16
het I.S.P. er geargumenteerd op moeten wijzen dat dit uitgangspunt niet steunt op wetenschappelijk
verantwoorde rapporten maar een steil ingname zonder meer is en dat dat voor ons een onverteerbare
brok is. Wat is n.l. het geval. Men moet er rekening mee houden dat er een zekere correlatie is tussen
datgene wat in het kader van het I.S.P. wordt aangewezen als kern met een landsdelige functie en wat
in de nota van minister Gruijters een groeistad wordt genoemd. Een stad die een dergelijke functie
krijgt toebedeeld krijgt straks bepaalde faciliteiten. En dan zegt de heer Schaafsma: Och, het gaat
hier als in de meeste gevallen om het geld. Het gaat natuurlijk ook wel om geld, maar ik moet u zeg
gen dat het hier niet zonder meer gaat om het geld als zodanig. Het gaat er om middelen te krijgen
die het mogelijk maken dat niet alleen in Leeuwarden maar ook in een wijd gebied waar Leeuwarden
het centrum van is op langere termijn gezien voldoende werkgelegenheid op niveau zal kunnen komen.
Dat is één probleem. Daarnaast hebben wij dit ook nodig om op sociaal-cultureel gebied een patroon
te krijgen waarin wij graag willen leven. Die twee dingen moet je zien als onafscheidelijk van elkaar.
Wij willen hier graag voldoende werkgelegenheid hebben waarbij vooral het kwalitatieve aspect een
grote rol moet spelen en wij willen een sociaal-culturele ontwikkeling voor het hele Friese land waar
door ook het wonen en leven in Friesland aantrekkelijk kan zijn. Die twee dingen lopen ergens parallel
Dit lukt niet wanneer wij straks niet in voldoende mate middelen krijgen - het gaat er niet om veel
geld te verdienen - om deze positie aan Friesland te kunnen geven en ook aan Leeuwarden als belang
rijkste plaats in deze provincie. Daarom zijn wij van mening dat wij ons hier met zoveel kracht achter
moeten stellen. Wij hebben bovendien geconcludeerd - de heer De Leeuw heeft in dit verband een
interessante opsomming gegeven - dat in feite de laatste tijd al duidelijk een ontwikkeling waar te
nemen is dat men vanuit Den Haag Leeuwarden ziet als een plaats die in dit kader een landsdelige
functie heeft. Ik wil enkele punten noemen die ook de heer De Leeuw heeft genoemd. Wij spelen mee
in het kader van het spreidingsbeleid; het is duidelijk de bedoeling dat te richten op die plaatsen die
de kar mee moeten trekken. Ook wat betreft de infrastructuur spreekt Leeuwarden bij alle gesprekken
dienaangaande een rol. Die infrastructuur is enorm belangrijk om de twee hoofdaspecten te realiseren
die ik zopas noemde. Een derde facet is de kwestie van het tot stand komen van de onderwijsvoorzie
ningen, ook op het niveau van het wetenschappelijk onderwijs. Duidelijk derhalve een aantal indica
ties waaruit blijkt dat men ook vanuit Den Haag van mening is dat Leeuwarden extra stimulansen moet
hebben om: Ie hier voldoende werkgelegenheid te krijgen waarbij het kwaliteitsaspect een zeer be
langrijke rol speelt - dat komt in elk gesprek met bewindslieden weer naar voren - en 2e hier op so
ciaal en cultureel terrein toch wel belangrijke stappen vooruit te kunnen zetten. Ik zou er ook nog op
willen wijzen dat het te simpel is gezien als de heer Schaafsma denkt dat het er zo ook wel komt. Hij
heeft daarbij - ik voel mij daardoor wel een beetje gevleid - de kwestie van de Giro genoemd. Ik
heb inderdaad een moedige poging gedaan om daarbij actief te zijn, maar past u op, als wij er op gok
ken dat wij door zulke toevalligheden de situatie in Friesland echt op een hoger niveau zullen krijgen
dan gokken wij mis. Het kan best zijn dat wij misschien door bepaalde contacten en door er hard ach
terheen te zitten op een bepaald moment een succesje kunnen bereiken - laten wij dat ook hopen -,
maar er is geen sprake van dat wij op die basis - die is te smal - werkgelegenheid en een sociaal-
cultureel patroon op behoorlijk niveau krijgen. Dat is uitgesloten. Daar zal continu aan gewerkt moe
ten worden, zeer bewust in het overheidsbeleid. Daarvoor hebben wij nodig dat ook Leeuwarden wordt
aangewezen tot stad met een landsdelige functie. Ik ben net als de heer Geerts verheugd dat ook de
Regio zich hiermee bezig houdt en ook kennelijk bereid is dit standpunt te verdedigen. Ik hoop dat
dat in de vergadering van de regioraad die in april wordt gehouden in deze zaal ook zal blijken. Ik
zeg nogmaals, ik hoop dat. Als ik denk aan wat net in de raad van Franeker heeft gespeeld dan zou
het wel eens kunnen zijn dat men dit zal onderschrijven en daar ben ik bijzonder verheugd over want
daaruit blijkt immers dat het niet alleen een kwestie van Leeuwarden is, maar dat hier de belangen
van het Friese land en van Leeuwarden volkomen parallel lopen. Dat ziet ook het provinciaal bestuur
op het ogenblik, dat zien ook de mensen die met ons een Regio aan het vormen zijn. Ik zou nog een
aantal filosofieën hieraan vast kunnen knopen, maar ik wil dat niet doen. Ik hoop dat de raad zich
zal willen scharen achter datgene wat wij hebben voorgesteld, n.l. dat wij deze nota op de kortst mo
gelijke termijn aan het I.S.P. aanbieden. Ik hoop van harte dat ook de regioraad zich hier achter zal
stellen. Ik ben er van overtuigd, gelet op de discussies die wij hebben gehad, dat ook het provinciaal
bestuur dit standpunt inneemt. Zo kunnen wij ons gezamenlijk zo sterk mogelijk maken. Ik zou u dan
ook met klem willen verzoeken vooral bij discussies over dit soort problemen niet negatief te reageren.
Ik wil niet zeggen dat sommige sprekers dat hebben gedaan, maar pas wel op, als wij werkelijk wat
willen bereiken in de toekomst dan zullen wij ons met elkaar wel zeer positief achter dit soort punten
moeten stellen, want anders gebruikt men die negatieve reacties op andere plaatsen. Dan zal men zeg
gen: Zie je wel, die Friezen zijn het onderling niet eens. Men zal dan juist die argumenten gebruiken
die er misschien intern tegen ingebracht worden. Dat is niet erg als die inderdaad hout snijden, als
17
die inderdaad waar zijn. Maar ik zeg nogmaals, leden van de raad, pas op, als wij ons hier niet met
elkaar achter stellen dan moeten wij ook niet teveel hoop hebben op een ontwikkeling die wij toch
graag zien. Die ontwikkeling houdt niet in - dat zegt niemand, noch achter deze tafel noch in de
Regio - dat wij graag zonder meer zoveel mogelijk mensen hier heen willen halen. Het kwaliteitsaspect
is bij ons zelfs belangrijker dan het aantal. Maar wij zullen wel moeten aanvaarden dat er op een be
paald moment ook mensen nodig zullen zijn om dit alles tot stand te brengen. De ontwikkeling zou
ook wel eens zodanig kunnen moeten zijn dat, wanneer wij staan achter het vasthouden van de natuur
lijke aanwas en de groei in totaliteit iets meer zal zijn - dat zou best kunnen -, die dan primair te
recht zal moeten komen op de centrale plaatsen. Daarmee neemt men geen standpunt in tegen kleine
dorpen, dat is alleen mede in het belang van kleine dorpen. Want wat sommigen ook zeggen - ik kijk
met opzet in een bepaalde richting -, die kleine dorpen zullen niet een behoorlijk bestaan krijgen
als er in een aantal centrale plaatsen niet een zodanige werkgelegenheid geschapen wordt dat er be
hoorlijk en op niveau gewerkt kan worden en voorzieningen komen die noch in kleine noch in grote
dorpen ooit tot stand zullen kunnen komen. Hier lopen de belangen volkomen parallel, die van de
kleinste dorpen tot die van de grootste plaatsen in het Friese land. Dat is mijn standpunt en ook dat
van het hele college. Nogmaals, ik hoop dat u zich zult willen stellen achter ons voorstel, ik ben er
van overtuigd dat ook de heer Singelsma, als hij goed geluisterd heeft, zich hier onvoorwaardelijk
achter zal stellen.
De heer 'Geerts: Ik heb er toch wel behoefte aan even te reageren, vooral op hetgeen de heer
Schaafsma gezegd heeft. U hebt dat al gedaan, maar ik wil dat namens mijn fractie ook doen. In mijn
fractie heerst toch wel een zekere ontevredenheid over zijn woorden; laat ik het zo maar noemen. Ik
heb geprobeerd te beargumenteren dat een sterk stedelijk centrum i.v.m. het draagvlak voor allerlei
voorzieningen nodig is. Een aantal voorzieningen lokken weer andere activiteiten uit en dat heb je
nodig in een gebied van een bepaalde oppervlakte. Het is niet een kwestie waarbij het alleen om geld
gaat. Ik merk wel dat de heer Schaafsma alleen daarin kan denken, maar het gaat ook om heel andere
dingen. Een negatieve opstelling zal inderdaad doorwerken naar buiten toe. Als je pleit voor een vier-
strooksweg, als je pleit voor rijksdiensten dan moet je niet beginnen met je eigen zaak af te breken.
Ik heb hier een krantenknipsel van het Friesch Dagblad; dat gaat over de opstelling van Groningen. Ik
wilde dat toch even citeren, dat maakt de heer Schaafsma misschien ook iets duidelijk. Er staat dan:
"De gemeente Groningen heeft donderdag het rapport "Groningen-groeistad" gepresenteerd waarin
plannen zijn ontwikkeld voor de ontsluiting van een oostelijk stadsdeel. De kosten worden geraamd op
155 miljoen en de plannen bestaan in hoofdzaak uit de aanleg van een oostelijke ringweg met moge
lijkheden voor fiets- en busverkeer." Dat staat er uitgebreid in, maar dat zal ik niet allemaal voor
lezen. Verder staat er: "15 hectare is gereed als mogelijke vestigingsplaats voor de Centrale Directie
van de P.T.T. Het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zal beoordelen in hoeverre
het rijk de kosten betaalt. Het Groningse rapport sluit aan bij de Verstedelijkingsnota van minister
Gruijters, aldus wethouder Wallage. Hij zei er van overtuigd te zijn dat de minister het plan zal ac
cepteren." Ik dacht dat dit toch enigszins zou kunnen illustreren wat de consequenties van het aan
wijzen van een stad als groeistad zouden kunnen zijn. Nogmaals, het belang dat er in Friesland een
sterk centrum is is erg groot en daarom ben ik toch wel sterk verontwaardigd over een zo negatieve
houding als waar de heer Schaafsma blijk van geeft.
De Voorzitter: Ik hoop in het belang van Leeuwarden dat de heer Schaafsma straks niet al te emo
tioneel zal reageren; ik geef eerst de heer Singelsma het woord.
De hear Singelsma: Jo seagen my sapas in bytsje forwitend oan al soe it wêze(De Foar—
sitter: Né, stimulearjend.) Sa haw ik it ek yndied underfoun. Jo seagen my oan al soe it wêze dat ik
tsjin de groeikearn of de groeistêd Ljouwert wêze soe. Dat oanwizen ta groeistêd haldt bipaelde foar-
dielen yn. Der binne 4 fan dizze groeikearnen oanwiisd hwerfan 2 yn it Noarden. Ljouwert komt net yn
de nota foar as groeikearn. Ik haw eins bisocht de grounslach fan de Verstedel ijkingsnota oan to jaen,
dat dy der yn wêzen op üt is de stêd to untstêddelikjen, dat se dwaende binne mei de kealslach dy't
der komt yn de stêdden en dat se de biwenners fan dy kealslachgebieten plak jaen wol Ie yn kearnen
lans forkearswegen - nije groeikearnen, as byg. Alkmaer; se lizze troch de hiele ranstêd - en dat op
dy manier in hiele nije forkearsstream op kommende wei is. It mislearjen fan de nota's dy't wy oant
nou ta hawn hawwe wurdt nou yn forsterke mjitte fuortset. En nou is it sa, as Hollan dizze kant ut
giet dan hoege wy dy kant noch net ót to gean. It lei net yn it minst yn myn bidoeling om to pleitsjen
dat Ljouwert gjin groeikearn wurde en dêrom gjin subsydzje krije soe en gjin forsterking fan it yndu-
(Striéle apparaet krije soe. Dat wie perfoarst myn bidoeling net. It gie my om de grounslach fan de Ver-