16 geval een advies van die commissie zeer op prijs gesteld hebben omdat het preadvies evenals de brief van de Fram nogal eenzijdig de nadruk legt op die stationnementen die 3 minuten of korter duren, ter wijl over de langere niets wordt gezegd behalve dan over die in de avonddienst. Dat het aantal te kor te stationnementen op vrijdag 9 januari het hoogste was zal samenhangen met de omstandigheid dat het een groot deel van die dag heeft geregend en het is een bekend verschijnsel dat hoe slechter het weer is des te later de bus is. Het feit dat er op die vrijdag 3 reservebussen moesten worden ingezet zal wel zijn oorzaak in dat slechte weer gevonden hebben maar het is natuurlijk pas een argument als bekend is hoeveel reservebussen er op die dag op de andere lijnen nodig geweest zijn, maar ook daar rept de raadsbrief niet van. Los daarvan bestaat er bij de meeste mensen in de buurt de stellige indruk dat er aan de krappe kant is opgemeten, m.a.w. dat in de praktijk van alle dag de stationnementen over het algemeen langer zijn dan in staatjes is opgegeven. Let wel, ik zal de laatste zijn om het de Fram kwa lijk te nemen dat zij haar belangen 'zo goed mogelijk probeert te verkopen, maar ik ben er aan de an dere kant van overtuigd dat b.v. opmeten door een onafhankelijke persoon of een onafhankelijke in stantie en het opnieuw onderwerpen van deze zaak aan het oordeel van de Commissie voor de Autobus dienst een ander licht op de zaak hadden kunnen werpen waardoor wellicht het alternatief voor de keerlus wel tot de mogelijkheden behoord zou hebben, want zoals ik op 6 januari al zei, het gaat in totaal om een afstand van niet meer dan plm. 500 meter en 2 minuten tijd bij een zeer matige snelheid. Ik was van plan om het andere aspect van deze zaak, n.l. routeverlegging benoorden de Julianalaan, nu te laten rusten, maar ik wil naar aanleiding van wat u op blz. 2 schrijft toch wel opmerken dat b.v. de meeste leerlingen van de christelijke l.t.s. de school aan de achterkant verlaten en dat bovendien de meeste scholen aan de Cornelis Trooststraat scholen zijn voor voortgezet onderwijs. De situatie is daar dus veel eerder te vergelijken met die aan de Irenestraat waarover ik het op 6 januari al met het college eens was dan met die aan de Antillenweg. Hoe het ook zij, ik ben inderdaad nogal teleurge steld door de inhoud van de raadsbrief, te meer omdat ik nog steeds de overtuiging heb dat ik hier voor een redelijke en voor een haalbare zaak sta te pleiten. Er blijft mij dan ook weinig anders over dan een motie bij u in te dienen die door een deel van mijn fractie gesteund wordt evenals door de fractie van Axies en die motie luidt als volgt: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 16 februari 1976, besluit het colle ge van b. en w. op te dragen zodanige maatregelen te doen treffen dat lijn 4 van de Stadsautobusdienst wordt gewijzigd zoals in het alternatief sub b van de raadsbrief d.d. 22 december 1975, bijlage no. 1 3, is aangegeven." De motie is mede-ondertekend door de heren Janssen en De Greef. De heer Visser: Ik zou ook enkele kanttekeningen willen maken bij het nadere preadvies dat u de raad hebt aangeboden, ook mede n.a.v. de opmerkingen die de heer Buising hier heeft gemaakt. In de raadsvergadering van 6 januari waarin uw preadvies aan de orde is geweest is van onze kant gesteld dat wij gebaat waren bij een aanvaardbare oplossing aan de hand van de alternatieven die toen waren geboden. Als de heer Buising spreekt van teleurstelling dan kan ik die wel enigszins delen al ligt mijn teleurstelling wel wat op een ander niveau. Nu uit de tijdmetingen van de Fram gebleken is dat een wijziging in de keerlus van lijn 4 en daarmee samenhangend ook lijn 5 technisch niet uitvoerbaar is heb ik er eigenlijk toch wel enige moeite mee - en dan kom ik meteen bij de motie die de heer Bui sing heeft ingediend - mij achter het standpunt van de heer Buising te plaatsen. Mijn fractie hecht zeer veel waarde aan een goed functioneren van het openbaar vervoer; dat geldt niet alleen het inter lokale vervoer maar ook het lokale vervoer. De mensen die in Leeuwarden gebruik maken van de stads bus rekenen op een aansluiting volgens de dienstregeling. Daar kan wel eens 1 of 2 minuten aan man keren, maar men kijkt in het boekje en rekent op de bus. Of men nu naar de trein moet of naar het ziekenhuis, dat doet er niet toe, in het algemeen wil men graag vertrouwen op de dienstregeling. Het functioneren van de stadsdienst is voor ons dus een heel belangrijk punt. Niettemin is het voor ons wel een teleurstelling dat het alternatief zoals dat destijds uit de brieven naar voren is gekomen niet haalbaar is gebleken; wij vinden dat jammer, wij hadden dat graag gewild. Ik dacht dat dat ook wel geleefd heeft in de kring van het college. Het is echter zo dat gebleken is dat er geen routewijziging mogelijk is; wij hebben op 6 januari ook al gezegd dat wij om dezelfde reden van plan waren ons ach ter het standpunt van het college te stellen. Onze fractie kan de motie van de heer Buising niet onder steunen op grond van het feit dat het openbaar vervoer in onze stad naar behoren moet functioneren. De heer De Greef: Ik heb de motie van de heer Buising mede-ondertekend omdat ook wij teleurge steld waren. Wij hebben een bepaalde intentie die wij ook uit hebben gesproken toen wij hier in een informatieve vergadering het Verkeers- en vervoersplan hebben behandeld. Onze intentie is om niet door te gaan met het stimuleren van het autoverkeer zoals wij dat in het verleden hebben gedaan. 17 Onze intentie is om het openbaar vervoer en het langzaam verkeer te stimuleren. Wij zijn nu bij een raadsvoorstel gekomen waarin een wijk heel duidelijk en langdurig heeft verzocht om het openbaar ver voer af te stemmen op haar behoefte. Wij willen niets anders dan met deze motie samen met de P.v.d.A. de ombuiging naar de plaats die het openbaar vervoer behoort te hebben in onze samenleving rea liseren. Daarom vinden wij dat wij tegemoet moeten komen aan de wensen van de bewoners om niet in de spiraal terecht te komen waarin wij nu al zitten, n.l. dat de mensen straks de auto moeten kiezen omdat zij geen ander alternatief hebben. Daarom hebben wij deze motie ook ondertekend. De heer Rijpma (weth.): Ik dacht dat de qemoedsstemminq die het colleqe beziq hield blijkt uit de zin: "Hoewel wij de indruk hadden dat qeheel of qedeeltelijk aan de qerezen bezwaren teqemoet kon worden gekomen, moet worden geconstateerd dat" enz. Ik dacht dat dat onqeveer dezelfde qemoeds- inhoud had als door de heren Buising en Visser naar voren is gebracht. Als het gekund had dan zaten daar een aantal voordelen aan die ook het college duidelijk ziet. Het eniqe harde punt waar wij op stoten is dat, als wij verandering in de lijn brenqen, dat het dienstbetoon afbreuk doet. De Fram heeft de mogelijkheid op bepaalde tijden hier en daar eens een reservebus in te zetten. Op het moment dat het op vrijdag op deze lijn gebeurde is het op andere lijnen niet gebeurd. Er is dus een moqelijkheid een enkele keer hier en daar een aantal reservebussen in te zetten maar het zal vaker voorkomen dat die reservebussen en de reservechauffeurs op dat moment niet beschikbaar zijn. Dat betekent dat er qe- woon een dienst uitvalt, dat er discontinuïteit optreedt en dat betekent dat de mensen die op de bus staan te wachten in weer en wind en soms bij zonneschijn zich bijzonder geïrriteerd voelen dat de bus niet rijdt op het tijdstip dat in de dienstregeling staat aangeqeven. Dat zou wel eens in de hand kun nen werken wat de heer De Greef wil voorkomen, n.ldat men de volgende keer zegt: Nu ga ik weer met de auto want een half uur staan wachten zonder dat er een bus komt daar heb ik tabak van. Van daar dus dat wij uit het oogpunt van een goed functioneren van het openbaar vervoer in dit geval he laas moeten zeggen dat de dienst zoals die is ingesteld ter wille van het dienstbetoon zo zal moeten blijven bestaan. De Commissie voor de Stadsautobusdienst is niet opnieuw ingeschakeld. De heer Buising weet uit de vorige raadsbrief dat de commissie toen al unaniem voorstander was van het handhaven van de lijn zoals die liep. Ik heb geen enkele reden om te veronderstellen dat, als blijkt dat er nog meer moeilijkheden zijn dan wij in de raadsvergadering van 6 weken terug hebben verondersteld, de commis sie nu zou zeggen: Wij wijzigen onze mening omdat er meer moeilijkheden zijn. De commissie heeft toen al geadviseerd om de lijn zo te laten. De heer Buising vraagt waarom wij de Fram het onderzoek hebben laten uitvoeren. In de eerste plaats heb ik 6 weken qeleden aan de raad meegedeeld dat ik dat verzoek aan de Fram heb gedaan; toen heeft niemand daar negatief op gereageerd. In de tweede plaats vraag ik mij af welke belangen de Fram zou kunnen hebben om de zaak ongunstiger voor te stellen als die is want ik heb met degenen die belast zijn met het uitzoeken van deze lijnen uitvoerige gesprekken gehad en ook zij zouden er geen bezwaar tegen hebben om als het kon de lijn te leggen zoals de heer Buising die graag zou willen hebben want dat betekende ook dat nog aan een aantal knelpunten die er zaten op lijn 5 tegemoet gekomen zou kunnen worden. Ik dacht dus dat de Fram er alle belang bij had gehad om tot een goed onderzoek te komen. Het spijt ons ook dat het er zo voor staat. Ik zou de raad willen adviseren om ter wille van het dienstbetoon het voorstel ondanks alles toch te volgen. De heer Buising: Die kwestie van het dienstbetoon, dat is natuurlijk maar net hoe je daar tegen aan kijkt. De mensen in het Nijlan zouden het een veel grotere mate van dienstbetoon gevonden heb ben als de keerlus waarover wij het op 6 januari hebben gehad wel uitgevoerd had kunnen worden; dat is dus tamelijk betrekkelijk. Ik heb wel reden, althans enige reden om aan te nemen dat, wanneer de Commissie voor de Stadsautobusdienst nog wel eens over deze zaak vergaderd zou hebben, er dan mis schien een ander standpunt uit gekomen zou zijn. De wethouder is daar niet van overtuiqd, ik blijf daarover met hem van mening verschillen. (De heer Rijpma (weth.): Er was duidelijke unanimiteit.) Ik heb zopas al gezegd dat ik de Fram er helemaal niet van zal beschuldigen dat zij het dienstbetoon zo als zij het dan ziet niet hoog in haar vaandel zal schrijven, maar och, laten wij eerlijk wezen, voor de Fram geldt het economische belang in de eerste plaats; dat neem ik de Fram niet kwalijk maar dat is natuurlijk wel zo. En dat daarom op bepaalde momenten de dienstverlening zoals anderen dat zien wel eens in het gedrang kan komen dat ziet u op dit moment duidelijk bewezen in het Nijlan, nog steeds. Vandaar dat ik zo vrij zal wezen om mijn motie te handhaven. De heer De Pree: Eén opmerking eigenlijk. Ik vind dat het voorstel zoals u het hebt geformuleerd waterdicht is mits je er van uitgaat - dat doet u ook - dat het binnen de bestaande mogelijkheden niet kan. Mijn vraag is of het college hierin aanleiding ziet om, constaterend dat. die bestaande moge lijkheden misschien te beperkt zijn - ook de financiële mogelijkheden - gezien het feit dat een aan-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 9