20 komen waaraan 6 woninkjes komen te staan met aan het eind een parkeerplaatsje voor 6 auto's. Nu is daar een oplossing voor. De heer Hofstra biedt volgens de raadsbrief aan om te allen tijde zijn huur ders te verplichten hun auto's op zijn terrein aan de Fam. van der Weijstraat te plaatsen, zonder restric tie, althans er staan geen restricties in de raadsbrief. De voorwaarde c die de gemeente stelt komt er op neer dat, indien ten oosten van de bebouwing langs Oan'e Dyk een nieuwe weg wordt aangelegd, er een parkeerplaats voor ten minste 20 auto's moet worden aangelegd; ik vat het maar even samen. Daardoor creëer je nu, dacht ik, juist een extra verkeersaantrekkendheid; bovendien moet dan een stuk groen, een weiland verhard worden om daar ten minste plaats voor 20 auto's te kunnen krijgen. Voorwaarde d komt er op neer dat, zolang de onder c bedoelde weg niet is aangelegd, de heer Hofstra verplicht is zijn huurders te verplichten hun auto's op zijn terrein te stallen. Ik vraag mij eigenlijk af of wij die voorwaarde c wel nodig hebben. De heer Hofstra stelt zelf voor al het verkeer en de parkeeroverlast op zijn eigen terrein op te vangen. Waarom zouden wij dan een woonstraat - je zou het ook een woonerf kunnen noe men - in Snakkerburen met dat verkeer belasten plus nog eens met 20 geparkeerde auto's? Nu ligt dit helemaal op de weg van het bestemmingsplan dat binnenkort waarschijnlijk wel in de raad aan de orde zal komen en als zodanig hebben wij ook niet zoveel bezwaar tegen wat hier staat; wij vinden alleen dat de weg als bedoeld in c niet moet worden aangelegd maar dat het een woonerf moet worden. Kan hij dan rechten laten gelden als de gemeente of de Stichting Snakkerburen daar een woonerf aanlegt? Moet hij dan aan het eind van dat woonstraatje voor ten minste 20 auto's parkeergelegenheid hebben? Dat lijkt mij een ongewenste ontwikkeling voor Snakkerburen die de bezwaren van verkeerstechnische aard alleen maar verergeren, terwijl er een gemakkelijke oplossing voor handen is. De heer Rijpma (weth.): Eerst maar even iets over de parkeersituatie. Ik dacht dat het zo was dat, als er in het toekomstige bestemmingsplan een aantal parkeerplaatsen mogelijk worden en door de ge meente worden aangelegd - daar slaat voorwaarde c op -, de heer Hofstra dan nog niet de macht heeft, al heeft hij deze mensen een contract laten tekenen, te zorgen dat zij hun auto op zijn terrein zullen zetten. Ik dacht dat de heer Hofstra zo in een onmogelijke situatie zou komen. Zoiets kan al leen maar met politiedwang. Die politiedwang kunnen wij niet geven want het is een openbare parkeer plaats waar die man zijn auto heeft neergezet. Vandaar dat wij als alternatief gesteld hebben: Als die parkeerplaatsen er niet zijn dan moet er op zijn eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn. Wij verwachten dat door het feit dat die parkeerplaatsen nog dichter bij de ligplaatsen liggen en ook gezien het feit dat het een privéterrein is waar anderen de toegang ontzegd kan worden betrokke nen gebruik zullen maken van de pr-ivé-stal I ingsmogel i jkheden en niet van de openbare parkeergele genheid. Ik dacht dat wij bepaling c bepaald niet kunnen missen willen wij de parkeerplaatsen die wij openbaar aanleggen de bestemming geven die in het bestemmingsplan is gedacht. Ik weet niet in hoeverre enige grotere activiteit dan het aanleggen van bootjes direct schadelijk zou zijn voor de buurtgemeenschap. Wij hebben net bij een ander bestemmingsplan een heel pleidooi gehouden voor het behouden van mogelijkheden van bedrijven enz.; aan die bedrijven zijn ook nogal wat activiteiten verbonden, daar zitten nogal wat opslagproblemen aan vast en er is ook nogal wat vrachtautoverkeer mee gemoeid. Toen ik vanmorgen probeerde daar nog even een kijkje te nemen om voorbereid te zijn op eventuele opmerkingen in de raad kon ik er niet langs want er stonden grote trucs te laden of te lossen. Daar hebben wij heel hevig gepleit voor een vermenging van functies en het stelt ons verschrikkelijk teleur dat die menging van functies daar nu net niet mogelijk is. Nu zijn er raadsleden die zeggen dat helIingbanen, hijsstellingen enz. voor de dorpsgemeenschap zo verschrik kelijk schadelijk zijn. Deze buurtschap is nota bene ontstaan aan de Ee en heeft altijd gelegen te mid den van bedrijven die zich daar gevestigd hebben omdat het een natuurlijke zaak was dat zij zich daar vestigden. De firma Timmerman heeft daar een houtopslag, er is een scheepswerfje ontstaan en zo zijn er meerdere bedrijven ontstaan zoals een veevoederbedrijf. Ik zou haast zeggen, wat is er op te gen dat er behalve het liggen van bootjes ook nog een zekere bescheiden activiteit op dat terreintje zou plaats vinden? Ik kan persoonlijk niet inzien dat dat voor de buurtgemeenschap zo verschrikkelijk schadelijk zou zijn. Ik kan mij voorstellen dat de kinderen met heel veel plezier naar die activiteiten bij dat haventje zouden kijken. Maar als de raad van mening is dat het anders moet dan heb ik daar persoonlijk ook geen overwegende bezwaren tegen, alleen zie ik de noodzaak niet direct in van de wijzigingsvoorstellen van de heer De Jong. Ik dacht dat het toch wel plezierig was dat de raad in dit geval uitspreekt of hij het met de door de heer De Jong ingediende vooistellen eens is of niet. Ik dacht dat dat het meest duidelijk zou zijn. De heer C. de Jong: Inhakende op de opmerkingen van de heer J. de Jong is het volgens mijn in formatie zo dat dit duidelijk een ligplaats voor 20 boten is. Men gebruikt de auto als koffer, men komt op het terreintje van de firma aan, men haalt het bootje er vandaan, legt dat voor de Dokkumer Ee en 21 gaat daar laden en lossen. Ik zie helemaal het probleem niet dat de heer J. de Jong wil oplossen met nog meer beperkende bepalingen. Een hijsstelling is voor 20 boten op dat gedeelte per se niet rendabel. Men legt het bootje daar neer en haalt het op als men weg wil. Wij hebben geen enkele behoefte aan zwaardere bepalingen dan thans al gesteld worden. De heer Van der Wal: Ik heb ook geen bezwaar tegen wat levendigheid en bedrijvigheid bij dat haventje; ik kan mij ook niet voorstellen dat het zoveel bezwaren heeft als daar eens een hijsstell inkje wordt opgesteld om een bootje op de wal te trekken. Nog even iets over het parkeren. In het voorlopig bestemmingsplan staat een parkeerterreintje voor 6 auto's gepland aan het einde van een doodlopend straatje. Het alternatief - daar komt het eigenlijk op neer - is het groter maken van dat parkeerterreintje. Je zou ook kunnen zeggen: Leg dat terreintje aan aan het begin van het doodlopend straatje; dan is er geen parkeerterrein bij het jacht- haventje en dan gaan de mensen vanzelf wel naar het terrein aan de Fam. van der Weijstraat. Maar goed, dat zijn dingen die wij wel kunnen bespreken als het bestemmingsplan Snakkerburen aan de orde komt. Er is echter nog wel een ander alternatief dan deze omslachtige toestand. Ik heb geen bezwaar, want als wij die weg niet aanleggen in de zin zoals hij nu gepland is maar er een woonstraat van ma ken dan is de zaak ook opgelost want dan is die weg er niet. (De heer Rijpma (weth.): Het is een voor waardelijke bepaling.) De heer Geerts: Ik heb in eerste instantie al gezegd dat ik het eigenlijk wel eens ben met de ini tiatieven die vastleggen dat de overlast zo gering mogelijk blijft. Daarbij hoort eigenlijk ook de in houd van het voorstel van de heer De Jong. Ik wil u daarom zeggen dat ik denk dat mijn fractie zijn voorstel wel zal willen steunen. De heer J. de Jong: Ik kan heel kort zijn. Ik ben helemaal niet tegen de mogel ijkheid I igplaatsen te creëren op deze plaats. De ervaring leert echter dat je dit wel degelijk aan beperkende bepalingen moet binden, omdat de situatie anders uit de hand loopt. Laat ons het voorbeeld van het heilige auto- blik maar eens bekijken. Zodra er ergens een mogelijkheid is voor parkeren van particuliere auto's moet je eens gaan kijken hoe ze daar gaan knutselen; dat is vrije tijdsbesteding. Ik heb daar op zich geen bezwaar tegen, maar met de rotzooi - laat ik het maar plat zeggen - die ontstaat laten ze een ander zitten en daar maak ik wel bezwaar tegen. Daarom vraag ik t.a.v. dit jachthaventje deze beper kingen. De heer Rijpma (weth.): Ik heb er geen behoefte aan hier nog op in te gaan. Ik begrijp dat vrij heid blijheid bij de heer De Jong niet altijd opgaat. De Voorzitter: Dat is niet anders dan een constatering van de wethouder. Wij moeten nu de zaak even afwerken. Wij hebben een voorstel gedaan en de wethouder heeft gezegd dat de raad nu maar moet zeggen hoe hij over het voorstel van de heer De Jong denkt. De meningen in de raad zijn, dacht ik, duidelijk verdeeld. Wij kunnen het beste even bij handopsteken over het voorstel van de heer De Jong beslissen. (De hear Miedema: Is der in skriftlik foorstel yntsjinne?) Ik wil u nog wel even zeggen wat hij voorstelt. (De hear Miedema: Der is dus wol in foorstel?) (De heer Ten Brug (weth.): Nee.) Wacht even, nu moet ik formeel worden; er is geen motie ingediend. De wethouder heeft zopas echter gezegd - daar haakte ik even op aan - dat de raad maar over de voorstellen van de heer De Jong moet beslissen. Formeel zou ik kunnen zeggen: Niemand heeft een voorstel ingediend dus breng ik het voorstel van b. en w. in stemming. Maar i.v.m. de opmerking van de wethouder doe ik dat niet; u moet er van uitgaan dat hij namens het college heeft gesproken. (Gelach) De wethouder heeft gezegd dat hij er geen behoefte aan heeft maar dat hij er ook geen overwegende bezwaren tegen heeft; laat de raad maar zeggen hoe hij hier over denkt. Dat vind ik een goed samenspel tussen raad en college. Het college is het wel eens met het standpunt van de wethouder, anders had ik moeten zeggen: Wethouder, dat mag u niet zeggen. En dat heb ik niet gezegd. Ik kan nu vragen alsnog een voorstel in te dienen, maar ik verzoek u zich zonder dat bij handopsteken uit te spreken over de voorstellen die de heer De Jong heeft gedaan. Het voorstel van de heer De Jong komt er op neer dat de voorwaarden onder a en b samengevoegd worden tot een nieuwe voorwaarde a - hij gebruikt iets andere woorden - en dat er een nieuwe voorwaarde b wordt opgenomen; om dat laatste gaat het. De voorgestelde tekst daarvan luidt: "in of nabij het jachthaventje mogen permanent noch tijdelijk hijsstellingen, hellingbanen of andere werktuigen of middelen voor de reparatie of verplaatsing van vaartuigen worden aangebracht;", (Stem: Dat kan niet; dan mag er ook geen hamer of zo zijn.) Laten wij daar nu niet over twisten. Als dit voorstel u te ver gaat dan stemt u tegen. Wij gaan hier nu over stemmen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 11