een onderwerp waar wij ons ook nog eens theore tisch nader in zouden kunnen verdiepen wanneer het in ieder geval in relatie tot dit subsidieverzoek de moeite waard is dat te doen. Dan zouden wij nog eens hierover van gedachten kunnen wisselen wanneer dit subsidieverzoek concreet aan de orde komt. ik dacht dat ik in ieder geval wel de toezegging kan doen dat wij ons voor de begrotingsbehandeling op deze zaak nader zullen hebben beraden zodat u dan ongeveer wel een preadvies van de kant van het college tegemoet kunt zien. De heer De Greef heeft nog een aantal opmerkingen gemaakt over de doelstellingen van het feminisme en hoe hij daar persoon lijk tegenover staat. Obk dat is een zaak die wij misschien in het kader van de verdere behandeling van het subsidieverzoek nog eens zouden moeten bekijken want het is voor ons in deze kring in ieder geval een onderwerp dat nog niet eerder op onze agenda heeft gestaan. Hij zegt dat ook dit een vorm van welzijnswerk is, het gaat er om greep te krijgen op het eigen leven en emancipatie is eigenlijk ook een essentieel onderdeel van dienstverlening. Ik zou de leden van deze afdeling willen voorstellen om in eerste aanleg het preadvies van het college af te wachten en dan nog eens met elkander na te gaan welke kanten er aan deze zaak zijn verbonden om van daaruit een antwoord te vinden op dit onderha vige subsidieverzoek. Mevr. Visscher-Bouwer heeft gevraagd hoe ver het nu staat met de stichting voor het open bejaar- denwerk in Leeuwarden. Ik kan haar meedelen dat wij de laatste weken een vrij intensief contact heb-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 7