8 vorm verregaande consequenties zou hebben. Eén van de eerste opzetten voor dit gebied is geweest dat wij in het gebied Camstraburen maar ook daar buiten gezocht hebben naar terreinen van ten min ste 1 hectare, brokken van 1 tot 3 hectare verspreid liggende in een bepaald gebied, die aangewezen zouden kunnen worden voor afzonderlijke vestigingen van hoger of universitair onderwijs. Wij gingen toen niet uit van een dermate grote vervlechting als nu het geval is. Die vervlechting is in de loop van de laatste 3 jaar gegroeid. Er is een nota geweest - ik meen van minister Van Veen - en die is ge volgd door anderen. De vervlechting die in de onderwijskundige visie is waar te nemen heeft steeds grotere vormen aangenomen. Het was een paar jaar geleden volkomen onmogelijk om te veronderstellen dat hoger beroepsonderwijs en universitair onderwijs op een zodanige wijze aan elkaar gekoppeld zou den worden. Het is juist de koppeling die ontstaan is die aan Leeuwarden de kansen heeft gegeven om de sociale faculteit te koppelen aan de Agogische Akademie en ook in relatie te brengen met het pe- dagogisch-didactische onderwijs dat gegeven wordt aan een lerarenopleiding. Als ik dan die lijn door trek dan zeg ik dat de commissie, die probeert om verdere voortgang in het komen van universitair c.q. hoger beroepsonderwijs naar Leeuwarden te bevorderen, verwachtingen heeft, misschien nog grotere verwachtingen dan in het verleden, dat er nog een aantal mogelijkheden zich zullen voordoen, zich zullen voordoen in de koppeling van universitair onderwijs met hoger beroepsonderwijs. Ik mag wel als voorbeeld nemen - ik wil dat voorbeeld niet als realiteit afschilderen - dat er in Leeuwarden altijd heel sterk gedacht is aan het stichten van een hogere school voor economisch en administratief onder wijs, gekoppeld aan de economische faculteit van de Rijksuniversiteit van Groningen. Dat geef ik hier als voorbeeld, niet als een directe realiteit, maar ook niet als iets dat volkomen irreëel is. Zo zijn er nog een aantal ontwikkelingen waar op het ogenblik in de Commissie Wetenschappelijk Onderwijs op gestudeerd wordt die ons de verwachting geven dat het reëel is om te verwachten dat volgend op deze vestiging er nog een aantal andere vestigingen zullen volgen. Of die van die grote omvang zullen zijn dat zij tot één massaal instituut leiden dat ogenblikkelijk 5 of 6 hectare grond moet claimen weet ik niet. U weet dat in deze cluster Ubbo Emmius één van de grootste onderdelen vormt en het is de vraag of er zo maar direct weer een partner is die van zo grote omvang zal zijn. Maar wel is zeker dat, als het universitair onderwijs in Leeuwarden voortgaat, het een koppeling is tussen hoger beroepsonder wijs en universitair onderwijs. Daarin zoeken wij het en daarin zit, dacht ik, ook onze kracht. Als er gezegd wordt dat er geen zorgvuldig onderzoek aan vooraf gegaan is dan zeg ik: Nee, dat is t.o.v. wat zich zou gaan vestigen doodgewoon een onmogelijkheid. Er is echter wel een verwachtingspa troon en dat wordt niet alleen door het gemeentebestuur maar ook door anderen gedeeld. Ik dacht dat ook het rapport Bouwhof bij de stukken heeft gelegen; in dat rapport kunt u duidelijk zien dat ook in die club gesproken wordt over een oppervlakte van 10 a 11 hectare. Voor de eerste fas'e noemt men daar niet 4 hectare, maar voor de cluster die op het ogenblik aanwezig is noemt men een oppervlakte van 7,5 hectare. Dus geen exact onderzoek - dat is op verwachtingen niet te plegen - maar de ver wachtingen zijn van zodanige aard dat wij er reëel van uit mogen gaan dat hier op niet te lange ter mijn mogelijkheden liggen. Die mogelijkheden zijn des te groter naarmate de realiseerbaarheid ook wat oppervlakte aan terreinen betreft zekerder is. Dat betekent dat wij op de suggestie van de heer Van der Wal niet kunnen ingaan om de zaak uit te stellen, want hoe de procedure verder ook gaat, hoeveel fasen er in de bezwaarschriften ook nog zitten, wij moeten op een zekere termijn de volledige vrije beschikking hebben over deze terreinen om te kunnen voldoen aan het verwachtingspatroon dat wij zelf hebben en dat anderen met ons delen. Nu nog een paar antwoorden op enkele vragen. Ik dacht dat het zonder meer duidelijk is dat het gemeentebestuur goed overleg gaat plegen met degenen die in het betreffende gebied hun bedrijf heb ben of die in dit gebied wonen. Dat is een conditio sine qua non, dat moet per se gebeuren. Of de uitgangspunten voor al deze onderhandelingen op dit moment al zodanig zijn dat er van garanties ge sproken kan worden durf ik niet te zeggen. Het is wel zo dat wij zoveel houvast hebben, zoveel aan knopingspunten hebben ook wat de medewerking van het rijk betreft dat wij dit bestemmingsplan ter visie hebben kunnen leggen op basis van de economische gegevens die er in beschreven staan. Dat be tekent dat wij doodgewoon van het rijk verwachten dat het ons bij de financiering van dit gebied zal helpen. Wij hebben bij de Lijempf de medewerking van het rijk gehad, wij hebben bij de Handels drukkerij, zoals u hebt kunnen lezen, de medewerking van het rijk gehad en wij hebben de verwach ting dat wij ook voor dit gebied de medewerking van het rijk zullen krijgen zodat wij aan de bedrij ven daar reële kansen kunnen bieden op andere terreinen. Of dat het Vliet zal zijn of de Holstmeer- weg betwijfel ik. Ik denk dat de stukken grond die aan het Vliet beschikbaar komen voor de meeste bedrijven te kleinschalig zijn. Ik kan verder zeggen dat de terreinen die aan de Holstmeerweg beschik baar waren inmiddels in optie gegeven zijn voor de volledige oppervlakte vanaf het begin tot aan de brug. Dat betekent dat in die lange strook op dit moment geen terreinen beschikbaar zijn, tenzij er opties terug gegeven worden. Als wij denken aan industrieterreinen dan zeg ik: Wij hebben straks een 9 industrieterrein dat ligt aan weerskanten van een goede verkeersweg en dat betekent niet alleen dat vanaf die verkeersweg het uitzicht op die bedrijven optimaal zal zijn maar ook dat de bereikbaarheid van die terreinen via die weg goed zal zijn. Ik vraag mij daarom af of je dan wel mag spreken van: de bedrijven worden verbannen naar een industrieterrein. Ik geloof dat dit industrieterrein optimaal gele gen is aan een goede verkeersontsluiting en een goede visuele mogelijkheid geeft. En dat is iets waar de meeste bedrijven prijs op stellen. Wij zullen dus proberen met de bedrijven en met anderen tot goed overleg te komen en wij zijn gaarne bereid om van dat overleg van tijd tot tijd aan de raad medede lingen te doen. Er is een expliciete vraag gesteld over de brug over de Ee. U hebt van dit college de toezegging dat die brug uit de bestemmingsplannen zal verdwijnen; dat is een hard gegeven. Wanneer de start is weet ik niet. Ik meen dat daar naar gevraagd is. (De hear Miedema: Wy wol Ie it yn elts gefal wol witte.) Wanneer met het complex aan de Dammelaan zal worden begonnen weet ik niet precies. Het rijk heeft een voorlopige opdracht verstrekt aan het architectenbureau, maar die op dracht is nog niet verder geconcretiseerd omdat men de artikel 19-procedure nog even afwacht. De heer Van der Wal heeft gesproken over een monocultuur en dat soort dingen. Wij zijn begon nen met een mengcultuur in de veronderstelling dat daar reële mogelijkheden voor aanwezig waren. Het is duidelijk gebleken dat de eisen die de clustervorming stelt het nauwelijks mogelijk maken dat een aantal elementen kunnen worden gehandhaafd. Wel hebben wij geprobeerd om in ieder geval kleinschalige.elementen zoals de huisjes langs de Dokkumer Ee en een klein woongebied in het zuiden er in te betrekken en dus niet van de kaart te vegen. Alle andere elementen zijn echter te grootschalig om in dit plan te kunnen handhaven. Dan de parkeerruimte. Er zijn allerlei mogelijkheden om parkeerruimten te creëren. Je kunt dat bovengronds doen, maar je kunt ook in de diepte gaan, je kunt daar uiteindelijk ook nog parkeergara ges gaan bouwen. Het overleg op welke wijze dit opgelost wordt is nog maar nauwelijks begonnen want wat de architect voor de bouwheren gedaan heeft is slechts een schematisch aangeven van de bouwmassa die gezien de eisen in dat gebied zal verschijnen. Ik geloof dat ik hiermee de meeste vragen en opmerkingen wel heb beantwoord. Ik weet niet of de opmerking die de heer Singelsma gemaakt heeft aanleiding geeft tot een wijziging van het besluit. Wij kunnen het beste die mededeling tot ons nemen om te bekijken in hoeverre het noodzakelijk is die te ver werken in het besluit; ik durf daar op dit moment geen oordeel over te geven. De Voorzitter: Wij bekijken die zaak nog even. Misschien kan de wethouder er na de pauze nog even een mededeling over doen. (De hear Singelsma: Ik tocht dat it al moast, sjoch.) De heer Van Kats zal het even nakijken. Na de pauze hopen wij nog even exact te kunnen zeggen of het al dan niet moet. De heer Ten Brug (weth.): Nog even een korte aanvullende opmerking. De preek die de heer De Greef heeft gehouden n.a.v. de door hem voorgelezen tekst was wel een korte preek, maar hij komt toch wel uit volledig in strijd met de tekst. Ik lees even voor wat hij heeft aangehaald: "Er dient evenwel ernstig rekening mee te worden gehouden dat in de toekomst ook andere onderdelen van het hoger beroepsonderwijs zich in samenhang met een universitaire instelling hier zullen gaan vestigen. De ervaring elders en ook de ervaring hier met de onderhavige onderwijsinstellingen heeft geleerd dat de behoefte die aan terrein ontstaat meestal groter is dan aanvankelijk is voorzien." Er wordt helemaal niet enkel gesproken over universitair onderwijs, er wordt duidelijk gesproken over hoger beroepson derwijs en de samenhang met het hoger beroepsonderwijs. Dan zijn wij, dacht ik, precies in de sfeer van de nota Hoger Onderwijs. Daar gaat het uiteraard niet alleen om de clustering van het hoger be roepsonderwijs maar uiteindelijk ook om een geheel nieuw tertiair onderwijs en een heel nieuwe ver binding tussen hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs. En daarvan mag verwacht worden dat m.n. in een plaats als Leeuwarden waarbij het h.b.o. met die clustering ook een zekere concentra tie voor de provincie zal opleveren zeker in de toekomst wel voldoende terreinen beschikbaar zullen moeten zijn gezien Ie de concentratie van het h.b.o. en 2e de samenhang tussen h.b.o. en w.o. waar voor wij juist de eerste stappen doen. (De heer De GreefMaar het wordt geen universitair centrum.) Dat staat er ook niet. (De heer De Greef: Ik lees hier dat Leeuwarden zich niet kan permitteren te gen de ervaringen van andere universiteitssteden in uit te gaan van een minder snelle groei. Wij zijn helemaal niet een universiteitsstad.) Waar staat dat? Ik lees: "De ervaring elders en ook de ervaring hier met de onderhavige onderwijsinstellingen heeft geleerd dat de behoefte die aan terrein ont staat meestal groter blijkt dan aanvankelijk was voorzien." (De heer De Greef: Maar ook de samen hang tussen die verschillende onderwijsvormen wordt verondersteld in de argumentatie van het college op de bezwaarschriften; en die onken ik, want die is helemaal niet zo duidelijk als hier gesuggereerd

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 5