•73S - - ment niet bekijken of die betimmering inderdaad kan worden behouden. Ik wil graag met de architect opnemen in hoeverre dit in de opzet behouden kan blijven. De heer Buising heeft verder gevraagd hoe het met de lasten zit i.v.m. de onzekerheid wat betreft het A.C.W.-subsidie. Ik kan u zeggen dat wij bericht hebben gekregen van het Ministerie van C.R.M. dat dit object als rijkswerk is aangemeld. Dit werk komt dus op de rijkslijst te staan en niet op een van de andere lijsten. Wij weten natuurlijk niet of de subsidies vóór mei afkomen. Wanneer ze niet vóór mei afkomen dan komen wij absoluut met een voorstel bij de raad terug om voor het gedeelte tussen wat wij in de begroting hebben geraamd en het totale bedrag dekking te vragen. Wij stellen er hoge prijs op en wij streven er ook naar om in mei met de werkzaamheden te beginnen. Anders zouden wij een jaar moe ten wachten omdat het werk 4 a 5 maanden vraagt en het werk in het slappe seizoen moet worden uitge voerd. De heer Buising heeft nog even gevraagd naar het achterste gedeelte van Zalen Schaaf. U weet dat wij een tijdje terug een aantal voorzieningen hebben getroffen op het toneel en in de directe omgeving daarvan. Voor het achterste gedeelte zijn er op het ogenblik nog geen plannen. Het is niet in een beste toestand, maar het is in een aanzienlijk betere toestand dan het gedeelte waarover wij vanavond praten. Het is mij bekend dat in de onderhoudsbégroting van de stichting ruimte is gecreëerd om enkele kleinere voorzieningen te treffen. U weet dat wij ook nog een hoge prioriteit schenken aan de verbouw van de keuken van de Harmonie en dat wij nog belangrijke verbouwingen zullen moeten realiseren in de Prin sentuin. Dat vraagt allemaal nogal wat extra middelen. Wij hebben op dit moment nog geen plannen om het achterste gedeelte van Zalen Schaaf aan de kant van de Sacramentsstraat te verbouwen, maar in ons gesprek met het bestuur zal dit ongetwijfeld weer aan de orde komen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 21 (bijlage no. 11). De Voorzitter: Zoals ik gisteravond al heb meegedeeld is de behandeling van dit punt 3 weken uit gesteld. Punt 22 (bijlage no. 24). De heer Knol: Onze fractie is niet zo gelukkig met dit voorstel. Men name de verhoging van het vastrecht met 20% is voor ons onaanvaardbaar. Het „waarom" van dit onaanvaardbaar zijn wordt door de volgende motivering ingegeven. Tijdens en na de oliecrisis is de overheid systematisch begonnen de men sen te wijzen op de noodzakelijkheid van een verantwoord energieverbruik. Het gevolg is geweest dat de groei van het verbruik duidelijk is afgenomen, hetgeen zonder meer een teken is dat velen gevolg geven aan deze oproep en bewuster met energie zijn gaan omspringen. Om dit verder te stimuleren zijn wij dan ook van mening dat bij de aanpassing van de tarieven voor het energieverbruik de prijs van het verbruik naar verhouding zwaarder moet gaan wegen dan de prijs die moet worden betaald voor het in stand houden van het distributie—apparaat, het vastrecht. Bij het vaststellen van de nieuwe gasprijzen voor 1976 is dit ook tot uitdrukking gekomen, een sterke verhoging van de verbruiksprijs en een verla ging van het vastrecht. Als nu onze eigen overheid i.e. de gemeente Leeuwarden bij de aanpassing van de elektriciteitstarieven net het tegenovergestelde doet, n.l. een sterke verhoging van het vastrecht en een geringere aanpassing van de verbruikspri js, dan zullen vele mensen zich genomen voelen. Dan kan nu met recht worden gesproken van een overheid als biologisch wonder, n.l. een overheid met een Janus kop. Vat heeft het college nu bewogen om af te wijken van de meest voor de hand liggende gedragslijn m.b.t. het verhogen van de elektriciteitstarieven. In de raadsbrief lezen wij hierover dat dit gebeurt in navolging van de tariefstelling van het P.E.B, en om de tarieven in de gehele provincie zoveel mogelijk gelijk te houden. Dit laatste is een tamelijk gezo hte redenering, want die gelijkheid van tarieven geldt ook niet voor de huisvuilrechten, voor de onroerend goedbelasting, voor de entreegelden van de zwembaden en noem maar op. Voor wat betreft de gelijkheid met het P.E.B. wil ik alleen al wijzen op het feit dat de kostenstructuur bij het P.E.B. heel anders is dan bij ons eigen distributiebedrijf. Neem alleen maar de afschrijvingen, een belangrijke component voor het vaststellen van het vastrecht. Het P.E.B. schrijft af op basis van vervangingswaarde, ons eigen bedrijf volgt de methode van afschrijving op basis van de historische kostprijs. Bedrijfseconomisch is er dus geen enkel argument om met het P.E.B. in de pas te lopen en dan spreek ik nog niet eens over het overleg dat er nooit is over de tariefaanpas sing. Het P.E.B. stelt de tarieven vast en het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf leest dat dan wel in de krant. Een ander argument dat door het college wordt aangevoerd is het feit dat op dit moment met het P.E.B. wordt onderhandeld over een nieuw inkoopcontract. Uit tactische overwegingen zou het dan niet verstandig zijn om nu een andere tariefstelling te gaan volgen. Ook dit argument vinden wij niet re levant. Immers, er is intussen een commissie van scheidslieden benoemd die tot een bindende uitspraak SmShk moet komen over de voorwaarden van dit inkoopcontract, zodat op dit moment de gemeente Leeuwarden de handen volledig vrij heeft. En mogen wij misschien als grootste afnemer van het P.E.B. - bijna 20% van de totale omzet van het P.E.B. wordt door de gemeente Leeuwarden afgenomen - een eigen verkoop beleid voeren? Trouwens, het instellen van die scheidsliedencommissie wijst er al op dat er een zekere halsstarrigheid en/of onredelijkheid bij de gevoerde onderhandelingen te voorschijn is gekomen, waar bij de tactische overwegingen heus geen zoden aan de dijk zullen zetten. Al met al zijn dit de overwe gingen die ons er toe brengen het volgende voorstel in te dienen: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 6 januari 1976, besluit bij de aan passing van de elektriciteitstarieven kleinverbruikers voor 1976 uitsluitend de kWh-prijs te verhogen en wel zodanig dat hiermede een zelfde meeropbrengst wordt verkregen als wordt beoogd in raadsvoorstel no. 24." Het voorstel is mede-ondertekend door de heer Hoekstra. De heer Visser: Wanneer wij de raadsbrief over de elektriciteitstarieven lezen dan valt er één ding meteen op, n.l. dat er naast de trendmatige verhoging van de kWh-prijs een verhoging van ongeveer 20% van het vastrecht zal worden toegepast. In het verleden is het altijd zo geweest dat de gemeente de tarieven van het P.E.B. voetstoots ging volgen. Wij zijn van mening dat dit niet een wet van Meden en Perzen hoeft te zijn. In de gegeven situatie is mijn fractie echter van mening dat het wel moeilijk is om daar nu van af te wijken. Ik kom dan even bij de woorden van de heer Knol en het voorstel dat hij heeft ingediend. De heer Knol stelt voor de verhoging uitsluitend toe te passen op de kleinverbruikers tarieven. Deze tarieven zijn in het voorstel van b. en w. verhoogd met ongeveer 10%. Ik vraag mij af of een sterkere verhoging de goedkeuring zal kunnen krijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Ik kan dit niet bekijken, want daarnaast staat er in het voorstel een verhoging van de vastrechttarieven van ongeveer 20%. Ik weet niet hoe dit opgevat zal worden en ik zou hier graag de visie en het ant woord van de wethouder op willen horen. De heer Eijgelaar (weth.): Wij hebben hier over de elektriciteitstarieven wel vaker van gedachten gewisseld. Voor iedere tariefstelling zijn wel argumenten te noemen die de tarieven rechtvaardigen en/ of noodzakelijk maken. Het standpunt van de raad is de laatste jaren steeds geweest om de provinciale tarieven te volgen, althans zoveel mogelijk. Wij hebben dat ook in ons beleidsplan voorgesteld en dat is door de raad aanvaard. De tariefwijziging waarover nu moet worden beslist is door het provinciaal be stuur vastgesteld nadat de Commissie voor het Provinciaal Electriciteitsbedrijf was gehoord. Het P.E.B. wilde het vastrecht aanvankelijk verhogen met 33% om de geraamde vaste lasten over 1976 te dekken en de kWh-prijs wilde men verhogen met 0,6 cent. Sinds 1 juli 1973 is er geen aanpassing van het vast recht meer geweest. Voorheen streefde men eigenlijk naar een dekking van de vaste lasten door de op brengst van het vastrecht en ook nu nog wordt getracht een belangrijk deel van de vaste kosten uit de vastrechtopbrengst te dekken. G.s. wilden echter niet verder gaan dan een vastrechtverhoging van 20% en een verhoging van het kWh-tarief met 0,8 cent. Het provinciaal tarief volgend wordt de raad dan nu dit voorstel gedaan. De heer Knol zegt dat hij hier bepaald niet zo gelukkig mee is omdat dit eigenlijk in tegenspraak zou zijn met een energiebesparend beleid. De heer Knol denkt dat een verhoging van de kWh-prijs mogelijk gevolgen zou kunnen hebben voor de energiebesparing. Uit onderzoekingen blijkt dat er eigenlijk niet of nauwelijks enige relatie is tussen de verhoging van de kWh-prijs en het verbruik. Ik waag dan ook te betwijfelen of hetgeen de heer Knol denkt te kunnen bereiken door een andere ta riefstelling enig effect zal hebben op het verbruik. Een sterke verhoging van het vastrecht vindt de heer Knol eigenlijk een soort blamage als je zegt: Wij moeten zuinig zijn met energie. Hij vindt dat het ook niet nodig is om dezelfde lijn te volgen als de provincie. Dat is, zegt de heer Knol, ook niet nodig uit bedrijfseconomische overwegingen. Het is natuurlijk zo dat het uit bedrijfseconomische overwegingen wel van belang is om zeker te zijn van een behoorlijk inkomen door een goed vastrecht. Het is n.l. zo dat het risico groter wordt naarmate de opbrengst van het vastrecht kleiner wordt, als op een gegeven ogenblik de energieverkoop - de afname van de stroom - om welke reden dan ook zou teruglopen. Er is geen overleg geweest met ons, zegt de heer Knol, en dus zouden wij ook niet zo gebonden zijn aan deze voorstellen. Dat is ook zo. In vind ook dat het in de toekomst eigenlijk zo zou moeten dat Leeu warden als grootste verbruiker zeker bij de voorbereidingen van de vaststelling van de tarieven betrok ken zou moeten worden. De heer Knol vindt dat wij een eigen beleid mogen voeren. Dat mag ook wel, maar het is de vraag of dat een verstandige zaak is. Ik geloof dat dat niet het geval is. (De heer Knol: Waarom zou dat niet verstandig zijn?) Door op dit moment een ander tarief te hanteren dan de provin cie, d.w.z. door het vastrecht niet te verhogen en de kWh-prijs wel te verhogen, wordt het risico dat wij gaan lopen als Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf aanzienlijk groter. Het is niet zo dat wij uitslui tend de stroom betalen. De inkoop van de stroom is maar een fractie, zoals de heer Knol weet, van het bedrag dat wij aan het P.E.B. moeten betalen, want wij moeten het P.E.B. ook vastrecht betalen bere-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 4