10 wordt vastgesteld omtrent het onderbrengen, beheren - daar praat ik verder niet over - en onderhou den van dergelijke panden. Ik heb het nu over het onderhoud van dergelijke panden die overgebracht worden van de algemene dienst naar het Woningbedrijf. Ik geef toe dat er in de raadsbrief verder nau welijks op in wordt gegaan, er wordt alleen gesproken over de onderhoudsdiensten. Ik vind het echter wel een probleem dat ook erg opvalt in de gemeente. Ik vind ook dat de gemeente een goed voorbeeld moet geven als huiseigenaar. Hij moet zijn eigen panden zo goed mogelijk onderhouden. Ik vraag mij ook af hoe wij ooit aan de verplichting van de Woningwet kunnen voldoen. Het is de plicht van het gemeentebestuur derden als ze hun eigendom niet goed onderhouden hier op te wijzen. Ik vind dat het onderhoud van heel veel panden die vaak sterk in het oog lopen verschrikkelijk slecht is en vaak hele maal niet gebeurt. Ik wil graag nogmaals benadrukken dat ik vind dat dit wel moet gebeuren. De Voorzitter: Wij hebben hier nota van genomen. Voordat wij tot stemming overgaan moet ik u nog 2 correcties opgeven. Op besluit no. 467a staat per abuis op de tweede pagina onder III „Woning bureau"; dat moet Woni ngbedri jf" zijn. Op besluit no. 467b staat in de derde regel"gelet op artikel 1 68 van de Gemeentewet;" Dat is onjuist. Dat moet zijn: "gelet op de artikelen 61 63 en 64 van de Gemeentewet;". Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gewijzigde voorstel van b. en w. Punt 13 (bijlage no. 5) De Voorzitter: Op blz. 1 van de raadsbrief staat in de 18e regel van boven "verbindingsgassen"; dat moet zijn "verbrandingsgassen". Op blz. 12 van het ontwerp-besluit staat in artikel XL onder B. "privaatrechter"; dat moet zijn "privaattrechter". Dat is niet hetzelfde. (Gelach) Deze 2 wijzigingen wilde ik eerst even noemen. Ik stel nu dit onderwerp ter discussie. De heer Janssen: De voorgestelde wijzigingen die mijn fractie het meest aanspreken betreffen het instellen van het sloopverbod. In het verleden is er vanuit mijn fractie meerdere malen op aangedron gen om te komen tot een sloopvergunning. In februari 1974 werd door de werkgroep Binnenstad van de Federatie van Jongerengroepen van de P.v.d.A. een rapport uitgebracht over deze materie en het ver heugt mij dan ook buitengewoon dat u het merendeel van de daarin voorgestelde tekst hebt overgeno men. Toch zijn er nog enkele twijfels binnen mijn fractie wat de waterdichtheid van het voorgestelde betreft. In de Commissie Openbare Werken heb ik ook reeds een reeks van vragen gesteld en beant woord gekregen, maar ik hoop dat u mij toestaat hier nogmaals enkele punten aan te snijden. In het I In het nieuwe artikel 305d, lid 1, staat: "De sloopvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien een bouwvergunning kan worden verleend voor een in plaats van het te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk, doch deze vergunning nog niet is verleend." Misschien lees ik deze zin verkeerd, maar als b. en w. b.v. op grond van en in strijd met een bestemmingsplan de bouwvergunning niet mogen verle nen zou er toch een sloopvergunning kunnen worden verleend. De weigeringsgrond geldt immers slechts als er wel een bouwvergunning kan maar nog niet is verleend. Dus als de bouwvergunning niet kan worden verleend en ook niet zal worden verleend bestaat er voor de sloopvergunning geen weigerings grond. Zeer merkwaardig. In artikel 306, Intrekking van de sloopvergunning, staat dat u deze vergun ning kunt intrekken als binnen 6 maanden geen begin met de sloopwerkzaamheden is gemaakt of als de werkzaamheden niet geregeld worden voortgezet. Artikel 30 van de Bouwverordening geeft b. en w. de bevoegdheid om vrijwel op dezelfde gronden de bouwvergunning in te trekken. Nu zal dit zich niet zo vaak voordoen maar zal bij intrekking van de bouwvergunning ook automatisch de sloopvergunning vervallen? Het kan dan wel zijn dat het betreffende perceel half gesloopt is. Volgens mij is er dan nog een maas in de verordening, n.l. als op een bepaalde plaats niet gebouwd hoeft te worden, maar b.v. de eigenaar van een pand voor de aanleg van een tuin of iets dergelijks het pand er af wil hebben. In het laatste geval zouden b. en w. hem geen sloopvergunning mogen geven, tenminste als ik de verorde ning goed heb gelezen. Ik hoop dat de wethouder er in slaagt om hier nog enige duidelijkheid in te brengen, Mevr. Smit: Ik wil niet op de technische kant van de wijzigingen ingaan. Ik neem aan dat dat al lemaal uitgeplozen is en dat dat ook klopt. Ik heb echter de indruk dat de zaak tekstueel hier en daar niet helemaal sluitend is. Ik ben een aantal keren in artikelen de omschrijving "dan wel door andere vertrekken" etc. tegen gekomen, waarbij ik sterk de indruk heb dat er precies het omgekeerde staat dan wat bedoeld is. Ik neem als voorbeeld artikel IX op blz. 3, waarbij gewijzigd wordt artikel 66, lid 2. Ik heb dit enige malen doorgelezen, maar ik kom elke keer weer tot de conclusie dat wij om via de hoofdtoegang de kamer te bereiken door de vertrekken moeten gaan waar wij juist niet doorheen moeten. Ik lees hieruit precies het omgekeerde dan wat ik denk dat er bedoeld is. Dat ben ik nog een 11 aantal keren tegen gekomen. Misschien dat de woorden "dan wel" hier en daar vervangen kunnen wor den door het woord "of". Dat maakt het aanzienlijk duidelijker en ik dacht dat het dan wel goed was, maar het kan ook zijn dat ik mij vergis. (De Voorzitter: Is dit een voorbeeld of hebt u een aantal van deze mooie dingen?) Er zijn nog andere. Ik heb ze niet allemaal genoteerd, maar dit was naar mijn idee een erg duidelijk voorbeeld. De Voorzitter: Ik zou het volgende willen voorstellen om uit dit interessante schaakspel te komen. Op het moment neemt u aan dat het goed is wat er staat en u bespreekt dit nog een keer met de heer Van Kats. Wij hebben dit uit de modelverordening overgenomen en hier is een groep knappe mensen mee bezig geweest, dus naar mijn mening moet het wel kloppen. Als u echter in het gesprek met de heer Van Kats constateert dat het fout is dan zeg ik u toe dat wij in de volgende vergadering die cor rectie alsnog aanbrengen. Het is maar een kleinigheid om dat dan even aan de raad voor te stellen. (Mevr. Smit: Het gaat echt alleen maar om de tekstuele kant van de zaak.) Misschien hebt u nog een paar van die dingen en misschien wilt u zo vriendelijk zijn dat nog een keer met de heer Van Kats te bespreken. Als daar iets uit komt dan stellen wij dat voor aan de raad. De heer Heidinga: In grote lijnen heb ik geen bezwaar tegen deze wijzigingen en aanvullingen van de Bouwverordening. Ik heb in de Commissie Openbare Werken tijdens de vergadering gevraagd of een toegevoegd nieuw artikel 305f eigenlijk wel nodig was. De wethouder die voorzitter is van die commissie - de heer Van Kats was er ook - heeft mij duidelijk gemaakt dat het wel nodig was. Toch blijf ik van mening dat dat artikel niet in de Bouwverordening hoort. Dit artikel gaat over de schade vergoeding. Je vindt in de hele Bouwverordening geen schaderegelingen of zo, die staan daar niet in, die staan ergens anders. Als het nu zo is dat er geen andere wet is, de Wet op de Ruimtelijke Ordening of de Woningwet of weet ik veel, die dit regelt dan heb ïk er geen bezwaar tegen dat wij dit artikel nu in de Bouwverordening opnemen, maar zodra dit wettelijk geregeld wordt blijf ik van mening dat dit uit de Bouwverordening moet, want dit hoort daar niet. Mevr. Brandenburg— Sjoerdsma: Naar aanleiding van een discussie die is gevoerd in de laatste ver gadering van de Commissie Ruimtelijke Ordening wil ik een opmerking maken over de Bouwverordening. Het is niet mijn bedoeling om nu een verandering voor te stellen. Ik wil alleen een paar opmerkingen maken om er t.z.t. al dan niet via de Commissie R.O- op terug te kunnen komen. Het gaat over artikel 57 waarvoor u geen wijziging voorstelt; ik wil hier echter graag even over praten. Daarin wordt gere geld de grootste toegelaten hoogte van bouwwerken, die staat er in omschreven, die is 15 meter. Dat slaat op gebieden waarvoor geen bestemmingsplan van kracht is. Opdrachtgevers in de kantoren- en bedrijvensector ontlenen aan die 15 meter hoogte de maximale kubieke inhoud en het maximale vloer oppervlak. Dit is allemaal begrijpelijk maar het stelt je soms voor problemen als je het graag wat an ders zou willen, m.n. in bepaalde gebieden waarvoor je bij het vaststellen van het Structuurplan voor de Binnenstad bepaalde hoogten in gevelwanden hebt vastgesteld en waarvan je in de praktijk ziet dat je dat dan niet waar kunt maken. Soms wil een bouwheer dan wel meewerken, ik bedoel dat die dan wil inspelen op beslissingen of suggesties die de raad bij het vaststellen van het structuurplan heeft gedaan. Men kan dan natuurlijk niet komen tot het maximale vloeroppervlak en om dat te compense ren vraagt men dan om gemeentelijke grond of om een gemeentelijk pand waardoor men dan weer aan het aantal vierkante meters komt dat men nodig heeft. Soms lost dat iets op, soms kan dat, maar meest al kan het niet en dan blijft men zitten met de economische redenen en aan de maximale hoogte wordt dan vastgehouden of soms aan meer dan de maximale hoogte. Wat ik nu naar voren wil brengen is het volgende. Kan eens worden bekeken of de hoogte in de Bouwverordening op b.v. 12 meter kan worden gebracht, niet omdat dan nergens meer hoger dan 12 of hoger dan 15 meter zal mogen worden gebouwd - daar zijn voldoende uitzonderingsbepalingen voor -, maar om het voor de gemeente beter mogelijk te maken eisen te stellen aan hoogtevariatie in één gebouw. Men komt bij 12 meter hoogte in de Bouwverordening tot een kleiner vloeroppervlak. Men kan toestemming krijgen in bepaalde gevallen boven die 12 meter uit te gaan, maar wij kunnen dan als gemeente stellen dat die meerdere hoogte niet voor het gehele gebouw is toegestaan. Ik hoop dat u mijn gedachtengang kunt volgen. De bedoe ling is dus om een beter instrument in handen te krijgen om op die plaatsen waar wij bij het vaststel len van het Structuurplan voor de Binnenstad bepaalde hoogten in de gevelwanden wilden handhaven dat ook te kunnen. De heer De Greef: Ik heb een korte opmerking. Wij zijn blij met het feit dat de sloop van bouw werken middels deze Bouwverordening wat kan worden ingedamd. Wij vinden dit een positieve ontwik keling. Wij hebben nog wel een vraag en die betreft ook het slopen van bouwwerken; dat gaat sluipend en wordt eigenlijk niet ondervangen door de Bouwverordening. Dit is de z.g. stille sloop. Soms worden huizen slecht onderhouden. Daar kom je pas laat achter. Op een gegeven moment ontstaat de situatie

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 6