niet de enige, de heer Heidinga heeft op bepaalde punten de zaak ook aangevochten. Het is indertijd met vlag en wimpel door de raad gekomen. Nu krijgen wij een terechtwijzing van g.s. en wij zullen dus wel in een andere richting moeten. Dat houdt wel in dat een en ander opgehouden is. Maar ook t.a.v. het bureau dat wij nu weer kiezen vind ik dat wij toch wel een vreemde manier van werken heb ben. Er is hier destijds vrij veel kritiek geweest op de adviseurs en nu trekken wij weer een adviesbu reau aan uit Rotterdam omdat wij daar zo voortreffelijk mee samenwerken of zo goed mee bevriend zijn. Als ik nu denk aan een uur terug toen u, mijnheer de voorzitter, uw zorgen uitsprak over de werkgelegenheid in het noorden en in Friesland en Leeuwarden in het bijzonder dan verwonder ik mij er hogelijk over dat hetzelfde college dat deze woorden van zorg uitspreekt nu van buiten de provin cie kader aantrekt. Ik dacht dat wij hier in Friesland aan alle kanten ons best doen en moeten doen om te proberen met wat wij hebben onze zaken klaar te krijgen en ik ben van mening dat wij in het noorden een aantal werkelijk gerenommeerde bureaus hebben, prima bureaus, die dit werk ook zouden kunnen doen. Maar wij moeten zo nodig mensen van buiten aantrekken en mensen die hier klaar zijn met hun studie naar elders verwijzen omdat het schijnbaar altijd nog zo is dat wat van ver komt lekker der is. Ik kan mij hier beslist niet mee verenigen en ik zou graag willen weten of er een mogelijkheid is dat de D.S.O. voor zover die op dit moment niet voldoende uitgerust is met mankracht om dit klaar te maken dit afwerkt met mensen die hier wel hun bureaus hebben en donders goed weten hoe de stad in elkaar zit want dat weten ze niet alleen in Rotterdam. De heer Heidinga: Dit voorstel roept wel enige weerstand - eiqenlijk is dit niet het juiste woord - op; je hebt er wel even het gevoel bij zo van: Moet dit nu zo, is dit nu beslist noodzakelijk? Dat heb ben wij natuurlijk in de fractie overwogen. Voor mij persoonlijk komt daar noq wel wat bij in de tijd gezien. De vorige of de voorvorige raad heeft zich natuurlijk al over dezelfde materie gebogen - meerdere malen - en in de vorige raad zijn wij ook al tot de conclusie gekomen dat onze eiqen dienst met de binnenstad en wat daaraan vast zit de handen meer dan vol heeft; dat was de algemene gedach te in de raad. Ik denk dat dat in qrote lijnen noq het qeval is. Dat neemt niet weq dat wij als raad natuurlijk araag zouden zien dat de dienst niet alleen dat verschrikkelijk moeizame werk hoefde te doen van het pionieren in de binnenstad. Dat is bijzonder moeilijk werken. De mensen die dat dag in dag uit moeten doen heb ik soms medelijden mee want die gaan als het ware door de molen van alle moqelijke inspraakcommissies en iedereen die er wat over wil hebben te zeggen. Daarom gun ik het ze bijzonder qraag dat ze ook eens kunnen gaan werken aan een plan dat, om het maar eens mooi te zeq- gen, niet erfelijk belast is, waar noq de ruimte is en waarvoor men frank en vrij kan tekenen. Maar onze dienst heeft al zoveel op zijn nek dat wij dit domweq niet aan onze eigen dienst kunnen opdraqen. Als wij daarvan overtuigd zijn - en ik ben daar echt van overtuiqd - dan komen wij voor de vraag; Zijn wij als raad verantwoord - het colleqe wordt daar natuurlijk eerst mee qeconfronteerd - als wij daar dan niet in voorzien en het risico lopen dat wij een hiaat in onze woninqbouw krijqen zoals wij dat in het verleden al twee keer hebben gehad. Dan ben ik het natuurlijk oqenblikkelijk met u eens als u zeqt; Dat mogen wij op geen enkele voorwaarde doen; dat mag de qemeente niet meer overkomen. Dus is het voor mij duidelijk dat er hier geen andere moqelijkheid is dan dat er derden bij moeten worden ingeschakeld. Nu vind ik dat u daar een knappe oplossing voor qevonden hebt. Het is n.l. zo dat onze eigen dienst, ook als derden opdrachten voor de qemeente uitvoeren, een heel stuk van het werk toch moet doen omdat de gegevens over plaatselijke omstandigheden, de qrondgesteldheid en weet ik wat bij onze dienst vandaan moeten komen, ongeacht wie het werk doet, of het nu iemand uit Rotterdam is of uit Marssum. Daar helpt niets aan. Als wij dan toch zo zeker zijn dat dat zo is dan is het voor mij van bijzonder veel belang dat wij i.v.m. het belang van die samenwerkinq weten dat wij met mensen in zee gaan waarvan wij weten dat zij goed met onze dienst kunnen samenwerken; en dat weten wij van het bureau Kuiper, De Ranitz en Van der Ree, want dat hebben wij in de jaren die voorbij gegaan zijn kunnen constateren. Het lijkt mij daarom bijzonder redelijk dat het college met dit voorstel komt omdat wij geen hiaat in de woningbouw kunnen hebben, onze dienst dit niet volledig alleen kan doen en er dus een samenwerkinq moet komen; aangezien er ons veel aan qeleqen is dat die samenwerking goed is is het logisch dat wij terecht komen bij het bureau Kuiper, De Ranitz en Van der Ree. Als ik zo alles eens even op een rijtje zet dan zea ik; Wij zouden eiqenlijk wel qraag willen dat de eigen dienst het voliediq kan doen, maar omdat dat niet kan is dit op het oqenblik de meest goede oplossing die het colleqe aan ons voor kan leqqen. Daarom gaan wij er ook volledig mee akkoord. De heer Rijpma (weth.); Het is geen eenvoudige procedure geweest om tot een beslissinq te komen over de vraag op welke wijze wij een voorstel aan u zouden doen over het klaar maken van het be stemmingsplan Camminghaburen op een zodanige wijze dat aan het verlangen van de commissie ex ar tikel 8 zo goed mogelijk zou kunnen worden voldaan en ook op een zodaniq tijdstip dat aan onze plan ning, in 1978 de eerste woningen, zo goed mogelijk zou worden voldaan. Er zijn uitgebreide discus 17 sies over geweest in het college maar eiqenlijk nog meer binnen de D.S.O.want in het beqin was daar zeker geen eenheid over, er waren bepaald tegenstellingen die in het beqin zelfs tot qrote moei lijkheden in de procedure aanleidinq leken te geven. Het verheugt mij dan ook bijzonder dat wij in het overleg dat zowel met de leiding van de dienst als met de personeelsleden is gevoerd qekomen zijn tot het voorstel zoals dat nu voor u ligt. In dit voorstel kan het colleqe zich vinden, kan de leidinq van de D.S.O. zich volledig vinden en daarin is ook plaats voor alle personeelsleden van de stede- bouwkundiqe afdeling en zij gaan ook met deze procedure volledig akkoord. Twee aspecten springen er uit. Dat zijn het kwaliteitsaspect van deze wijk en het tijdsaspect. M.n. het tijdsaspect dwonq ons om in het beqin een procedure te volqen waarbij de beleidslijnen zo kort moqelijk zijn. De heer Geerts heeft gezegd dat zijn fractie zich in het alqemeen toch wel kan vinden in het voorstel zoals dat er nu liqt, maar dat de raad eerder ingelicht had moeten worden. Ik heb u met mijn inleidinq willen schilde ren hoe de problematiek heeft gelegen en ik wil nu m.n. nog eens zeqgen dat het verschrikkelijk moei lijk is geweest om een analyse te krijgen van het hele ontwikkelingsproces voor dit bestemmingsplan zodanig dat wij ook tot een goed voorstel konden komen. Dat betekent dat bij de analyse al een aan tal suggesties op tafel zijn qekomen die, wanneer u dit voorstel aanneemt, al mee een basis zijn voor de voorstellen die u dan in de loop van de maand februari zullen bereiken. Ik dacht dat het een bij zonder goede prestatie was van onze dienst en degenen die hem daarbij qeadviseerd hebben om u in het uitzicht te kunnen stellen dat u in maart in alle vrijheid kunt discussiè'ren over een modellennota waarin u alle elementen zo goed moqelijk opgesomd vindt die voor het uitwerken van de verdere plan nen noodzakelijk zijn. Dat betekent dat u in een heel vroeq stadium beleidsbeslissingen kunt nemen waarop daarna verder gewerkt kan worden. Ik dacht dat, wanneer u tot die beleidsuitspraken was qe komen, u er zeker op kunt rekenen dat de projectorganisatie waar wij bijzonder aan hechten - dat wil ik hier met nadruk stellen - ook weer volledig kan functioneren. Wij zouden het betreuren wan neer wij wel in de binnenstad in staat zijn tot een projectorganisatie te komen die redelijk functio neert en daartoe bij een nieuw bestemmingsplan Camminghaburen niet in staat zouden zijn. Dat kun nen wij ongetwijfeld wel en er is ook nadrukkelijk bij alle gevoerde besprekinqen gezeqd dat wij eventjes anders zullen functioneren i.v.m. de snelheid die wij wensen te betrachten, maar dat dat niet betekent dat wij van de projectorganisatie afstappen, integendeel, wij keren naar die projectorganisa tie terug in de kortst mogelijke tijd. Dat is zeker het qeval - ik zeg niet dat het niet eerder het qe val is - op het moment dat de raad de beleidsuitspraken n.a.v. de modellennota heeft gedaan. Dat wij het plan niet volledig op de dienst kunnen uitwerken hangt samen met de tijdsfactor, dat hangt ook samen met de opdrachtenportefeuille. Dat wij uiteindelijk gekomen zijn tot het voorstel aan u de keu ze te laten vallen op het bureau Kuiper c.s. is in de eerste plaats een gevolg van de deskundigheid die wij aan dit bureau toeschrijven en in de tweede plaats - daarom niet minder belangrijk - een gevolg van het feit dat er tussen dit bureau en onze dienst duidelijk een vertrouwensrelatie bestaat. De derde factor die hierbij een rol gespeeld heeft is dat wij in elke fase kunnen afweqen welke hulp wij op dat moment nodig hebben; welke hulp wij nodig hebben betekent niet alleen de omvang van de hulp die wij op dat moment nodig hebben maar ook de gekwalificeerde hulp die wij op dat moment nodiq heb ben en die ongetwijfeld aanwezig is bij het bureau Kuiper c.s. Wanneer wij daar een duidelijk beroep op moeten doen is dat omdat wij het zelf niet kunnen of omdat wij op dat moment niet voldoende man kracht hebben i.v.m. het feit dat men bezig is met andere projecten die ons allen na aan het hart lig gen. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de dienst want het bureau is inqeschakeld als vloeiende hulp. Dat betekent dat wij de verantwoordelijkheid draqen - ook de eindverantwoordelijkheid - voor de snelheid, voor de coördinatie enz., het betekent tevens dat de rol van het bureau een zeer vloeiende is, meer of minder al naar gelang de omstandigheden. Bij elke fase beslist de raad over de samenwer king n.a.v. voorstellen die wij aan de raad doen. Dat betekent dat de raad ook de volle zeqgenschap over dit functioneren behoudt. De heer Geerts heeft gezeqd dat hij het woord stuurgroep niet kende. Hij heeft gezien dat wij in de raadsbrief dit woord ook niet gebruikt hebben. Oorspronkelijk kwam het woord kerngroep in de or ganisatie voor; op dat moment was dat de directie van de D.S.O- plus het hoofd van de afdeling V.O.W. In de loop van het laatste jaar - misschien al lanqer - functioneert deze kerngroep uit praktische overwegingen eigenlijk niet meer; die is overgegaan in de contactcommissie. Dat betekent dat de di rectie van de D.S.O. plus het hoofd van V.O-W. plus de wethouder de functie van de kerngroep over genomen hebben omdat dat een praktische oplossing was. In dit geval is er een team samengesteld waarin de directie van de D.S.O. en het hoofd van V.O.W. functioneren, maar waar de wethouder formeel geen deel van uitmaakt. In wezen zou je dus kunnen zeggen dat dit de structuur is van de oude kernqroep, maar dat is ook weer niet helemaal waar want de heer Van der Ree is in deze qroep opge nomen en er heeft ook een heel nauwe samenwerking gestalte gekreqen met de P.P.D. Misschien mag ik dan nu overspringen op het punt van de dekking. Het is zo dat wij t.b.v. de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 9