Zïlo *37 kend naar de kW-prijzen en de investeringen zoals die door het P.E.B. zijn gedaan. Dat zijn vaste kos ten die het P.E.B. ons in rekening brengt. Als wij nu het vastrecht niet zouden verhogen en de kWh-prijs wel dan lopen wij het risico dat wij bij een teruglopende stroomafzet een hoger bedrag moeten betalen en een lager bedrag kunnen gaan incasseren. Dat risico is, laten wij zeggen bij 30.000 aansluitingen x 13,50, zo rond 4 ton. Dan zegt de heer Knol: Dat kan je opvangen door de tarieven te verhogen, la ten wij zeggen niet met 0,8 maar met 1,4 cent en dan zullen wij er wel zo ongeveer weer uit komen. De heer Knol heeft geen bedragen genoemd maar daar zal het dan wel zo ongeveer zitten, een verho ging van 0,5 a 0,6 cent. Het resultaat daarvan is dat bij een gemiddeld gezinsverbruik een gezin met een afname van pakweg 2.000 kWh per jaar een besparing te zien geeft van ongeveer 1 ,50 per jaar. (De heer Knol: Ik heb helemaal niet over besparingen gesproken.) Maar het effect dat u beoogt (De heer Knol: Ik bedoel dat de mensen die bewust energie verbruiken de gelegenheid krijgen om daar zelf wat aan te sleutelen. Dat kunnen ze niet als het vastrecht zo drastisch wordt verhoogd. Daar gaat het om en niet om een bezuiniging van 1,50.) Het gaat, dacht ik, wel om het effect. Als men nou werkelijk bewust wil bezuinigen en men verbruikt in plaats van 2.000 kWh 1.500 kWh dan is dat een be zuiniging van 500 kWh. Dat betekent in uw tariefstelling, dus geen verhoging van het vastrecht en wel een verhoging van de tariefprijs zodat dé totale inkomsten gelijk zijn, een besparing van pakweg 3, U komt dan op./ 13,50 minder inkomen, maar een verhoging van het tarief met 0,6 cent. Als u het dan uitrekent dan komt u op een besparing van een gulden of drie per 500 kWh stroom. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat dat werkelijk enig effect sorteert. Als je hier werkelijk iets wilt bereiken dan zou je dat moeten doen door de hele tariefstelling te herzien. Ik acht het echter bijzonder ongewenst om dat buiten de provincie om te doen. Dan zou ik voor willen stellen om dat in overleg met de provin cie te doen. Wij zouden dan contact moeten opnemen met de provincie en moeten zeggen: Wat kunnen wij in deze in de toekomst doen? Wij bewegen ons wat dat betreft, dacht ik, op dit moment, ook in verhouding tot plaatsen elders in den lande, op een vrij gemiddeld niveau, niet extreem hoog en ook niet aan de lage kant. Wij zitten, dacht ik, zo ongeveer in het midden. Ik zou er dan ook voor willen pleiten om het tarief zoals het is voorgesteld te volgen en niet het voorstel van de heer Knol over te nemen. Wat de vraag van de heer Visser betreft of een sterkere verhoging dan 10% goedgekeurd zou wor den, ikweet het niet. Het is inderdaad zo dat het vastrecht nu ook met 20% wordt verhoogd. Dit zal waarschijnlijk wel goedgekeurd worden omdat er vanaf 1 juli 1973 geen verhoging heeft plaats gevon den. Of een verhoging van het tarief met meer dan 10% goedgekeurd zal worden, ik kan daar geen ant woord op geven. Als aantoonbaar is dat het beslist om bedrijfseconomische redenen moet dan zal dat waarschijnlijk in bepaalde gevallen wel lukken. Of het nu zal gebeuren kan ik niet zeggen. De heer Knol: Nog een paar opmerkingen. Eerst iets over hetgeen de heer Visser heeft gezegd. Hij zegt: Die tariefverhoging zal dan wel niet goedgekeurd worden door E.Z. Ik dacht dat ik duidelijk in mijn motie tot uitdrukking had gebracht dat de totaal-meeropbrengst precies gelijk blijft. Ik snap niet wat voor verschil er tussen kan zitten dat het ene nu wel en het andere niet wordt goedgekeurd. Dan nog een paar opmerkingen n.a.v. het antwoord van de wethouder. Hij heeft een beschouwing gegeven over de noodzaak van het vastrecht. Hij stelt dat het vastrecht nodig is om de vaste lasten van de capaciteit te kunnen dekken. Daar ben ik het mee eens. Ik heb echter in mijn verhaal aangetoond dat de capaciteitslasten van het P.E.B. op een heel andere manier worden vastgesteld dan wij het doen. Ik zie dus helemaal niet de relatie die er zou moeten liggen tussen het vastrecht bij de gemeente Leeu warden en dat bij het P.E.B. Ik dacht dat ik dat duidelijk had aangetoond. De wethouder heeft ook gesproken over de feitelijke noodzakelijkheid van 33% verhoging van het vastrecht; dat zou door het P.E.B - gevraagd zijn. Hoe is die noodzaak gekomen? Die is gekomen omdat de mensen minder stroom zijn gaan verbruiken, de groei is afgevlakt. Daardoor komt het P.E.B. met zijn prognose van de groei in de toekomst in de war. Daar is de capaciteit op gebaseerd geweest en die capa- citeitskosten worden nu gedekt door minder afgenomen kWh. Het is dus vrij logisch dat het in die rich ting moet worden gezocht. In mijn verhaal had ik deze teneur ook al aangehaald en ik vind het daarom wel juist te spreken van een overheid met een Januskop. Aan de ene kant zeggen ze: Wees bewust met het verbruik van energie, en aan de andere kant zeggen ze: Maar dan moeten wij het wel terughalen via een verhoging van het vastrecht. Ik dacht dat dit duidelijk in het psychologische vlak ligt. Het gaat heus niet om de 1,50 die de wethouder aanhaalt. Er zijn natuurlijk in den lande een groot aantal dezelfde situaties: Arnhem, de P.G.E.M.; Haarlem, het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noord-Holland; Groningen, het E.G.D. Ik heb dat nagevlooid en nergens worden door de distributiebedrijven dezelfde tarieven gevolgd als door de produktiebedri j- ven. Ik heb ook nagevraagd hoe de tariefverhogingen dit jaar zijn. Praktisch nergens wordt het vast recht aangepast - ook al uit psychologische overwegingen - en alleen de kWh-prijs wordt drastisch verhoogd, ook al i.v.m. de brandstofclausule die er in zit. Dan nog een laatste opmerking die ik graag kwijt wil aan de wethouder van Financiën. Ik dacht dat door de redenatie die nu door het college wordt gevolgd, n.l. het volgen van de tarieven van het P.E.B., wij aan één kant vastzitten. Bovendien worden wij opgezadeld met een inkooptarief dat wordt vastgesteld door de scheidsliedencommissie. Er zit voor de gemeente Leeuwarden dus geen enkele speling in. Mocht dat onverhoopt nadelig uitvallen dan zit de wethouder van Financiën met de brokken. Ik dacht dat, als je op dit moment gaat zeggen: Wij gaan een eigen beleid voeren, je daar altijd een uitwijkmo gelijkheid in kunt vinden als onverhoopt het inkoopcontract ongunstig mocht uitvallen. Mevr. Smit: Twee opmerkingen. Voor zover ik weet worden de tarieven goèdgekeurd en niet de to tale opbrengst die uit de tariefverhoging of tariefwijziging voortvloeit. Dat heb ik net anders begrepen uit de woorden van de heer Knol. Verder staat, dacht ik, de brandstofclausule geheel los van de prijs verhoging, want die komt er nog bovenop. De heer J. de Jong: Ik zou ook nog een opmerking willen maken. Ik heb wel begrip voor hetgeen de heer Knol hier stelt. De heer Eijgelaar zegt echter terecht: Wanneer je hier wat aan wilt doen dan zal je moeten gaan praten met het P.E.B. en dan zal je moeten komen tot een totaal andere opstelling. Ik geloof dat dat de juiste manier is. Ik acht het zeer onjuist om zo, onbezonnen, helemaal niet wetend wat de toekomst zal brengen t.a.v. verbruik en weet ik veel wat, niet mee te gaan met een opstelling die op het ogenblik provinciaal wordt gevolgd. Wij hebben dat altijd gedaan; of dat goed is wil ik in het midden laten, maar ik vind het niet juist om er op dit moment van af te wijken. De heer Eijgelaar (weth.): De heer Knol heeft er nog even op gewezen dat het P.E.B. een andere vastrechtberekening toepast als het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf. Dat is ook zo. Het P.E.B. - de heer Knol noemde dat ook - schrijft af op vervangingswaarde, terwijl het Gemeentelijk Electriciteits bedrijf dat doet op historische kostprijsbasis. Het is zo dat de vastrechtberekening van het P.E.B. anders is. Wij hebben er geen inzicht in hoe dat precies gebeurt. De heer Knol vraagt zich daarom af of wij het P.E.B. wel moeten volgen. Ik geloof dat het ook in het belang van onze hele samenleving, van de groot- en de kleinverbruikers, is dat er een eenheid is. Het is niet zo dat dat een hobby is van het Ge meentelijk Electriciteitsbedrijf, het is een wens van het ministerie. Er wordt ook bij andere produktie- bedrijven en distributiebedrijven getracht tot een zelfde gedragslijn te komen voor wat de tarieven be treft. De heer Knol beschikt over de gegevens van verschillende produktie- en distributiebedrijven; ik heb ze niet maar ik heb wel enkele gegevens op een rijtje staan en dan zie je dat de meeste distribu tiebedrijven zelfs hoger liggen met het vastrecht dan de produktiebedrijvenDat blijkt ook uit de stuk ken die de heer Knol gekregen heeft. Er wordt echter van overheidswege naar gestreefd dat distributie bedrijven in een bepaald gebied zoveel mogelijk dezelfde tarieven gaan hanteren als de produktiebe- drijven. Men zou graag willen komen tot een landelijke regeling op dit terrein, maar dat zal voorlopig nog wel een vrome wens blijven. Toch wordt er gedacht in die richting en ook dat is mede een reden voor ons om zoveel mogelijk één lijn te trekken. Ik ben het met de heer Knol eens dat - ik herhaal wat ik zopas gezegd heb - het op zijn minst genomen gewenst is dat wij als grootste afnemer van het P.E.B. bij de besprekingen om tot nieuwe tarieven te komen worden ingeschakeld. Ik zal ook pogingen in het werk stellen om dat voor elkaar te krijgen. De heer Knol zegt dat het eigenlijk niet gaat om die 1,50 of 4,50 of 3,het gaat niet om het bedrag, het is een psychologische kwestie. Ik waag te betwij felen of dat werkelijk zo is, of het werkelijk bij de mensen zo over komt, of dat werkelijk enig effect heeft in het verbruik wat betreft het zuinig omgaan met energie. (De heer Knol: Het wordt bij het gas in de rest van het land wel zo gevoeld; ik sta wat dat betreft niet alleen.) Als u het gas als voorbeeld noemt dan is dat natuurlijk een heel andere prijsstelling en ook een heel andere prijsverhoging; dat is een hoofdstuk apart. Daarbij gaat het om een verhoging met 5 cent per m3, een verhoging met 35%; dat is natuurlijk heel iets anders dan een verhoging met enkele tiende centen, minder dan 10%. Dat is na tuurlijk een duidelijk verschil. Bij het gas is het niet alleen een psychologische kwestie, daarbij voelt men het gewoon in de portemonnaie. (De heer Knol: Het gaat er mij om dat het vastrecht wordt ver laagd en de verbruikersprijs wordt verhoogd; dat is des poedels kern.) Dat begrijp ik ook wel, alleen het effect is nergens te vinden. Als dat effect er niet is dan moet je van het psychologische effect ook niet teveel verwachten. Ik zie dat namelijk helemaal niet. De mensen zullen er pas op reageren en het zal pas betekenis hebben als men het ook werkelijk in de portemonnaie merkt. (De heer Ten Hoeve: U bent erg pessimistisch.) Nee, dat is gewoon realiteit, dat heeft niets met pessimisme te maken. De heer Knol zegt dat als zijn voorstel om een eigen beleid te voeren wordt gevolgd wij ook nog een bepaalde uit wijkmogelijkheid hebben als wij straks door de commissie van scheidslieden niet al te gunstig worden bejegend. Als blijkt dat dat nodig is kan dat eventueel altijd nog gebeuren. (De heer Knol: Nee.) Na tuurlijk wel. Als dat om welke reden ook zou moeten dan hebben wij wel ruimte; alleen komt dan de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 5