10 Ik zal in de komende tijd echt, om de bekende uitdrukking nog maar eens te gebruiken, de vinger aan de pols houden. Zodra ik een bedragje zie waarvan ik denk dat het misschien gebruikt kan worden voor de amateuristische kunstbeoefening dan zal ik die gelegenheid graag aangrijpen, maar op dit moment hebben wij er in onze begroting geen ruimte voor. De Voorzitter: Heeft de heer Buising behoefte aan een tweede instantie? (De heer Buising: Op dit moment niet, nee.) Dan is ook dit punt afgehandeld. Punt 4 (bijlage no. 23). De heer J. de Jong: Er gaat geen raadsvergadering voorbij of de eerste punten geven aan het aan kopen van panden, pandjes en andere zaken; daar is natuurlijk niets ongewoons aan. Ook deze agenda geeft een aantal aankopen aan, alleen door de raad te bekrachtigen. Dat ik hier het woord over vraag is n.a.v. het volgende. De opbouw van aankopen steunden in het verleden altijd op een taxatie van de Commissie Feddema, de Commissie Rotterdam of hoe die commissie dan ook heet. In die taxatie werd de waarde van een pand aangegeven. Ook de eigenaar van het betreffende pand kon een taxatie laten doen. Men kwam dan tot een bepaald bedrag. Het heeft mij hogelijk verbaasd dat men in dit nieuwe jaar bij de gemeente is uitgegaan van de taxatiewaarde van onroerend goedbelasting. Ik heb het woord gevraagd omdat ik dit uitgangspunt niet juist vind. Ik ben van mening dat de taxatie die voor onroe rend goedbelasting is gedaan niet een basis is om te kopen of te verkopen. Ik heb zo het idee dat zeer veel burgers het gevoel zullen hebben dat dit het uitgangspunt is waarop zij kunnen verkopen. Maar dit is m.i. niet juist. Een in- en verkoopwaarde wordt anders bepaald dan de waarde die men heeft aan gegeven voor de onroerend goedbelasting. Ik zou het erg op prijs stellen als de oude situatie werd ge handhaafd en dat op deze wijze op dezelfde manier als vroeger de burger wordt benaderd. De heer Rijpma (weth.); Het is altijd moeilijk om een uitgangspunt te vinden waarop onderhande lingen tot resultaat kunnen leiden wanneer het om de aankoop van andermans bezittingen gaat. Tot dus ver had de burger weinig houvast wanneer hij tot verkoop over ging. Hij kon de waarde van zijn pand misschien afmeten aan de waarde van panden die in zijn naaste omgeving een keer waren verkocht. Over het algemeen bood dat geen basis. In vele gevallen moest dan ook tot schatting worden overge gaan. Op het ogenblik hebben wij de schatting via de Commissie Feddema niet verlaten, alleen heeft de burger nu een houvast. Hoe vast die basis is is een kwestie van loven en bieden, maar als de bur ger meent dat op basis van de taxatie voor de onroerend goedbelasting met de gemeente tot overeen stemming gekomen kan worden dan vraag ik mij af wat er voor onredelijks in zit dat de onroerend goed- waarde als uitgangspunt wordt genomen. Het is niet het uitgangspunt van het Grondbedrijf, het is in vele gevallen het uitgangspunt waarop de burger zich tot ons wendt. Op basis van die getallen kan heel normaal een transactie tot stand komen. Het is niet zoals de heer De Jong vreest dat wij als lei draad voor het gemeentelijk handelen hebben dat de basis voor de onroerend goedbelasting in alle ge vallen uitgangspunt is voor de onderhandelingen. Wanneer de burger dat echter wenst dan is onze dienst gaarne bereid om dat uitgangspunt als basis van het gesprek te aanvaarden en tot overeenstem ming te komen. De heer J. de Jong: Ik kan mij best voorstellen dat u daar wel blij mee bent, maar ik vind het geen uitgangspunt. Ik wil er in tweede instantie niet verder op ingaan. Ik wil graag dat men de burger precies zo benadert als dat in het verleden ook gebeurd is. Ik ben van mening dat het uitgangspunt dat de burger volgens u gekregen heeft niet het juiste uitgangspunt is. (De heer Rijpma (weth.); Ik verschil hierover met u van mening.) Dat kan best zo zijn. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 5 (bijlage no. 15). De heer Geerts: Het betreft hier een transactie waarbij een kavel die volgens objectieve normen die gesteld worden bij uitgifte van industrieterreinen gesteld zou moeten worden op 78.000,ver kocht zal worden voor ƒ72.600,De oorzaak is dat zowel Economische Zaken als Grondbedrijf ge lijktijdig met derden in onderhandeling zijn geweest en gelijktijdig optie verstrekt hebben. Toen za ten b. en w. natuurlijk voor het blok want men kon het maar aan één gegadigde leveren. Daarmee za ten b. en w. dan ook meteen in de onderhandelingssfeer. Nu is het resultaat geweest dat meri gezegd heeft; Dan moet de kavel die eigenlijk volgens de objectieve normen ƒ78.000,waard is - daar zit overigens ook al een behoorlijk stuk gemeentesubsidie in - in dit geval geleverd worden voor 72.600,-- omdat één van de gegadigden bereid is om zijn claim op te geven. De conclusie is dan wel dat de gemeente hiermee ƒ5.400,verloren heeft en je zou je hebben kunnen voorstellen dat dat toch bij één van de partijen gehaald zou zijn. Waar ik toch wel graag de nadruk op wil leggen is dat 11 er in het vervolg m.i. beslist een betere coördinatie moet zijn tussen Economische Zaken en Grondbe drijf zodat niet beide met derden spreken en een aanbod doen. Een ander punt waar in mijn fractie toch wel even over is gesproken is een punt van beleid. Wij hebben nog niet zo lang geleden een soortgelijke transactie als deze met de Recoma gehad. Daarbij is een bedrijf van het Vliet weg gehaald en naar het industrieterrein toe gebracht. Wij zitten wel een beetje met de vraag of wij hiermee door moeten gaan. Wanneer moeten wij kopen, wanneer niet? Ei genlijk zegt onze fractie: Wij moeten hiermee wachten tot wij een bestemmingsplan gereed hebben. Nu is er kans dat b. en w. al met derden in onderhandeling zijn en het lijkt mij een nuttige zaak dat de Commissie Grondbedrijf eens een inventarisatie krijgt waar en met wie men in onderhandeling is op dit moment. Verder zou het belangrijk zijn te weten wat de normen zijn die op het ogenblik gehan teerd worden voor het wel of niet aankopen, ook voor de prijsstelling. Ik heb iets gehoord van een kaart met rooilijnen die toch als een soort beleidsstuk dienst zou doen. Is dat misschien een b. en w.- visie op een toekomstige ontwikkeling van een bestemmingsplan? Al die dingen zijn niet helemaal duidelijk en ik dacht toch wel dat het nodig was dat in ieder geval de Commissie Grondbedrijf en mis schien ook de raad zich een keer uitspreekt over die toekomstige ontwikkeling en dat wij daarvan ver dere transacties laten afhangen. De heer Rijpma (weth.); Uiteraard is het zo dat er een coördinatie moet zijn tussen Economische Zaken en Grondbedrijf waar geen speld tussen te krijgen is. Dat het in dit geval even anders gelopen is dan het moest betreuren wij. Wanneer van twee zijden, de ene meer vanuit de sfeer van de public relations en de contacten die in het algemeen met het bedrijfsleven bestaan en de andere vanuit de positie van beheerder van door de gemeente uit te geven gronden, geopereerd wordt dan is het een meer dan theoretische mogelijkheid, vooral wanneer het om de laatste stukken gaat in een oorspronke lijk vrij groot gebied waarbij de keuze duidelijk minder wordt, dat er iets mis gaat; het gaat hier om een menselijke factor. Uiteraard zullen wij nog eens nadrukkelijk nagaan in hoeverre deze communi catiestoornis in de toekomst helemaal te vermijden is. De heer Geerts spreekt n.a.v. dit stuk ook over de onderhandelingen die mogelijk met anderen m.b.t. dit gebied gevoerd worden. Er bestaan een aantal saneringsbeschikkingen; die zijn een paar jaar oud, die zijn in de jaren 1972 t.e.m. 1974 door de minister uitgevaardigd op basis van in die tijd ge produceerde prenten die in die tijd ook in ieder geval met de Commissie Ruimtelijke Ordening zijn besproken. De voortgang met al deze saneringsplannetjes is niet groot geweest. Het betekent dat er nog aan een aantal oude toezeggingen gewerkt is. Daarvan was Recoma een voorbeeld, deze transactie is daar ook een voorbeeld van. Op het ogenblik wordt gewerkt - ik heb daar kort geleden nog eens weer nadrukkelijk op aangedrongen - aan het tot stand komen van ontwerp-bestemmingsplannen voor deze betrekkelijk kleine gebieden, vooruitlopend op de structuurnota die wij over de schil waarbinnen dit gebied ligt verwachten. Ik heb in de Commissie R.O. al eens een paar van deze plannetjes op tafel ge legd. Ik hoop dat zeer binnenkort ook de voorschriften er bij geschreven zijn zodat de raad welover wogen kan beslissen op welke wijze de voortgang van deze saneringsgebieden plaats moet vinden, eventueel hoe de raad deze saneringsplannen ook wil plaatsen in relatie met de omgeving waarin ze liggen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 6 t.e.m. 9 (bijlagen nos. 16, 17, 18 en 20). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 10 (bijlage no. 19). Mevr. Visscher—Bouwer: U stelt hier voor een stoep aan te kopen en een luifel te verwijderen. Dit zou dan de zoveelste stoep in de stad zijn die verdwijnt. Volgens het besluit dat in de b. en w.-ver- slagen stond zou hier dan later een prachtig voetpad worden aangelegd met trottoirtegels. Wij hebben in het verleden met wellust stoepen en dergelijke gekocht en opgeruimd. Hoe meer clean shaven hoe mooier. Wij dachten dat wij daar nu maar eens mee moesten stoppen omdat door het wegstrijken van alle rimpeltjes en plooitjes het gezicht van de stad er nu juist niet markanter op wordt. Wij stellen dan ook voor de stoep wel aan te kopen maar deze niet op te ruimen. Ik wilde de wethouder vragen om de uitvoering van de bestrating van dit straatje alsnog te laten lopen via de Commissie Openbare Werken zodat men zich daar nog even kan buigen over de soort bestrating en de verdere uitvoering. De hear Singelsma: Ik kin it folslein iens wêze mei hwat mefrou Visscher sein hat, dat wy net alles glêd strike moatte en net alles op deselde deade manier bistrate moatte. As der in kans is om by de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 6