pïd 20 151 bootjes daar nog werkzaam is - het ligt in de bedoeling dat hij in de toekomst naar de Froskepolle gaat - kan hij er uiteraard wel wat op toezien. Ik waag te betwijfelen of dat een volledige dagtaak voor hem zou kunnen worden, want hij heeft met de verhuur van bootjes ook wel het een en ander te doen. De hear Van der Veen: Ik tocht dat it maklik wie dat der ien wie dy't signalearje kin: Se binne wer oan de gong. It is mei dit soarte fan dingen faek sa: As men ien kear mei ien ding bigjint dan giet it troch. Jo moatte der in kontaktman hawwe. De Voorzitter: Wij zijn klaar met de behandeling van afdeling VI. Wij zetten nu onze vergadering voort met de behandeling van afdeling II, Financiën; ik verzoek de leden van afdeling II hun plaatsen in te nemen. PAR. 15. BELEIDSSECTOR OVERIGE UITGAVEN EN INKOMSTEN. Mevr. Smit: In vraag 312 wordt gesproken over de afschrijvingstermijn van de tekorten over de afge lopen jaren. Je kunt er over twisten of het verstandig is om het in 30 jaar te doen en of het niet in een kortere termijn moet. Wij hebben daar ook in de Financiële Commissie al over gesproken. Ik ben zelf van mening dat het vermoedelijk verstandig is om de termijn van 30 jaar voorlopig maar aan te houden en jaarlijks te bezien of die termijn gehandhaafd moet worden of dat er vervroegd afgeschreven kan worden met toevallige extra opbrengsten. Als wij nu besluiten om de termijn korter te maken en m.n. de overschotten die wij in de komende jaren - niet in 1976, maar in 1977 en 1978 - hebben daarvoor te bestemmen dan zijn wij in één keer uit de zorgen. Daar staat echter tegenover dat dan een aantal een malige dingen die nodig kunnen zijn in die toekomende jaren niet kunnen gebeuren. Ik heb ook een vorige keer al bezwaar gemaakt en mijn verontrusting uitgesproken m.b.t. het opmaken van wat wij heb ben zonder dat ik nu meteen denk aan een potten voor de toekomst. Er blijft toch betrekkelijk weinig re serve in zitten hoewel de reserve wat ruimer lijkt dan uit de afgelopen begrotingsbehandeling bleek. Mis schien wil ik hier nog op terug komen, maar ik wacht even het antwoord van de wethouder af. Hele maal lekker zit het mij nog niet. Verder heeft mijn fractiegenoot De Jong in de behandeling van afdeling III gesproken over de kos tenfactoren en over een overzicht van verschillen tussen begrotingen en uitgaven bij de D.S.O. Ik had er op gerekend dat de heer De Jong zelf aanwezig zou zijn, maar wij zijn wat vroeger met de behande ling van afdeling II begonnen dan verwacht had kunnen worden; misschien komt hij nog. Hij heeft de heer Rijpma gevraagd hoe die zaak in elkaar zit. De wethouder kon daar geen antwoord op geven. Voor zover ik weet kon weth. Ten Brug dat op dat moment ook niet, misschien kan hij dat inmiddels wel. Als dat niet het geval is wil ik graag onder voorbehoud dat punt voor de heer De Jong claimen, want hij wil daar een overzicht over hebben en ik geloof ook dat dat nuttig is. Voorts zou ik nog graag willen weten of er m.b.t. punt 315 inmiddels nadere regelingen bekend zijn geworden. Ten tijde van de beantwoording van de vraag was dat nog niet het geval maar wij zijn inmiddels een paar weken verder. Misschien is er nu iets meer bekend over die verfijningsregelingen. De heer Sterk: Ook even iets over punt 312. Het zou best kunnen zijn dat er i.v.m. de regeringsvoor stellen zoals die er op dit moment liggen straks in de begroting toch enige ruimte komt. Ik denk hierbij b.v. aan het niet meer uitbetalen van het indexeringscijfer geraamd op een x-aantal procenten voorde hogere salarissen. Mogelijk zou er enige ruimte kunnen komen. Om dan deze 30 jaar afschrijvingster mijn te handhaven, ik weet niet of dat wel verstandig is gezien ook het grote rentebedrag dat hiermee gemoeid is. Dan zou ik mij nog graag aan willen sluiten bij de vraag die mevr. Smit heeft gesteld m.b.t. punt 315. Ik ben ook nieuwsgierig of hier al iets naders over bekend is. Dan nog iets over punt 316. Wij hebben vorig jaar eigenlijk met veel haast de onroerend goedbe- lasting aangenomen. Daarbij werd gesteld dat het beslist nodig was om het raadsvoorstel aan te nemen i.v.m. de heffing voor het komende jaar. Ik vraag mij eigenlijk af wanneer de aanslagen voor deze be lasting de deur uitgaan. Voor zover mij bekend zijn die nog niet verzonden. Ik zou mij dus kunnen voorstellen dat, juist omdat het zo verlaat is, er versneld zal moeten worden betaald en dat lijkt mij niet zo'n gunstige zaak. Bovendien is het zo dat men, hoe eerder men de belastingen int die geheven moeten worden, toch ook een heleboel rentelasten bespaart. De heer Visser: In de laatste vergadering van de Financiële Commissie hebben wij nogal uitvoerig gesproken over de problematiek die naar voren komt in punt 314, de problematiek rond de exploitatie subsidies. Het gaat dan hoofdzakelijk om de grote bedragen, dat zal u wel duidelijk zijn. Wat dat be treft zou ik er over kunnen zwijgen, maar ik zou er eigenlijk nog een nieuw element aan toe willen voegen en wel dit. Zou het niet verstandig zijn dat de gemeente in de toekomst een post gaat reverve- ren die wij de post exploitatie-overschrijdingen zouden kunnen noemen analoog aan de raming voor de kostenstijgingen zoals die nu in het beleidsplan 1976-1980 naar voren komt? Ik bedoel die 2% kosten stijging. Ik ben n.l. van mening dat het een hele toer zal worden om deze zaak in de hand te houden. Ik heb in de bedoelde commissievergadering de vrij forse overschrijding door de Openbare Bibliotheek in 1974 als voorbeeld genomen; ik meen dat het een zeer fors bedrag is. Dat zijn dingen waar je natuur lijk ook in het kader van de meerjarenraming niet op rekent, dat overvalt je zo maar. Ik dacht dat de gemeente eigenlijk wel moreel verplicht was om deze overschrijding te honoreren, want de gemeente kan zich niet permitteren de deuren van deze bibliotheek te sluiten; daar hoeven wij, dacht ik, niet eens verder over te praten. Dit geldt vanzelfsprekend niet alleen voor de bibliotheek, wij hebben ook andere zwaar gesubsidieerde instellingen. Het lijkt mij vrij moeilijk om dit in de hand te houden on danks de aanwijzing die het college voor 1976 aan deze instellingen gegeven heeft m.b.t. de samen stelling van de begroting voor 1976. Ik heb daarover mijn twijfels. De heer Meijerhof: Er zijn al verschillende opmerkingen gemaakt over punt 312. Ik zou eigenlijk van de wethouder willen horen op welke wijze dit gefinancierd wordt en welke kosten daarop betrek king hebben. Dit is, dacht ik, een even andere invalshoek dan de vraag hoe lang de afschrijvingster mijn zal moeten zijn. Mijn vraag is: Hoe financieren wij dit en wat zijn daarvan de kosten? Daar gaat het m.i. om. De heer Knol: Punt 313 gaat over de rentebijschrijving op de risicoreserve. Het antwoord verbaast mij een beetje. Ik dacht dat het zo was dat de risicoreserve ongeveer 8 a 10 miljoen bevat en die zal toch wel op de een of andere manier belegd zijn. Ik neem aan dat die belegging toch wel rentedragend zal wezen en ik veronderstel dat de rente-opbrengst van de belegde risicoreserve toch wel in de papie ren gaat lopen. Daarom verbaast mij het antwoord dat u geeft. Mijn volgende vraag is dan: Waar blijft die rente van de belegde risicoreserve? Die heb ik niet in de algemene middelen terug kunnen vinden. Ik zou nog even het volgende op willen merken n.a.v. hetgeen mevr. Smit namens de heer De Jong vraagt. Zij claimt onder voorbehoud het punt betreffende grondcalculaties in Aldlan-oost, heb ik be grepen. Dat verbaast mij eigenlijk een beetje, want bij mijn weten zit de heer De Jong in de Commis sie Grondbedrijf en dat is de commissie die op dit stuk van zaken een duidelijke taak heeft. Ik dacht dat in de eerste plaats daar de verantwoordelijkheid ligt om dit in de gaten te houden. Ik begrijp dus eerlijk gezegd de strekking en de achtergrond van de vraag niet helemaal, maar dat ligt misschien aan mij. Mevr. Smit: Ik heb begrepen dat het de heer De Jong niet alleen om Aldlan-oost ging maar om het algemene punt. De heer Ten Brug (weth.): Allereerst iets over de opmerkingen van mevr. Smit m.b.t. de zaak die aangekaart is in vraag 312. Ik heb eigenlijk uit de opmerkingen van mevr. Smit begrepen dat er wel wat in zit het in 30 jaar af te schrijven, maar dat je aan de andere kant in de toekomst toch nog wel eens zou kunnen bekijken of die 30 jaar niet terug gebracht kan worden, of je geen versnelde afschrij ving zou kunnen toepassen. Ik dacht dat dat op zichzelf niet tot de onmogelijkheden behoort, dat hangt uiteraard helemaal af van het financiële beeld van de begroting op dat moment. Wij hebben in de komende jaren wel enige exploitatie-overschotten, als ik het zo mag zeggen. Wij hebben in het be leidsplan gezegd dat wij die gelden zouden willen besteden voor eenmalige doeleinden, m.n. in de richting van stadssanering enz. Dat is een zaak die wij m.i. volgend jaar, als dat aan de orde is, zou den kunnen bespreken. Die 30 jaar is op zichzelf niet een helemaal uit de lucht gegrepen termijn, want u weet dat, wanneer wij nog in de goede positie zouden verkeren dat wij geweldige reserves had den, het voorschrift is dat wij daarvan in de exploitatie 1/30 zouden kunnen gebruiken. Het is discuta bel, maar bij een voortgaande inflatie - wij hopen natuurlijk dat dat eens een keer gestuit zal worden - is het op zich niet onvoordelig zoals de kaarten nu liggen. In deze situatie pleit er dus niet zoveel voor om te zeggen: Breng die afschrijvingstermijn terug tot b.v. de helft, want dat zou betekenen dat wij veel financiële mogelijkheden per jaar gaan missen. De heer Meijerhof heeft ook een opmerking ge maakt over punt 312. Hij heeft gevraagd hoe wij het gaan financieren. Daar lenen wij uiteraard voor. Dat zit in ons totale financieringsplan. De rente die daarvoor berekend wordt is het omslagpercentage en dat vindt u hier terug. De heer Meijerhof: Op een bepaald moment ga je dat financieren en wat op dat moment de rente is zijn in feite je kosten. Hoe je dat dan over 1 5 of 30 jaar doorberekent legt dus wel een bepaald beslag op je middelen. Als je dan naar de betaalde rente en naar de doorberekende rente kijkt dan zit daar bij 30 jaar weer een voordeel in. De vraag geeft bij mij wat de indruk: 30 jaar gaat een hoop kosten, wij gaan 30 jaar lang elk jaar weer een groot rentebedrag betalen en als die termijn korter wordt wordt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 11