ligt, de grote investering die het plan Camminghaburen vergt, n.l. een bedrag van rond de 5 miljoen,
en de zeer tijdelijke waarde van de gegevens die uit dit vrij beperkte woonwensenonderzoek vrij ko
men menen wij dat wij het niet bij dit onderzoek mogen laten en na dit onderzoek genoodzaakt zullen
zijn over te stappen op een meer permanent onderzoek. Uit de contacten met de Nationale Woning
raad is mij gebleken dat het z.g. migratieonderzoek goed aansluit op het woonwensenonderzoek waar
over wij op dit moment praten. Bij de verdere bestudering van het voorstel vragen wij ons af of wij bij
de verkenning van bewoners van woningen die na 1955 gebouwd zijn ons wel richten op die categorie
waar de meeste problemen liggen of waar wij in de toekomst de meeste problemen mee verwachten. Als
wij bedenken dat voor wat deze groep betreft, de groep z.g. nieuwbouwwijkendoorstromers, gelet op
de leegstand in de huidige nieuwbouw in onze stad in de huursector toch duidelijk een zekere verzadi-
gingssituatie valt waar te nemen - ik zeg verzadigingssituatie omdat wij deze leegstand moeilijk meer
wrijvingsleegstand kunnen noemen; het moet eigenlijk een structurele leegstand worden genoemd - en
wij daar tegenover plaatsen de huisvestingsproblemen die er kennelijk onder de wat minder goed gesi
tueerde mensen bestaan waarbij ik denk aan het grote aantal huursubsidiegevallen in onze gemeente,
gevallen waarvan ik aanneem dat toch een groot deel uit de woningen van voor 1955 komen, dan vra
gen wij ons af of wij bij het peilen van de behoefte ook niet de woningen van voor 1955 in dit onder
zoek moeten betrekken. Een andere vraag is hoe wij via dit onderzoek de invloed die de regio heeft op
onze woningmarkt kunnen meten.
In concreto heb ik de volgende vragen voor u. Bent u bereid om ons een nota aan te bieden waar
in u ons een voorstel doet hoe u een meer permanent karakter aan dit woningmarktonderzoek denkt te
geven? Zo ja, kunt u dat dan doen voor de komende vakantieperiode? U beschikt dan over ca 5 maan
den waarin u een dergelijk voorstel gereed kunt maken. Hoe denkt u het peilen van de behoefte van
bewoners van woningen van voor 1955 in uw onderzoek onder te brengen? Mijn gedachten gaan daar
bij duidelijk naar de huursubsidiebehoeftigenMijn laatste vraag is: Hoe denkt u de invloed van de
regio op onze woningmarkt te meten?
De heer Sterk: In onze fractie wordt er verschillend over gedacht. Wij menen echter dat het niet
zonder dit onderzoek kan. Het zou n.l. consequenties kunnen hebben voor de plannen m.b.t. Cammingha
buren als wij van dit onderzoek zouden afzien. Het is mede daarom dat wij voor dit voorstel zijn. Ik
zou graag van de wethouder willen horen hoe men in het college denkt over het advies van de Raad
voor de Volkshuisvesting, n.lom een 50-tal vroegere inwoners thans woonachtig in de dorpen rondom
Leeuwarden bij dit onderzoek te betrekken. Onze fractie voelt hier in feite niets voor. Vooreerst zijn
de gegeyens bekend en vastgelegd wat de redenen voor vertrek naar elders waren. In de tweede plaats
gaat de gemeente Leeuwarden dan zijn onderzoek richten over zijn gemeentegrenzen heen en ik vrees
dat de dorpen ons dat niet in dank zullen afnemen hetgeen de goede verstandhoudingen zeker op dit
punt niet ten goede zal komen. In de derde plaats zou het een kostenverhogend effect hebben en ik
dacht dat wij daar helemaal niet om zaten te springen.
Dan kom ik nu nog even op de inhoud van het onderzoek in hoofdlijnen. In de Raad voor de Volks
huisvesting is gevraagd om ook de specifieke wensen van de vrouw f.a.v. woningindeling en erf met om
geving er in te betrekken. Misschien wilt u dit advies wel overnemen, maar dat hoor ik dadelijk wel
Als dit onderzoek straks zijn beslag heeft gekregen en een modellennota is vastgesteld dan hopen wij
bereikt te hebben een plan in uitvoering te kunnen geven dat aan veler wensen zal beantwoorden. Ik
geioof dat ook de dorpsbewoners elders dit dan niet zal ontgaan. Een mens wil op zijn tijd ook nog wel
graag eens zelf wat uitzoeken zonder dat daar een woonwensenonderzoek voor nodig is.
De heer De Greef: Onze fractie is klein en wij zijn het met een aantal mensen die ook bij Axies
horen onderling hardgrondig eens. Zo'n woningmarktonderzoek is volgens ons te vergelijken met de
enquête van een slager die onder zijn klanten de behoefte aan kaviaar peilt terwijl hij gewoon meer
gehakt wil verkopen. Omdat de mensen alleen maar weten wat gehakt is en niet wat kaviaar is en bo
vendien kaviaar helemaal niet kunnen betalen zal de slager wel vaststellen dat gehakt bij zijn klanten
veruit favoriet is boven kaviaar. Als zo'n slager er dan ook nog voor zorgt dat hij een verkoopsubsidie
van de minister van Landbouw krijgt op de verkoop van gehakt dan zal die slager zijn doel bereiken,
hij verkoopt meer gehakt en zijn klanten kunnen hem niets verwijten, ze hebben het zelf zo gewild.
Als je de slager vervangt door het gemeentebestuur, de klanten door bewoners in woonwijken na 1955
gebouwd en noem maar op, dan zal het wel duidelijk zijn dat wij weinig heil zien in een woningmarkt
onderzoek. Wij hebben daar een hoop motieven voor. Ik zal de belangrijkste noemen. In de eerste
plaats de uiterst geselecteerde groep waarop het onderzoek zich richt. Het gaat om woonwensen van
potentiële doorstromers in bepaalde wijken in Leeuwarden. Volgens ons is dat nu juist de meest bevoor
rechte groep in onze samenleving, het is juist de categorie mensen die wat hun huisvesting betreft toch
9
altijd een optimale oplossing hebben weten te bereiken, het zijn zelfs de mensen die verder doorstro
men n.l. naar gebieden buiten de stad en wij willen ze er nu in houden. Volgens ons is een noodzaak
om tot een leefbare nieuwbouwwijk te komen dat wij er voor moeten zorgen dat een nieuwbouwwijk
zowel qua leeftijdsopbouw als qua sociale status een afspiegeling van de samenstelling van de bevol
king van de stad is en dat is eigenlijk hier niet het gevalDaarom zullen ook alleenstaanden, mannen
en vrouwen, en bejaarden moeten worden ondervraagd naar hun woonwensen wat betreft de planning
van een nieuw gebied. Waarom zouden mensen in oudere stadswijken, zoals gesuggereerd wordt, niet
in Camminghaburen willen of kunnen wonen? Vanwege de hoge huur? Dan is dat volgens ons een kwes
tie van niet goed geïnformeerd zijn omdat er mogelijkheden tot huursubsidie genoeg zijn. Een tweede
kritiek punt is de kwaliteit van het onderzoek. Het onderzoek is te statisch en bovendien veel te be
perkt van opzet. Statisch is het onderzoek omdat uit veel woningmarktonderzoeken is gebleken - zie
Priemus in zijn publikatie Wonen en bouwen - dat bewoners alleen maar die woonvormen kiezen die
ze kennen en ook woonvormen waarin ze nu wonen. De toekomstwaarde is dus gering omdat niet geko
zen kan worden uit nieuwe woonideeën wat betreft gebruiks- en inrichtingsalternatieven. Dit verschijn
sel wordt versterkt doordat in het onderhavige onderzoek alleen maar wensen kenbaar gemaakt kunnen
worden t.a.v. woningtype, eigendomsverhouding en stichtingskosten. Woonomgeving is er b.v. niet bij.
Deze beperking qua opzet zit volgens ons in de nadruk die het onderzoek zal leggen op de beperkte
groep die ondervraagd wordt. Het laatste kenmerk waarop wij kritiek hebben is de versluierende werking
van het woningbehoefte-onderzoek. Geen woord zal er waarschijnlijk vallen over de dwingende bepa
ling van de woonarchitectuur, zoals b.v. vermeld in voorschriften en wenken voor het ontwerpen van
de woning '73 die de vrijheid van de indeling drastisch beperkt, of over de modelverordening die in
Haskerland bij een zestal experimentele woningen die daar ontworpen zijn door een atelier voor archi-.
tectuur leidde tot een conflict met b. en w. omdat de mensen hun woonwensen concreet wilden maken.
Bovendien gaat het om contingenten van 500 woningen per fase waardoor begrippen als standaardisatie,
uniformiteit en eentonigheid weer naar voren komen. Als wij toch aan mensen gaan vragen waarom zij
doorstromen zouden wij meer aandacht moeten besteden aan de aanleiding tot verhuizing en die moe
ten verwerken in onze planning, eenvormigheid, smakeloze opzet, eentonige stenen massa s, hoge
huren, kortom allemaal factoren die hebben geleid tot de z.g. migratiedrift. Het gaat hier om vervreem
ding, n.l. vervreemding van mensen t.a.v. het gebrek aan binding aan hun woonomgeving zowel in
ruimtelijke als in sociale zin. Willen wij los komen van wat criminologen wel eens noemen de eigen
tijdse criminele planologie en architectuur die in onze kapitalistische samenleving zo de boventoon
voert dan zullen wij de zekerheid van het getal moeten opgeven en niet meer uit moeten gaan van
grote contingenten te bouwen wooneenheden. Dit moderniteitssyndroom zal plaats moeten maken voor
planologie van de menselijke maat waarin de mens centraal staat, de mens centraal staat in zijn onge
lijkheid. Er zijn niet alleen maar eengezinswoningen noodzakelijk, er zijn ook woningen noodzakelijk
voor bejaarden, voor alleenstaanden. Ook het feit dat mensen onaf zijn, d.w.z. in ontwikkeling blij
ven, maakt dat wij geen maatconfectie als uitgangspunt moeten nemen maar de woningbouw moeten
afstemmen op de eigen identiteit van de mensen. Wij moeten niet vooraf vragen hoe ze het willen heb
ben, maar wij moeten ze inschakelen op het moment dat ze werkelijk iets kunnen betekenen en in re
latie met een architect een programma van eisen kunnen opstellen. Dit betekent dat er op die manier
veel meer gebruiks- en inrichtingsalternatieven op papier kunnen komen dan er nu op papier komen.
Vandaar dat wij niet pleiten voor een woonwensenonderzoek. Wij denken dat er alleen maar uit komt
wat er uit zal moeten komen. Wij pleiten meer voor een model van de participerende bouw zoals dat
momenteel wordt toegepast in Assen en is toegepast in Emmeloord. Laten wij met de mensen die in Cam
minghaburen willen wonen in contingenten gaan bouwen, laten wij meerdere architecten inschakelen
zodat er een variëteit van woonwensen werkelijk gestalte kan krijgen. Wij vinden op dit moment dat
een woonwensenonderzoek weggegooid geld is en wij zouden het geld er niet voor willen besteden.
Wij pleiten voor een ander model; het geld zou dan eventueel besteed kunnen worden, maar dat is nog
de vraag, aan projectenonderzoek samen met architecten en eventuele toekomstige bewoners. Wij zijn
geneigd te zeggen dat Camminghaburen dan een werkelijk leefbare wijk wordt.
Bovendien hebben wij nog een aantal concrete vragen. Wij zouden n.a.v. de Verstedelijkingsnota
die aan de Tweede Kamer is aangeboden willen vragen of Leeuwarden binnen de gestelde termijn tot
een ontwikkeling kan komen omdat in die Verstedeli jkingsnota zat wat wij al verwachtten n.l. dat
Leeuwarden niet wordt aangewezen als groeikern; daardoor zouden wij het noodzakelijke lokatiesub-
sidie om daar betaalbare huizen te bouwen waarschijnlijk niet krijgen. Wij vragen dus naar de haal
baarheid van dit project. Bovendien hebben wij begrepen dat de spreiding van rijksdiensten ook op een
laag pitje wordt gezet, langer wordt uitgesmeerd en dat Leeuwarden zelfs niet meer wordt genoemd.
Wij vragen ons af waf het effect hiervan is op de bebouwing van Camminghaburen.