6 krijen. Net dat ik mysels der myn sielshi 11 ichhei t by bleat lizze woe, mar ik tocht, it is dochs wol needsaeklik der hwat mear fan to witten. It is dus net slagge mar ik haw wol fia fia heard dat it in bi- weging is fan frouweëmansipaesjeEn nou is it al sa dat ik der fansels neat op tsjin haw, ik bin der seis foar. Ik fyn dus dat ik de moty fan de hear De Pree, hoewol't hy my net oansjoen hat, stypje moat Ik wol him net fortinke fan "megalomanie"(De hear De Vries (weth.): Hwat is dat?) Dat is greatheitswaen, dy't alles great sjocht. Ik fortsjintwurdigje mar in lytse partij, mar hy wie der miskien wol fan oertsjuge dat hwat ét de basis komt altyd és bilangstelIing hat. (De heer De Pree: Daar ging ik van uit.) Dat tocht ik hast al, ja. It wie doedestiids in klacht fan juffrou Klompé dat oan al it wurk dat troch salariearre krêften dien waerd de basis eins net mear to pas kaemHjir hawwe wy nou in groep minsken dy't unbisoldige, sunder der hwat foar to krijen fandt de basis bigjint to wurkjen; dat hat ds bilangstelling en der wolle wy graech oan mei dwaen. Ik fyn dat altyd folie better dan hwan- near't it dien wurdt troch bi tel I e krêften, der moat romte bliuwe yn it bistean foar de minsken dy't noch hwat om'e nocht dwaen wolle. Om in lang forhael koart to meitsjen, ik bin foar dizze moty. De heer De Vries (weth.): Het lijkt mij het beste toe dat ik de verschillende sprekers maar op de voet volg en begin bij de heer De Pree die zijn verheugenis er over uitsprak dat er op die bewuste zaterdagavond voor de televisie in tweevoud aandacht werd besteed aan de Leeuwarder zaak, het af waaien van de spits van de Bonifatiustoren en, zij het indirect, de zaak van de vrouwentelefoon. Hij heeft één ding vergeten over die uitzending en dat is dit. De bewuste verslaggever vroeg aan de orga nisatoren in Amsterdam of zij ook werden gesubsidieerd. Zij zeiden: "Natuurlijk zouden wij dat wel willen, maar wij worden niet gesubsidieerd en wij redden ons best." Kijk, dat is een zaak die mis schien de moeite waard is om als volledige informatie hier naar voren te brengen. In Amsterdam wordt de vrouwentelefoon niet door de gemeente gesubsidieerd. Wanneer de heer De Pree ingaat op de ge- dachtenwisseling die wij gehad hebben bij de begrotingsbehandeling dan moet ik hem toegeven dat wij op dat moment gezegd hebben: Wij komen hier op terug. Het viel ons ook wel wat rauw op het lijf. Het is mij eerst naderhand duidelijk geworden dat zowel de heer De Greef als de heer De Pree toen tertijd hun motivatie t.a.v. de behandeling van dat onderwerp ontleenden aan het advies dat er inmid dels was uitgebracht door de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening. Ik moet eerlijk bekennen dat ik mij op dat moment nog niet zo zeer verdiept had in dat advies hoewel ik wel enige keren ach tereen aanwezig was geweest bij de behandeling van de onderhavige subsidie-aanvrage. Het is duide lijk dat er heel wat over deze zaak te doen is geweest. Toch blijf ik er bij dat wij t.a.v. dit onderwerp de nodige kritische vermogens in stand moeten houden. Het is zo dat deze stichting in haar vaandel schrijft - het staat in de statuten en ik zal het even citeren - dat zij zich ten doel stelt: "m.n. door middel van het communicatiemiddel de telefoon hulp aan vrouwen te verlenen in de ruimste zin des woords." Dit is een omschrijving die heel dicht komt bij hetgeen in de statuten staat van de telefoni sche hulpdienst S-O-S. Maar dan komt het verschil, want toen de bewuste organisatrices werden aan gesproken op de inhoud van dit artikel werd er gezegd: „Ja, hulpverlening, natuurlijk, daar gaat het wel om, maar primair gaat het toch om de gelijkberechtiging van de vrouwen in onze samenleving; wij willen door middel van de telefoon de vrouw bewust maken van haar ondergeschikte positie in de samenleving en daar zal iets aan gedaan moeten worden." Dus de hulpverlening als zodanig is niet het primaire doel, primair is de emancipatoire beweging. Toen is er in de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening een vrij uitvoerige discussie ontstaan over het punt: Als het dan niet direct gaat over hulpverlening sec maar om die maatschappelijke beweging dan valt het niet onder deze raad, dan zult u ergens anders aan moeten kloppen. Op deze manier is er heel uitvoerig en breed gediscussieerd, is ook de zaak van de normatieve hulpverlening aan de orde geweest. Wij hebben ons, eerlijk gezegd, als college in de raadsbrief niet in deze zaak verdiept omdat in de stukken, enerzijds de stukken van de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening en anderzijds de ambtelijke adviezen, die voor de raad ter inzage hebben gelegen een zo grote hoeveelheid argumenten en tegenargumenten op tafel zijn gekomen dat het voor ons als college, met uitzondering van collega Ten Brug, gewoon een zaak is ge weest van afweging van al deze argumenten. (MevrBrandenburg-Sjoerdsma: U kunt dus nog wel voor stemmen.) (De heer Ten Brug (weth.): Ik heb ook wel argumenten afgewogen.) Jawel, dan kan je nog wel voor zijn(De hear Miedema: Jo hiene in oare weachskaelDe argumenten die bij de op stelling van dit advies de doorslag hebben gegeven lagen eigenlijk voor alle leden van het college verschillend, ledereen gaf er zijn eigen toets aan. Als wij precies hadden moeten omschrijven hoe de meningen lagen dan hadden wij het zo moeten doen: weth. Weide meent dat het om die en die reden niet moet, weth. Ei jgelaar benadert het met die en die nuancering enz. enz. (De heer De Greef: Kunt u die redenen en nuanceringen misschien noemen?) Nee, natuurlijk niet, dat is toch ook niet nodig. (De heer De Greef: Het is gebruikelijk, dacht ik, dat in een raadsbrief de argumenten pro en contra worden afgewogen door het college.) U moet straks alle leden van het college maar even individueel 7 vragen hoe zij er over gedacht hebben. Het komt er op neer dat iedereen een ander stukje van de ar gumentatie meenam in zijn beslissing en daarom hadden wij er geen behoefte aan een uitvoerige ge- dachtenwisseling op papier te zetten; er is echter wel degelijk over gediscussieerd in het college.! Ik ben het eens met mevrouw Visser-van den Bos die zegt dat wij, als het gaat om hulpverlening, hier een doublure tot stand gaan brengen, want als het gaat om hulpverlening dan kan men gewoon terecht bij de S.O.S. Ik heb argumenten gehoord dat men zei dat het daar niet alleen vrouwen zijn, dat daar ook mannen de telefoon aannemen. Maar het is in ieder geval zo dat de S.O.S. voor 71 bemand wordt door vrouwen en voor 29% door mannen. Wanneer er een vrouw belt die liefst door een vrouw te woord gestaan wil worden dan is die mogelijkheid aanwezig. Daarom valt dat argument vol gens mij gewoon weg. De heer Singelsma zegt dat dit stukje particulier initiatief vanuit de basis een kans moet hebben. Ik heb tegen de maatschappelijke strijd die deze dames propageren totaal niets, ik ben daar voor. Ik heb echter wel bezwaren tegen het feit dat het gaat via de telefonische hulpdienst, want deze telefo nische hulpdienst moet aan de hulp verstrekkende kant van de lijn mensen hebben die op een behoor lijke wijze in staat zijn om te luisteren, om begrip op te brengen, om geheimhouding te kunnen be trachten; het moeten goed uitgebalanceerde mensen zijn die wel degelijk professioneel begeleid moe ten worden om te voorkomen dat mensen in nood van de ene hulpverleningsinstantie naar de andere worden doorverwezen. Deze deskundigheid kan de Stichting Vrouwen bellen vrouwen Friesland niet garanderen. Het is ook niet controleerbaar. Daarvandaan dat ik vind dat, wanneer het gaat om de hulpverlening, er maar een deal gemaakt moet worden tussen de S-O-S. en de vrouwentelefoon, want op dat stuk van zaken zou men gemakkelijk tot een samenspreking kunnen komen. Wat dan overblijft is dat in het geheel van het maatschappelijke element t.a.v. de doelstelling van de vrouwentelefoon de telefoon wel een rol kan spelen, maar wij kennen wel meer instellingen die ook via de telefoon acquisitie en advisering verzorgen. Op dat stuk van zaken moeten zij dan maar zelf wegen en midde len gaan zoeken. Als de heer De Greef zegt dat men zich ook had kunnen wenden tot de bestaande vrouwenorgani satie dan zeg ik: Natuurlijk, maar dat hebben zij niet gedaan. (De heer De Greef: U hebt mijn vraag verkeerd begrepen. Ik heb u gevraagd of u advies heeft ingewonnen bij de bestaande vrouwenorgani saties over de subsidiè'ring van dit project door de gemeente.) Dat hebben wij niet gedaan, wij heb ben advies gevraagd aan de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening. Maar deze dames hadden juist aan de vrouwenorganisaties hulp moeten vragen voor hun doelstellingen. Dan waren zij vermoe delijk gemakkelijker aan hun trekken gekomen. Als de heer De Pree zegt dat de provincie 1 -000,-- startsubsidie heeft gegeven dan is dat een zaak waarmee wij de organisatie geluk kunnen wensen, maar het heeft op zichzelf geen enkele reper cussie voor de houding van de gemeente- Per slot van rekening - misschien is het goed dat te weten - subsidieert de provincie b.v. ook de Bond tegen het vloeken en dat doen wij ook niet. Samenvattend zou ik willen zeggen dat, wanneer het gaat om hulpverlening, wij moeten waken dat er geen doublures worden aangebracht en dat, wanneer het gaat om het maatschappelijk streven van Vrouwen bellen vrouwen t.a.v. hun eigen doelstellingen, het een zaak is waarvoor zij naar mijn gevoel zelf via eigen acties en met het benaderen van bestaande vrouwenorganisaties de financiële middelen moeten proberen te vinden. De heer De Pree: Ik wil nog graag 3 korte opmerkingen maken. In de eerste plaats zegt de wethou der dat Amsterdam de vrouwentelefoon daar niet subsidieert; dat is terecht. Het is een wat ongelukkig voorbeeld omdat wij er allemaal wel van overtuigd zijn dat het bestuurlijk in Amsterdam een puinhoop is en daar kon het wel eens mee samenhangen. Mijn tweede opmerking is dat u de zaak wat uit elkaar haalt - dat begrijp ik niet goed, maar dat hoeven wij hier niet verder uit te spitten - en zegt: Hulp verlening is maar een onderdeeltje, maar die vrouwentelefoon heeft het alsmaar over gelijkberechti ging van de vrouw of emancipatie. Dan zeg ik: Ja, maar wat is dat dan in hemelsnaam anders dan hulpverlening, het is een op het spoor komen van oorzaken die er toe leiden dat vrouwen hulp nodig hebben; dat is precies dezelfde zaak alleen via een wat structurele benadering. Mijn derde opmerking is dat u heeft gesproken over het niet-professioneel zijn van de vrijwilligers. Het is toch wel zo dat zij professioneel begeleid worden en ook getraind worden. Dat wilde ik toch nog wel even kwijt. De in eerste instantie aangekondigde motie dien ik nu graag in. De heer De GreefIk zou nog graag een opmerking willen maken n.a.v. de statuten waarin staat dat de vrouwentelefoon werkt op de bewustwording van de vrouw. Datzelfde gebeurt bij het werklo- zencomité dat wij hier in Leeuwarden hebben; daar zijn ook werkloze jongeren zelf bezig andere werkloze jongeren die in dezelfde situatie zitten een stuk steun te geven. Ik zou ook willen wijzen naar het jongerenwerk waar zich ook hetzelfde verschijnsel voordoet m.b.t. crisisinterventie of hulp-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 4