22 utwreidingsplan bout dan is dat neat greater as in flek dt CamminghabuorrenSa'n flek yn in doarp slut oan op it provinsiale wegennet en dat hoecht net dt de pot fan de grounkosten bitelle to wurden. En dat moat by us mei in wyk fan 6.0G0 ynwenners wol Nou is it foar my de fraech - ik soe der wol ris in antwurd op hawwe wolle; as dat op dit momint net to jaen is dan soe it miskien ris bisjoen wurde kinne - oft it reéel is dat wy ek dy haeduntslutingswegen en de parkearforsjennings foar sa'n greate stêdswyk drukke litte op de grounkosten. Binne der yn dat ramt miskien oare subsydzjemooglik- heden? Ik tink derby bygelyks oan ynfrastruktuerDer binne in hiel soad mooglikhedenIt is foar my de fraech oft dit yndied allegearre op de grounkosten drukke moat en oft der gjin oare mooglikheden binne. Hwant as dy oare mooglikheden der binne dan binne wy wisser fan réalisearring omt wy op dit momint noch gjin groeikearn binne en dus gjin rjocht hawwe op lokaesjesubsydzje. Hwat de ynfrastruktuer, de wegen ensfhoanbilanget, ik tocht dat wy der by de bihanneling fan de bigreating foldwaende fan sein hawwe. Dan stiet der op side 3 fan it riedsbrief noch in wichtich stik oer de bifolkingsuntjowing. Der wurdt dud I k steld dat wy wol in greate bifol kingsgroei forwachtsje kinne, mar dat dan de wurkgelegenheit dêrmei gelyk opgean moat. Ik tocht dat wy, as wy as Ljouwert gelokkich binne mei de Struktuerskets '76 fan de provinsje en as Ljouwert wier haedstêd fan Fryslan wurde si I en him as sadanich untjaen sil, yn it foarste plak alles dwaen moatte hwat wy dwaen kinne oan dy wurkgelegenheit. En as ik dan lês dat foar it gebiet roun Ljouwert 48% fan de minsken wurk fynt yn de tsjinstesektor en as ik der dan njonken set dat de mooglikheden foar de utwreiding fan de tsjinstesektor, hwat de oanbieding fan groun en hwat de mooglikheden dy't de gemeente Ljouwert hat oanbilanget, tige lyts binne dan tocht ik dat it gemeentebistjur fan Ljouwert by oanfurdiging fan dizze struktuer boppe oan syn listke sette moat om dir in oplossing foar to finen. Dan sille der dudlik prioriteiten steld wurde moatte, dan sille wy miskien wol ris hwat dwaen moatte dêr't wy fan sizze dat wy it leaver net dwaen soene. Mar yn dit ramt sil it gemeentebistjur dochs oplossingen sykje moatte as wy wier hwat op dit stuit in diskusje- stik is ta biliedsstik meitsje wolle. Myn fraksje hopet dat dit stik ta biliedsstik wurdt, mar dan sille wy foaral yn dizze sektor op hiel koarte termyn mei deugdlike oplossingen komme moatte. Dit leit mis kien in bytsje bisiden dit underwerp, mar it leit der, tocht ik, wol hiel ticht by. Ik soe jimme dit wol tige yn omtinken jaen wolle. De heer Schaafsma: Bij het lezen van de Structuurschets '76 en de Nota Wonen is het, dacht ik, verleidelijk om je niet uitsluitend en alleen te beperken tot de gemeente Leeuwarden; ik zal het ech ter toch proberen. Ik wil voorop stellen dat de Structuurschets '76 en de Nota Wonen van een zeer goede kwaliteit zijn en dat wij, als de nota over het werken en over de recreatie van dezelfde klasse zullen zijn, alle reden hebben om aan te nemen dat het streekplan 1978 een goed beleidsinstrument zal worden voor een gecoó'rdineerd beleid. Ik heb nu wel meteen impliciet twee twijfels ter tafel gebracht. Immers, als een nota die als dis cussienota bedoeld is een goede kwaliteit vertoont dan bestaat er, dacht ik, wel de reële kans dat dat discussiestuk tot een voorlopig beleidsstuk wordt verklaard. Ik dacht echter dat wij daar geen be hoefte aan hadden. In de eerste plaats niet omdat je dan met een niet totaal uitgekristalliseerde zaak komt te zitten, maar ook omdat de volgende nota's misschien ondergeschikt worden aan datgene wat nu ter tafel ligt. En dat is, dacht ik, niet de bedoeling. De Nota Wonen roept nog een twijfel bij mij op, n.l. daar waar op blz. 156 - dit wordt in het regioraadsstuk ook met name genoemd - de punten b. en c. ter tafel komen. Dat zijn suggesties die, dacht ik, ver uit gaan boven een bedoeld beleidsinstru ment van de provincie. Als ik punt b. lees op blz. 156 dan staat daar: "oplegging van een fasering van de uitvoering van bestemmingsplannen en een fasering van de uitvoering van bestemmingsplannen door het financieel toezicht op gemeenten." Hier wordt dus gesuggereerd dat het mogelijk is dat de gemeen ten in de ontwikkeling van hun bestemmingsplannen beknot zouden kunnen worden door de controleren de functie van de provincie. Zoals de suggestie hier staat en door mij geïnterpreteerd zou kunnen wor den betekent dat dan dat de provincie als een soort autoritaire vader bezig is om zijn kindertjes met een harde hand in het gareel te houden. Ik dacht dat wij dat niet moesten hebben. De gemeentelijke autonomie in zaken als bouw en inrichting van de eigen gemeente is een zaak van de gemeente en wordt door deze suggestie, misschien om der wille van een deelaspect, onder de tafel geveegd. Ik dacht dat de provincie wat dit betreft moet oppassen en kennelijk nog moet leren dat zijn oude hoofd functie van controlerend lichaam en zijn nieuwe groeiende functie van beleidsorgaan niet behoren te worden vermengd. Dat er iets moet gebeuren, akkoord, maar dan wel als gemeentelijke gesprekspart ners met de provincie als gespreksleider, maar niet als ondergeschikte van de provincie. Als ik punt c. lees waar staat: "bevorderen van een gemeenschappelijke regeling om te komen tot een evenwichtiger verdeling van de lasten van de woningbouw binnen één stedelijk systeem." dan zet ik daar ook mijn twijfels bij. Het stedelijk systeem wordt dan geen Regio die gezamenlijk optreedt maar een gewest 23 waarbij de plattelandsgemeenten hun kavelprijzen moeten opschroeven en daardoor minder aanlokke lijke vestigingsplaatsen worden t.b.v. de stad in hun midden. Ik dacht dat dat de realiteit was die schuil gaat achter punt c, of ik moet het verkeerd begrepen hebben. Als ik dan zie, m.n. in het wes ten van de provincie, welke plattelandsgemeenten in de greidhoek of de bouwhoek hun bevolking na de oorlog hebben zien stijgen, ik dacht dat juist het tegendeel het geval was, zelfs in gemeenten waar over suburbanisatie gesproken wordt. In dit verband noem ik dan een plaats als Menaldum; ik dacht dat de gemeente Menaldumadeel ternauwernood zijn bevolking heeft kunnen vasthouden. De vlucht van de bevolking van de plattelandsgemeenten in de vijftiger jaren is, dacht ik, nog steeds niet in positieve zin omgebogen voor deze gemeenten. Afgezien van een ergerlijk overheidsdirigisme dat voor mij uit punt c. spreekt - dat komt hier toch wel om de hoek kijken - betekent een dergelijke benadering een afglijden naar een nog grotere uniformiteit. Ik zie nog altijd liever een mooie woning op een relatief goedkoop stuk grond in een dorp dan dezelfde woning op een te dure en dus te kleine kavel in de stad. Wil men de eigen geaardheid van een dorp en de eigen mogelijkheden van een dorp laten bestaan dan moet dit soort kunstgrepen worden nagelaten. Willen wij onze dorpen in onze eigen gemeente maar ook die in de naburige gemeenten een kans geven dan moeten de hogere grondkosten in de stad niet komen uit de verhoogde grondprijs van een kavel in een dorp. Dat is groei van de stad op kosten van de plattelandsgemeenten maar ook ten koste van de plattelandsgemeenten. Wil de pro vincie de suburbanisatie temperen dan kan dit doordat Leeuwarden van het rijk lokatiesubsidie krijgt en niet door het wonen in de gemeenten rond Leeuwarden onmogelijk te maken door een verhoging van de bouwkosten of zelfs door een bouwverbod. Dit soort dwang is in tegenstrijd met het steeds uit gesproken criterium in dezelfde nota dat het welzijn van de Friese bevolking voorop staat. Een bouw verbod is in mijn ogen slechts dan aanvaardbaar als door extreme leegstand duidelijk is dat een bepaal de gemeente bezig is met zelfoverschatting. Het moet mij trouwens van het hart dat ik in wezen het grote verschil niet zie tussen nieuwbouw in de orde van grootte van Camminghaburen als verstorend element in het landschap en de aangebouwde stadswijkjes van Stiens en Hardegarijp. Wij staan nu een maal voor het feit dat het naoorlogse wonen volkomen nieuwe eisen heeft gesteld qua ruimte en dus ook offers vraagt van die ruimte. Het is niet waar dat slechts rehabilitatie en vernieuwbouw van oude stadswijken, die qua mogelijkheden misschien enig soelaas bieden, het uitdijingsproces ook maar enigs zins kunnen vertragen. Wij hebben te maken met deze uitdijende woonvlek en hoe wij het ook oplossen wij zullen de ruimte ergens moeten creëren öf bij de dorpen öf in Camminghaburen. Het enige verschil in mijn ogen is dat je 6f ergens het gebied verknalt om een dorpskern heen óf een gebied verknalt waar toevallig geen dorpskern is. (De heer Ten Brug(weth-): Dan mag u wel eens een andere bril op zetten als u dat zo ziet.) Als u vindt, per interruptie, dat Camminghaburen een schoonheidselement wordt ten oosten van onze stad bij de Grote Wielen dan is dat uw zaak. Ik kan eerlijk gezegd het ver schil tussen hetgeen in Camminghaburen gebeurt en hetgeen in Stiens of in Hardegarijp gebeurt niet zien. Het spijt mij zeer. (De heer Ten Brug (weth.): Ja, mij ook.) Er is nog een ander punt. Men verzet zich tegen de suburbanisatie omdat het verzorgingsniveau van de stad zou worden benadeeld. Op pag. 137 van de Nota Wonen staat: "Verdere groei van de dor pen zal bekeken moeten worden in zijn consequenties voor de steden." Ook staat er: "Immers het voorzieningenniveau van een regio wordt grotendeels bepaald door het hoogst aanwezige niveau en niet door de optelsom van de voorzieningenniveaus der kleine, verspreide kernen." Is dat zo? Ik dacht dat het hoogste voorzieningenniveau in ieder geval bepaald werd door wat men gezamenlijk wenst. Dat is niet alleen de wens vanuit de stad maar dat is ook de wens vanuit de Regio. Dat er een hoger voor zieningenniveau in de stad als middelpunt van die Regio, ontstaat lijkt mij een normale consequen tie toe, maar het is, dacht ik, niet waar dat door de suburbanisatie vanuit Leeuwarden naar de omlig gende plaatsen het voorzieningenniveau van Leeuwarden dat uitgaat boven het stedelijke voorzienin genniveau wezenlijk zal worden aangetast. Maar misschien zie ik dat ook verkeerd. Tot slot nog dit. Het aanwijzen van Leeuwarden als - ik vind het een prachtkreet - landsdelige kern is een plezierige zaak. Het zou zeer onplezierig zijn als dit niet het geval was, want ik denk dat zo'n classificatie vast meer oplevert dan de kwalificatie provinciale kern. Als je dan op blz. 31 van de Nota Wonen de indeling ziet van de verschillende plaatsen om je heen en je bekijkt het dan eens niet vanuit Leeuwarder ogen dan zal het aanwijzen van een plaats - ik zou Franeker kunnen noe men - als subregionaal centrum ook zo plezierig niet zijn. Je zult een zekere indeling toch moeten kunnen aanvaarden. De heer Miedema heeft zich ook al afgevraagd: Is het zo dat wij het begrip lands delige kern alleen maar willen vullen omdat het een fijne kreet is die ons financieel welgevallig is of is hef inderdaad zo dat wij het begrip landsdelige kern ook inderdaad met datgene wat er onder ver staan wordt kunnen vullen? Ik wil besluiten met toch nog globaal te wijzen op de verbindingen. Als Leeuwarden een provin ciale hoofdstad is dan geloof ik niet, zoals u in de raadsbrief zegt, dat je juist omdat je provinciale

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 12