IV*
12
dat het huis in elkaar zakt en er een gat is. Onze vraag is; Kunnen wij als gemeente op voet van de
Woningwet - ik dacht dat dat de enige wet is die ons het instrument daarvoor geeft - een zodanig
aanschrijvingsbeleid voeren dat op basis van de verordening die wij vandaag aannemen stille sloop kan
worden vermeden?
De heer Rijpma (weth.): Dit is een vrij technische materie en ik zal proberen of ik er uit kan ko
men met behulp van mijn assistenten. Allereerst iets over artikel 305d. De heer Janssen zegt: De sloop
vergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien een bouwvergunning,kan worden verleend.
Hij vraagt zich af of dit wel een juiste formulering is. E en een voorbeeld. Iemand vraagt om een
bouwvergunning voor een bouwwerk in een bepaald bestemmingsplan, maar hij wil niet bouwen over
eenkomstig het bestemmingsplan. Hij dient dus wel een bouwaanvraag in maar die kan niet worden
verleend omdat aan de bestemmingsvoorwaarden niet wordt voldaan. Nu zegt de heer Janssen: Volgens
dit artikel zal hij op dat moment wel tot sloop mogen overgaan. Zo interpreteer ik zijn opmerking.
Wij hebben hier wat over zitten filosoferen en wij zijn tot de conclusie gekomen dat er verbetering
zou kunnen komen als "een bouwvergunning" zou worden vervangen door "bouwvergunning"; dan
houdt het in dat er een mogelijkheid is tot het geven van een bouwvergunning op welke wijze dan ook.
Als hij een aanvraag indient die niet in overeenstemming is met de eisen dan kan hij niet "een bouw
vergunning" krijgen, maar het is wel mogelijk "bouwvergunning" te verlenen mits hij zich houdt aan
de voorwaarden die het bestemmingsplan of wat dan ook geeft. Dat zou dus een verbetering zijn naar
ons gevoelEr is een andere redactie mogelijk maar dan sluiten wij niet meer aan bij de Wet op de
Stadsvernieuwing. Het is vandaag bekeken, maar er is niet over nagefilosofeerd, het is wat bediscus
sieerd. Je zou misschien kunnen zeggen: De sloopvergunning mag alleen en moet worden geweigerd
indien volgens de ter zake geldende gemeentelijke voorschriften een vervangend bouwwerk kan wor
den gerealiseerd doch daarvoor nog niet de benodigde vergunningen zijn verkregen. Ik aarzel echter
op dit ogenblik wat om dat nu te beslissen. De heer Janssen heeft mij de vraag zo tijdig doen toeko
men dat ik wel overleg heb kunnen plegen. Aan de andere kant is het zo dat het nog door geen enkele
andere groepering nader is bekeken. Ik heb de indruk - anderen met mij - dat tekst 2 misschien wel
zo sluitend is als tekst 1 maar ik aarzel wat om op dit moment te zeggen: Laten wij nu tekst 2 maar
opnemen in plaats van wat er nu wordt voorgesteld, want dat gaat mij op dit moment eigenlijk wat te
snel. Wij hebben echter vandaag het vaststellen van de verordening op tafel en ik weet niet of u vindt
dat dit op dezelfde manier kan worden geregeld als t.a.v. de opmerkingen van mevr. Smit is overeen
gekomen. Je zou dus het woordje "een" kunnen laten vervallen of je zou een heel andere redactie
kunnen nemen, maar die nieuwe redactie komt niet meer overeen met wat in het ontwerp voor de Wet
op de Stadsvernieuwing staat; die wet is er nog niet maar de tekst is wel bekend. Ik vraag mij alleen
af of, als wij de voorgestelde tekst overnemen, er dan zoveel hiaten in zitten als wij nu zo veronder
stel lenderwijs menen te kunnen constateren.
De volgende opmerking van de heer Janssen betrof het intrekken van de sloopvergunning. Hij
stelt dat de situatie kan ontstaan dat een gebouw half afgebroken is en er niets meer gebeurt. Het kan
zelfs zo zijn dat een gebouw helemaal is afgebroken en er niets meer gebeurt. Ik moet toegeven dat
dat een moeilijk punt is. Je zult de man dan moeten aanschrijven en aanzeggen dat hij het weer op
moet bouwen, maar als hij dat niet doet dan heeft dat tot gevolg dat er een procedure op gang komt.
Of die procedure leidt tot het resultaat dat je daarvan verwacht is voor mij een vraagteken. Het enige
is dat, als betrokkene een bouwvergunning aanvraagt, het bouwwerk aan de eisen zal moeten voldoen.
Als het een heel eenvoudig bouwwerk is dan is het waarschijnlijk ook een ondergeschikt pand, maar
wanneer het geen ondergeschikt pand is dan moet er een bouwaanvraag beoordeeld worden. Er wordt
pas een definitieve bouwvergunning afgegeven op het moment dat er voldoende tekeningen enz. zijn
zodat het ook fatsoenlijk beoordeeld kan worden. Dat betekent dat betrokkene op dat moment behalve
de legeskosten die hij voor de vergunning moet betalen ook aan de architect al een belangrijk bedrag
kwijt is voor voorbereidingskosten. Maar als het bouwwerk van een dusdanige importantie is en men
het toch laat zitten dan is het m.i. de vraag of het hier helemaal sluitend is; dat betwijfel ik zelf ook.
Als je dit echter sluitend wilt hebben dan zal je, afhankelijk van het te stichten bouwwerk, een waar
borgsom moeten laten storten en daar is op dit moment, heeft men mij verteld, nog geen wettelijk ka
der voor. Dus als u het op dit moment in de Bouwverordening zou zetten dan verliest u het als daar
een gerechtelijke procedure over komt. In de Wet op de Stadsvernieuwing wordt het wel gedaan, maar
die wet wordt ook door het Parlement vastgesteld. Die lacune kan ik helaas op dit moment voor u
niet opheffen.
De heer Janssen heeft het voorbeeld gegeven van iemand die iets wil slopen omdat hij wat ruimte
wil scheppen voor het vergroten van zijn tuin of iets dergelijks. Als dat in een stadsvernieuwingsge
bied is en wij er uit welstandsoverwegingen geen bezwaar tegen hebben dan kunnen wij de man rustig
ffe a J
13
een sloopvergunning geven. Maar als hij b.v. een tuin wil hebben die tot aan de weg reikt dan kunnen
wij hem uit welstandsoverwegingen - er valt dan een gat in de gevelwand - de sloopvergunning wei
geren. Naar ons oordeel zit daar dus geen leemte. Als iemand een schuurtje wil slopen en daar uit
welstandsoverwegingen geen bezwaar tegen is dan kan dat, als iemand achter zijn huis een aanbouw
sel of iets dergelijks wat er eigenlijk niet hoort wil afbreken - onze binnenpleinen in de binnenstad
zijn vol gebcuwd - dan kan dat uit welstandsoverwegingen toegestaan worden. Wil iemand in de ge
velwand iets afbreken dan kan dat uit welstandsoverwegingen geweigerd worden. Ten aanzien daarvan
is de zaak o.iwel sluitend.
In de verordening is een schadevergoedingsregeling opgenomen; die komt verder in de Bouwveror
dening niet voor. In de Bouwverordening komt ook geen instandhoudingsverplichting voer. Dit is een
artikel waarin een instandhoudingsverplichting opgelegd wordt en als compensatie voor privé geleden
schade staat er dus tegenover dat er ook beroep mogelijk is op de overheid wanneer men onverhoeds
schade heeft geleden. Wij menen dat die twee dingen hier wel gekoppeld moeten worden omdat op die
instandhoudingsregeling in andere wetten geen beroep kan worden gedaan.
Mevr. Brandenburg heeft qesproken over de maximaal toeqestane hooqte van een bouwwerk. Zij
meent dat het 12 meter zou moeten zijn in plaats van 15 meter. Als ik voor mijzelf spreek dan zeq ik:
Het is niet een onaantrekkelijke gedachte er 12 meter van te maken. Maar om op dit moment te zeqqen-
Wij zullen in die zin voorstellen doen, qaat mij nu d l'improviste wat te ver. Mevr. Brandenburg heeft
dat ook niet gevraagd, zij vraagt of wij er eens over willen gaan filosoferen. Dat wi! ik haar wel toe
zeggen, ik wil daar wel graag eens over filosoferen.
De heer De Greef heeft gesproken over z.g. stille sloop. Ik beheers niet alle artikelen van de
Woningwet, maar ik dacht dat de aanschrijvinqsreqeling in de eerste plaats, ik meen zelfs uitsluitend
slaat op panden die voor woondoeleinden worden gebruikt. Dus wanneer het om een pand voor bewo
ning gaat dan is in die richting een stap te ondernemen. Wanneer echter eigenaar en bewoner dezelfde
zijn en de eigenaar/bewoner niet al te kapitaalkrachtig is dan voelt u wel dat wij dan in een sociaal
moeilijk geval terecht komen. Wanneer de rehabilitatiereqelinq voor de hele binnenstad gaat gelden
en m.n. uitgezocht is voor welke gebieden die regeling zou kunnen qelden dan hebben wij natuurlijk
ook de tegenpool te pakken want dan kunnen wij in de verbeterinq, betreffende woningen althans,
subsidie verlenen. Tot dusver was er geen subsidieregeling moqelijk als wij tot aanschrijviiiq over gin
gen. Maar qoed, dat begint langzamerhand wat anders te worden en dat betekent dat in gebieden
waarvoor duidelijk een overheidsperspectief voor de buurt geboden wordt, waarvoor duidelijk wordt
uitgesproken dat de buurt voor de toekomst bewaard blijft, de beide elementen althans voor woningen
aanwezig zijn. Ik zou het liever op een andere manier willen proberen, maar je zou dan de mogelijk
heid van aanschrijving kunnen overwegen.
De heer Janssen: Ik wil nog qraag even reageren op hetgeen de wethouder heeft qezegd. Hij kwam
met een gewijzigde tekst van artikel 305d; ik heb zelf ook een gewijzigde tekst, maar ik weet niet of
die kan. Ik weet wel, zo blijf je bezig, maar ik wil hem u wel even voorlezen: "De sloopvergunning
mag alleen en moet worden geweigerd indien a. de bouwvergunning voor een in de plaats van het te
slopen bouwwerk op te richten bouwwerk niet kan worden verleend, dan wel b. de in sub a. bedoelde
vergunning wel kan worden maar nog niet is verleend." Ik dacht dat dan meer waterdicht is dat die
vergunning op goede gronden wordt verleend, maar wie ben ik. (De heer Rijpma (weth.)- Ik kan op dit
moment zo niet zeggen of dat waterdicht is.)
Dan wilde ik nog iets zeggen i.v.m. de Wet op de Stadsvernieuwing. Er dreigt dus een kleine la
cune te komen totdat die wet er is, zegt u. Hoe lang, denkt u, dat het nog duurt voordat die wet in
werking treedt? (De heer Rijpma (weth.): 1 tot 2 jaar, maar je weet nooit wat er in de politiek qe-
beurt.) Dat is nog een hele tijd. (De heer Rijpma (weth.): Hij is pas bij de Raad van State en die kan
nog alle mogelijke opmerkingen maken. En dan moet hij ook nog de hele politieke molen door. Je
weet nu eenmaal in de politiek nooit wat er gebeurt.) Je loopt dan met die lacune toch nog een hele
tijd risico.
De Voorzitter: De vraag die de heer Janssen qesteld heeft is niet zo eenvoudig. Ik zou op dit mo
ment willen adviseren de tekst niet te veranderen. Wij zouden die kwestie echter wel moeten bekijken
en onder ogen moeten zien of deze tekst al dan niet juist is en of die inderdaad niet verbeterd kan
worden. Dan is het niet zo'n groot probleem om in een volgende vergadering met een wijzigingsvoor
stel te komen. Dat is meer verantwoord dan het nu zo maar te veranderen. Nu blijkt dat hier aarzeling
over is kunnen wij wel de toezeqqinq doen dat de zaak zowel technisch als juridisch zal worden beke
ken. Ik hoop dat u met die toezegqing genoegen wilt nemen; dit is o.i. de meest verantwoorde oplos
sing. Hetzelfde geldt t.a.v. de opmerkingen van mevr. Smit.