tèo 22 /53 de rente minder. Maar waar het in feite om gaat, wat de kosten zijn is wat je er voor betaalt. Op dit moment hebt u het bedrag voor 25 of 30 [aar geleend. Dan kunnen wij volgend jaar wel zeggen dat wij het in één keer gaan afschrijven - voor zover mogelijk dan - maar dat maakt in feite niets uit op de kosten die je hebt. Dat was wat ik naar voren wilde brengen. De heer Ten Brug (weth.): Dat geldt natuurlijk voor alle investeringen. Als je alles in één jaar zou afschrijven dan zou je die rentekosten niet hebben, maar dat is gewoon een onmogelijkheid. Dat is wel het systeem dat het rijk toepast, maar daar leent men dan voor de ontstane tekorten. Wij lenen dus op de objecten. In feite komt dat op hetzelfde neer. Ik zie geen enkele reden om op dit moment - dat wordt ook niet voorgesteld - op een kortere afschrijvingstermijn over te gaan. Dat je hiervoor zult moeten betalen is zonneklaar. Dit is eigenlijk ook al een antwoord op de opmerking die de heer Sterk heeft gemaakt. Hij vraagt of er in de begroting niet meer ruimte zit, of er niet nog wat meevallers ko men. Dat hopen wij natuurlijk wel want zo ruim is de situatie voor 1976 nu ook weer niet. Je moet er vanzelfsprekend ook rekening mee houden dat er tegenvallers zullen zijn. Dat tast op zichzelf niet dat principe van die 30 jaar aan. Zoals de kaarten nu liggen zou ik er niet voor zijn om het aantal afschrij vingsjaren terug te brengen omdat dat voor onze diensten duidelijk onvoordelig zou gaan werken. De heer Sterk heeft ook een opmerking gemaakt over de onroerend goedbelasting. Hij zegt dat de raad deze zaak nogal haastig moest afhandelen en dat er nog geen aanslagen zijn verstuurd. U kunt wel begrijpen dat de burgerij er zeker van kan zijn dat die aanslagen wel zullen komen. Er is echter nogal wat computerverwerking nodig. Dat betekent niet dat wij geen inkomsten krijgen uit de onroerend goed belasting want het rijk betaalt ons al op voorhand geld uit. U weet dat die belasting door het rijk wordt gei'nd. Wij krijgen elke maand een bedrag van 750.000,van het rijk. U ziet dat er geen innings- en financieringsmoeilijkheden zijn. Verschillende raadsleden hebben gevraagd of er nadere bijzonderheden bekend zijn over de even tuele verfijningsregeling waarover gesproken wordt in vraag 315. Die zijn er niet. Wij weten er op dit moment nog niets van wat dat zal inhouden en welke bedragen daar voor Leeuwarden mee gemoeid zijn. Wij hopen alleen maar dat daar nog wat in zit en dat dit niet op de een of andere manier gekort wordt op de algemene uitkering uit het Gemeentefonds voor het totaal van de gemeenten want dan betaal je het op een andere manier weer terug. Men is op het moment aan het schuiven met het verbeteren van de onderwijsuitgaven; het bedrag dat men daarvoor wil gebruiken neemt men eerst af van het Gemeente fonds. Dan krijg je meer voor het onderwijs, maar het helpt weinig omdat je in totaal niet meer krijgt. Op die manier kan je natuurlijk wel alle onderwijstekorten wegwerken, maar die tekorten komen op een andere manier weer bij de gemeenten boven water. Wij hopen nu maar dat dat bij deze regeling niet het geval zal zijn; ik denk het niet want het is duidelijk als "extra" aangekondigd. Over wat het in zal houden hebben wij nog geen nadere mededelingen ontvangen; wij proberen zo nu en dan wel daar zo onderhands wat over te weten te komen, maar men is blijkbaar nog aan het studeren op welke wijze het zal moeten. Het is niet onmogelijk dat men dit zal gaan koppelen aan de werkloosheidsbe- strijdingsobjecten. Dan valt het voor de ene gemeente heel anders uit dan voor de andere gemeente. Vandaar ook dat er geen benadering kan worden gegeven van het bedrag dat hier voor Leeuwarden uit zal rollen. De heer Visser pleit er n.a.v. punf314 voor om een post onvoorziene tegenvallers in de subsidie sfeer op te nemen; laat ik het zo maar omschrijven. Ik voel daar bitter weinig voor, want op zichzelf leggen wij dan in beginsel al vast: Mocht het met jullie financieel beheer niet al te goed gaan - daar rekenen wij al zo'n beetje op - dan hebben wij daar al wat geld voor gereserveerd. Dat lijkt mij be slist geen aanbevelenswaardig systeem. Het is een stuk verantwoordelijkheid voor de instellingen die subsidie krijgen dat zij binnen hun begroting blijven, maar ook wij moeten proberen hen te houden aan de bedragen waarmee zij moeten werken. Zij moeten voorkomen dat er geweldige tegenvallers in zitten. Als voorbeeld nam de heer Visser de Openbare Bibliotheek; dat is ook wel het duidelijkste voorbeeld want ik zou op dit moment niet zo maar een aantal andere voorbeelden van grote tekorten weten. Het lijkt mij een onjuiste politiek van de gemeente om nu te zeggen: Op voorhand kan de Openbare Biblio theek er wel op rekenen dat de gemeente dat tekort van 4 a 4j ton voor zijn rekening neemt. De heer Visser heeft gelijk als hij zegt dat hier met enige voorzichtigheid gemanoeuvreerd moet worden, niet naar de kant van het bestuur omdat zij zo'n groot tekort hebben, maar wel dat wij moeten proberen de bibliotheek overeind te houden want daar is een groot algemeen belang mee gemoeid. Maar of dat nu direct moet resulteren in een zonder meer overnemen van de tekorten staat nog te bezien. Ik dacht dat wij eens ernstig met dat bestuur zouden moeten gaan praten om te kijken wat zij zelf kunnen doen, op welke manier dit opgevangen kan worden. Als zij dan hun uiterste best doen dan vind ik dat de ge meente ook niet te beroerd moet zijn om een helpende hand toe te steken. Of dat echter moet gebeuren door hier direct met 4 ton tegen aan te gaan waag ik te betwijfelen. Misschien moet het bestuur voor een deel van het tekort een lening sluiten en moet het in de toekomst proberen dat bedrag af te schrij ven; dat hoeft van mij niet in 30 jaar want dat lijkt mij voor een bibliotheek niet een verstandige poli tiek. Voor de gemeente is dat wel een verstandige politiek omdat daar de continuiteit duidelijk meer gewaarborgd is dan bij een bibliotheek. De heer Visser: Mag ik hier nog een opmerking over maken? Vindt de wethouder niet dat deze gang van zaken het principe van onze meerjarenraming doorkruist? Wij hebben eerder op de avond het een en ander gehoord over een bedrag van 3.000,uit een oogpunt van bewaking en daar sta ik ook wel achter. Maar dat staat bij deze bedragen natuurlijk in de schaduw. Dit doorkruist m.i. de hele meer jarenraming en dan heb je geen objectief beeld meer. De heer Ten Brug (weth.): Dat wil ik helemaal niet ontkennen. U hebt mij ook helemaal niet horen zeggen dat ik vind dat wij dit zonder meer moeten aanvaarden. De eerste verantwoordelijkheid voor zo'n tekort ligt bij het bestuur van de bibliotheek. Zij zullen in eerste instantie zelf de wegen moeten vinden om er uit te komen. Wanneer wij voor onszelf het gevoel hebben dat zij hun uiterste best hebben gedaan vind ik dat, als de continuïteit in gevaar komt, wij moeten bekijken of en hoe wij moeten hel pen. Wij hebben hier in het college nog helemaal niet over gesproken, maar mijn eerste gedachte zou zijn: Nee, niet doen. (De Voorzitter: Ik herinner mij dat wij iets dergelijks in het verleden al een keer hebben gehad met de bibliotheek. Toen hadden zij een bepaalde reserve die zij bestemd hadden voor een heel ander doel. Daar is toen hevig over gestreden, maar zij hebben toen eerst een deel van die reserve moeten gebruiken voor het dekken van het tekort.) (De heer Visser: Ik ben blij dat ik dit hoor, want ik had hier echt wel mijn twijfels over.) Dat u nu vindt dat wij op het goede spoor zitten is toch wel wat in tegenstelling met uw voorstel een post voor dergelijke tegenvallers in de begroting op te nemen, want dat zou eigenlijk een beetje in de hand werken dat men zegt: Er is eigenlijk wel geld voor, want er is bij de gemeente al een beetje op gerekend dat wij niet uit komen. (De heer Visser: Dat ben ik wel met u eens, maar dat mag natuurlijk. Het is m.i. toch zo dat bij grote exploitatie-over schrijdingen de gemeente er niet aan zal ontkomen om ook een bijdrage te leveren.) Als de toestand heel erg is dan zal er een saneringsplan moeten komen en daarbij zal de gemeente natuurlijk ook een rol spelen, maar dan op een heel bescheiden plan. Je moet de verantwoordelijkheid laten waar die hoort. Het is geen gemeentelijke bibliotheek, de eerste verantwoordelijkheid ligt bij het bestuur. Als dat bestuur het uit de hand laat lopen dan moet dat in eerste instantie zorgen dat de zaak weer in het reine komt. Er is echter een grens; dat(De heer Visser: Ik heb deze vraag geponeerd op grond van het feit dat de exploitatie-overschrijdingen gewoon een gegeven zijn waarmee je moet werken.) Maar het is niet een gegeven dat de gemeente zonder meer dat bedrag aanzuivert. (De heer Visser: Dat heb ik ook niet direct als uitgangspunt genomen.) Ik vind ook dat wij dat keihard overeind moeten hou den. Wij moeten t.a.v. de gesubsidieerde instellingen misschien nog wel een aantal voorwaarden inbou wen in de subsidieregeling en meer de vinger aan de pols houden. Het kan nooit zo zijn - dat mogen wij ook niet willen - dat wij in feite de financiële verantwoordelijkheid van de gesubsidieerde instel lingen overnemen, want dan krijgen wij toch wel een heel vreemde verhouding tussen overheid en par ticulier initiatief. De Voorzitter: In de gevallen dat wij op grond van de subsidieregeling automatisch voor het tekort of voor een bepaald percentage van het tekort opdraaien zit er steeds iemand van ons in het bestuur als waarnemer om te kunnen volgen wat zo'n bestuur doet. Die veiligheid bouwen wij dan in. In andere gevallen is het bestuur volledig zelf verantwoordelijk. Wij doen al het mogelijke - ik ben het met weth. Ten Brug eens dat dat het enig juiste beleid is - om te voorkomen dat wij meer moeten betalen dan waar men eigenlijk recht op heeft en daar zijn wij in het verleden ook nog nooit fout mee gevaren. Ik zie daarom ook niet in dat wij daarvoor een reserve in zouden moeten bouwen. De heer Ten Brug (weth.): Wij hopen natuurlijk - dat heb ik straks aan het adres van de heer Sterk al gezegd - dat er meevallers zijn, maar daar staan evenveel tegenvallers tegenover. Je hoopt altijd dat dat elkaar zo'n beetje in evenwicht houdt; je komt daarbij het ene jaar wat gunstiger uit dan het andere jaar. Dat moet zich in de loop der tijd wat glad strijken en dat gebeurt ook wel als je maar vast houdt aan een vrij stringent financieel beheer. Ik geloof dat wij op dat punt op het ogenblik meer kun nen en meer overzicht hebben nu wij met meerjarenplannen komen. Wij kunnen nu op dit punt beter be kijken wat de consequenties zijn van ons eigen beleid dan wij dat vroeger konden. Wij zullen eigen lijk ook van de gesubsidieerde instellingen meerjarenbegrotingen moeten vragen. Daar zijn ook opmer kingen over gemaakt en wij weten dat dat voor de gesubsidieerde instellingen niet allemaal even ge makkelijk is, maar het is voor ons wel van zoveel belang dat wij hebben besloten de gesubsidieerde instellingen daarbij de nodige hand- en spandiensten te verlenen opdat wij inderdaad weten wat wij moeten ramen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 12