12 zaken. Het rijk kan hier dan op inspelen met de nodige financiële faciliteiten. Op economisch gebied zal ingespeeld moeten worden op de neiging tot concentratie in de industriële sector. Of je dit nu wilt of niet, de bedrijven zitten nu eenmaal graag daar waar meer industriële bedrijvigheid aanwezig is. Nu is daar tegen in te brengen dat niet bepalend moet zijn wat de industrie wil, maar wat de maat schappij als geheel voor wenselijkheden stelt. Ik geloof echter dat het i.v.m. de betere bedienbaarheid wat betreft de infrastructuur, het behoud van de landschappelijke waarden en de zorg voor het milieu als wenselijkheid geformuleerd moet worden tot concentratie te komen, ait nog afgezien van de op- portuniteitsoverweging dat de industrie anders niet alleen Leeuwarden maar ook Friesland links zou kunnen laten liggen. U zult begrepen hebben dat onze fractie zich met de aanbevelingen op blz. 8 kan verenigen. Wel wil ik vermelden dat wij wat betreft het standpunt over het wonen meer neigen naar de conclusie van de werkgroep van het I.S.P. dan naar die van de regioraad. De eerste conclusie lijkt ons consequenter in het licht van de aangegeven argumenten. Wij zijn blij dat de Regio zijn standpunt op deze wijze verdedigt, daarmee aangevend dat de aanwijzing van Leeuwarden als groei kern niet alleen in het belang van Leeuwarden is maar meer nog in het belang van heel Friesland als sterk sociaal-economisch en cultureel gebied. De heer De Leeuw: Wij vinden het juist dat u nu reageert. Eigenlijk is het, hoe zal ik het zeggen, ontmoedigend dat wij vanuit Friesland en vanuit Leeuwarden telkens weer opnieuw anderen er van schijnen te moeten overtuigen dat Leeuwarden en Friesland niet alleen recht hebben op het inhalen van een achterstand maar ook op een positieve en blijvende en zich liefst sterk ontwikkelende groei, al was het alleen maar, vinden wij, om de vraag naar natuurlijke arbeidsplaatsen in de komende jaren op te kunnen vangen en dat zijn er al tienduizenden. Het is een beetje afgezaagd maar desalniettemin waar dat al wat wil leven moet groeien en in staat gesteld moet worden om te groeien. Vanuit Fries land is er tientallen jaren achtereen gezegd en gevraagd: Doe wat aan spreidingsbeleid, maar dan aan echt spreidingsbeleid, doe wat aan onze infrastructuur omdat ook wij graag beter bereikbaar willen zijn en anderen willen kunnen bereiken, geef meer mogelijkheden van voortgezet en van hoger onder wijs want onze eigen mensen vinden hier geen of onvoldoende werk. En nu langzaam een toestand gaat ontstaan dat er aan tenminste een verdere achteruitgang een eind gekomen lijkt en nu verder ge werkt zou kunnen worden aan een veilig stellen van die voortgezette ontwikkeling komen er nota's en confectiemodel len die eigenlijk zeggen: Nu is het wel mooi geweest, het was welbeschouwd een ver gissing allemaal, wees braaf en stil, je krijgt af en toe nog wel eens wat van ons, een lokatiesubsi- dietje hier en misschien eens een extraatje daar, maar daar moet het dan ook mee gedaan zijn, van meer moet je je niets meer voorstellen. Wel, ik dacht dat daar het voornaamste bezwaar zat. Leeuwar den moet eindelijk eens uit die ad hoc-beslissingssfeer want daar was in het verleden en is vooral in de toekomst geen beleid op te bouwen. Er zal een vaste en een gestructureerde lijn moeten komen en ein delijk zullen wij bevestigd moeten krijgen wat Leeuwarden feitelijk al is, een stad van belang voor heel Friesland al zijn er dan maar zo'n slordige 500.000 inwoners. Men moet zich in Friesland goed realiseren wat de,nu voorgesteldepositie werkelijk zal gaan betekenen, n.l. dat Leeuwarden en Frieslanden buiten de invloedsfeer van Groningen èn buiten - dat is inmiddels'al lang duidelijk - de invloedsfeer van de randstad komen te vallen, dat er een versterkte wegzuigkracht naar beide richtingen zal ont staan - één van de argumenten daarvoor is al aangehaald door de heer Geerts die alleen al wijst op het buiten de halfuur-reiszone liggen - en dat voorts in deze opzet Nederland straks ingeklemd raakt tussen twee randstedelijke gebieden langs de west- en de oostgrens. Nu mag dat allemaal best natuur lijk, het is een wijze van zien, maar het is wel een beetje beroerd, vind ik, dat alle inspanningen van het verleden, ook hier, dood zullen bloeien of afgeknepen zullen worden en dat alle illusies die wij geprobeerd hebben overeind te houden dat wij ook in onze provincie een sociaal-economisch ei gen draagvlak zouden kunnen gaan krijgen in de kreukels worden geholpen. En het ontbreken van juist dat eigen steviger sociaal-economisch draagvlak is in de werkloosheidscijfers af te lezen. De ontwik keling van het Noorden is meer dan de ontwikkeling van Groningen alleen en niet omdat wij uit klein zielige of kleinburgerlijke jaloezie-overwegingen Groningen iets zouaen misgunnen - daar zijn wij al lang bovenuit gegroeid -, maar omdat wij vinden dat ook Friesland eindelijk recht mag en moet laten gelden op betere eigen kansen dan tot nu toe. Wij weten zo onderhand wel wat die sterke af hankelijkheid voor onze bevolking betekent. Tot dusver - en u hebt dat in de nota gedaan - heb ik de ontwikkeling van Leeuwarden en Friesland aan elkaar gekoppeld; zij zijn ook aan elkaar gekoppeld. Laat duidelijk zijn dat, als niet ten minste één groeistad in onze provincie als zodanig zal worden aangemerkt, dat zou betekenen dat van een werkelijke kernontwikkeling die uitgaat boven de wat bij mij als denigrerend over komende term van regionaal centrum geen sprake zal zijn. Dan kunnen ook andere gemeenten in onze provincie - men zou zich kunnen denken dat ze met een zekere reserve aan kijken naar wat voor plannen omtrent de gemeente Leeuwarden leven - misschien nog wel eens wat leuks doen, maar echt uit de dan definitief puur of vrijwel puur recreatieve of museale sfeer zal men niet meer of niet gemakkelijk meer kunnen komen. Dit onderwerp is een onderwerp dat je doet bestormen met tal van vragen. Want wat is er in feite terecht gekomen van wat ons was voorzegd dat wij mee zouden doen aan de overloop vanuit het Westen en daarvan dan een geweldige stimulans zou den kunnen ondervinden? Wat stelt een werkelijke verdeling voor in het kader van de spreiding dan wat men feitelijk nu zegt in een herhaling van de randstadellende die nu ook in Groningen maar eens opnieuw moet worden ervaren in plaats van - en dat is ook altijd een uitgangspunt geweest in ons land - de groeimogelijkheden echt te verdelen met meer kans op evenwichtigheid van dien en het voorkomen van problemen die wij inmiddels elders hebben zien groeien? Het is toch wel een merkwaar dig evenwicht als je kijkt naar het toewijzingsbeleid arbeidsplaatsen als je de algemene getallen daar over mag zien; dan zou er een evenwicht bestaan tussen aan de ene kant de 3.000 arbeidsplaatsen voor Groningen en de 400 voor Leeuwarden, een merkwaardig soort evenwicht. Als je nu erg ondeugend zou zijn dan zou je moeten zeggen: Moeten wij dit zien als een bijdrage, ook van anderen, om een stukje van de discriminatie t.o.v. Friesland op te heffen? Want wij zijn al jaren bezig om de ook door mijn voorganger genoemde infrastructurele maatregelen geëffectueerd te krijgen. Van de andere kant is het ook zo dat wij enige voorzichtigheid moeten betrachten, dachten wij, met een al te poëtische ziens wijze over groei en dat dat ailemaal nu niet zo nodig is, want geen groei betekent wel dat er minder kansen zijn voor ons eigen kroost in ons eigen gebied. En misschien zou je je - dat is altijd nuttig - in een moment van zelfkritiek of van overpeinzing kunnen afvragen of het beleid ook in deze gemeen te altijd gericht is geweest op die duidelijke vooruitgang. Het is u duidelijk dat wij het eens zijn met uw conclusies, met dien verstande dat wij m.b.t. de conclusie no. 3 willen opmerken dat er verschil lende manieren zijn waarop je kunt praten over groei, over de verschillende groeibegrippen. In onze wijze van zien is het dan zo dat wij zeggen dat het alleen al een groeistad'is in de zin van de op vang van de natuurlijke vraag naar arbeidsplaatsen. Ik zal mij verder niet begeven in de discussie over de vraag van wat nu eigenlijk precies ten grondslag heeft gelegen aan die verschillende toelatingsei sen om aan de norm te voldoen, waarvan wij eigenlijk de indruk hebben dat er een bepaalde visie is geweest en dat er naderhand is gezegd: Nu moeten wij zorgen dat wij die visie met begrippen vullen. Dat is wat anders dan onze opvatting over een geleidelijke spreiding van mogelijkheden over het land. Laat ons vurig hopen dat voor Friesland niet het navrante grapje zal gelden dat over enkele jaren de west- of ooststedeling op zijn vrije dag zal zeggen: Wat zullen wij doen vandaag? Op safari naar de Beekse Bergen of naar het natuurgebied Friesland alwaar men kan kijken naar de laatste Friezen in hun natuurlijke staat, groepen tegen reductie. (De heer Ten Brug (weth.): Dat is Singelsma!) (Gelach) De hear Singelsma: Nou wol ik der dochs hwat fan sizze. Ik hie fan plan west my stil to halden, ik tink, och, lit se mar prate. It giet hjir oer in bisunder earnstich underwerp, de léste nota fan minister Gruijters, de Verstedelijkingsnota, en der wurdt nochal wakker dierber oer dien. Hwat haldt it yn? It haldt dit yn. Men rekkenet der op dat yn de kommende 10 jier, fan 1980 oant 1990, 35.000 wenten yn de 4 greate stêdden fordwine sille. Men rekkenet der ek op dat der 160.000 wenten troch gesinsfortinning eins by komme moatte. Men rekkenet dus op 195.000 wenten dy't buten de 4 greate stêdden boud wurde moatte. En nou is de filosofy fan de hear Gruijters en konsorten dizze. Hwer moatte dy 195.000 wenten stean. Men is deabinaud dat de hiele bifolking utswermje sil nei Gelderlan en nei Noard-Braban, mei it ge- folch dat de drokte op de diken noch folie greater wêze sil. (Dat selde hawwe wy hawn yn it jier 1960 doe't de arbeidzjende klasse in autootsje krige en ek butenut wenjen gyng.) Om dat to foorkommen moatte de minsken, 1 95.000 wenten x 3,17, in plak fine yn 4 groeistêdden, hwer under Swol en Grins en ik mien 2 yn Braban, en yn 22 groeikearnenDy kearnen lizze alIegearre/yn de ranstêd, utgeande fan it motto: It is dér dochs al in greate tizeboel, stopje dér noch mar mear minsken yn, it is dér dochs al bidoarn. Dat is de filosofy fan minister Gruijters. Nou wurdt hjir biddele om Ljouwert ek opnimme to litten by dy 4 groeistêdden. De ierlitting fan de stêdden sil ynhalde dat de frijkommen plakken yn de greate stêdden opfolle wurde troch greate kantoorgebouwen en al soksoarte dingen mear. De stêd den wurde untstêddel ikt; de bifolking giet nei de groeikearnen en de stêdden wurde de sintra hwer't it wurk to finen is. En yn forswakte mate wurdt hjir yn dit I.S.P.-rapport ek op doeld. Ik kin net waerm rinne, net foar de Verstedelingsnota en ek net foar it I.S.P.-rapportin saek dy't dan ein 1976 fan e groun komme sil. Oant nou ta jildt dan noch de Nota Noorden des lands dêr t ek neat mar dan ek neat fan torjochte kommen is. Dan sil der in nije harsenskym opfierd wurde, de I.S.P.-rapporten hwerfan in pear underdieltsjes op it gebiet fan de kultuer en op it gebiet fan de natuer mienskiplik dien wurde. Hjir wurdt min ofte mear biddele om ek Ljouwert in lansdielige funksje to jaen en dat haldt dus yn dat men lokaesjesubsydzje krije kin, dat men profitearje kin fan in legere grounpriis dy t konkurrearje kin mei it oanswettende gebiet. Dat is de filosofy. Ik hie der net folie forlet fan hjir hwat oer to sizzen, mar nou't myn buorman ek nochal dierber docht en ik ek oan de oare kant noch hwat positive luden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 7