4 In de tweede plaats is het zo dat u deze stichting grond aanbiedt in de nabijheid van de binnen stad. De stichting heeft op het ogenblik een tehuis naast de Bonifatiuskerk, in de binnenstad dus. Is ook in overweging genomen om een zekere ruiltransactie tot stand te brengen zodat de gemeente straks in de binnenstad een stuk grond kan verwerven waar ze een passende bestemming aan kan geven? Mijn laatste vraag gaat over de 10% rente die 1 mei 1976 in zal gaan. Heeft die 10% rente ook be trekking op de 1.860 m2 waarvoor nu een optie wordt gegeven en die ligt onder de Detailhandelsvak school Die grond komt naar mijn idee over 1 a 2 jaar ter beschikking van de stichting, maar moeten ze dan de prijs betalen van 100,plus 10% rente vanaf 1 mei 1976? De heer Heidinga: Dit is een geschiedenis met erg veel hindernissen. De geschiedenis m.b.t. de bouwgrond voor St. Jozef is nu, dacht ik, 8 a 9 jaar aan de gang. Weth. Tiekstra heeft er destijds al veel over moeten vergaderen en u, mijnheer de voorzitter, hebt er zelf ook al heel wat vergaderingen over gehad; ged. staten hebben zich er mee bemoeid, ja, wie heeft zich er niet mee bemoeid. Uitein delijk wordt het spreekwoord "Alle goeije dingen komme langsum" weer bewaarheid, uiteindelijk krijgt St. Jozef toch de kans om aan een nieuw gebouw te komen, in ieder geval aan grond daarvoor. Daar over spreken wij onze blijdschap uit; wij zijn blij dat het toch zo ver kan komen. Nu zijn er een paar dingen in de overeenkomst waarvan wij menen dat ze misschien niet helemaal duidelijk of niet helemaal afgerond zijn en waar mogelijk later wel eens weer wat moeilijkheden of verschil van mening uit zou kunnen voortkomen. In de eerste plaats sluit ik mij aan bij de vraag van de heer Knol of er nog iets naders te melden is over de twee ontbindende voorwaarden. Een moeilijke zaak is dat het voet- en fietspad over het terrein dat verkocht wordt zo is omschre ven als hier gebeurd is. Dat moet vrijwel zeker tot moeilijkheden leiden. Wij hebben daar een voor beeld van. Er is jarenlang een kerkepad geweest - het is er nog - dat loopt van Achter de Hoven naar de kerk aan de HuizumerlaanDaar is altijd trammelant, zowel over het onderhoud als over het gebruik van dat pad. Bij mijn weten mocht er op dat pad niet gefietst worden, maar dat werd altijd wel gedaan. Ik heb het genoegen gehad daar jaren in de buurt te wonen en dan kuierde ik dat zondagsavonds wel eens om. Dan stoven je daar fietsers voorbij en als je dan zei: Schik het een beetje, dan kreeg je te horen: Donder op, wat heb ik met je te maken. Zo ging dat dan ongeveer. (De heer Ten Brug (weth.): Ze hadden wel gelijk, natuurlijk.) Misschien wel, maar die constatering laat ik voor uw verantwoording; daar zult u ook geen bezwaar tegen hebben. Nu zal hier dus een bejaardenhuis gesticht worden. Die bejaarde mensen gaan straks van dat pad gebruik maken om naar de binnenstad te komen; daarvoor komt die brug daar ook. Dan zullen wij op dat zelfde pad fietsers toelaten. Dat lijkt mij een vrijwel onmoge lijke zaak, dat moeten wij niet doen. Als men van de wijk Oldegalileën fietsen wil naar de binnenstad laat men dan in vredesnaam over de Kippeloop gaan of wel, netter uitgedrukt, over de Verversbrug. Ik zie geen enkele reden waarom men binnendoor moet over het terrein dat wij nu aan St. Jozef verkopen. Dat er wandelaars langs gaan heb ik geen pijn aan, dat zal best los lopen. Een tweede punt m.b.t. dit pad is dit. Het wordt dus een openbare weg. Deze openbare weg wordt in onderhoud toebedeeld aan de koper van de grond, dus aan St. Jozef. Daar komen onherroepelijk moeilijkheden van. Hier wordt niet eens gezegd wat voor verharding dit pad zal moeten krijgen. Straks kan St. Jozef er bij wijze van spre ken wel een schelpenpad van willen maken, terwijl de directeur van de D.S.O. zegt dat het een tegel pad moet worden en het Grondbedrijf zegt dat het een asfaltpad moet worden. Dat is hier gewoon in het midden gelaten. Ik dacht dat, als wij een openbare weg hebben in de gemeente, die onderhouden moet worden door de gemeente. Dan komen er geen moeilijkheden; dan is het eigendom van de gemeente, dan staat het open voor gebruik voor alle burgers en dan hoort het onderhoud ook bij de gemeente te berusten. De heer Rijpma (weth.): Over de punten 1 en 2 van de voorwaarden zou ik het volgende op willen merken. Over punt 1 komen, dacht ik, geen moeilijkheden meer omdat er inmiddels zekere toezeggin gen bij St. Jozef binnengekomen zijn die het vrij zeker maken - misschien kan ik het woord "vrij" zelfs wel weglaten - dat inderdaad dit tehuis met aangehorigheden gerealiseerd zal worden. Het is zelfs zo dat het bestuur van St. Jozef op uiterste spoed heeft aangedrongen in de laatste 10 dagen om te bereiken dat deze overdracht op dit moment in de raad behandeld zou worden omdat zij de nodige vergunningen binnen heeft en ook met het bouwplan zo ver is dat misschien nog voor de bouwvakvakantie de gunning van het geheel zal kunnen plaats vinden. Wat punt 2 betreft, daar is, dacht ik, een ver zoek voor naar de provincie; de provincie moet hiervoor medewerking verlenen. De provincie kan theo retisch nee zeggen, maar wij verwachten dat niet. Dan heeft de heer Knol de kwestie van een eventuele ruiltransactie aangesneden. De heer Heidinga heeft net al aangeduid dat deze grondtransactie al heel lang onderweg is. De geschiedenis is nog ouder, maar er is al een schriftelijke offerte gedaan in 1973. Die schriftelijke offerte is gewijzigd bij een aan 5 biedingsbrief van 1975 en op basis van die laatste aanbieding wordt dus op het ogenblik dit voorstel ge daan. Op het moment dat beide aanbiedingen gedaan zijn verkeerde de gemeente in een bijzonder moei lijke positie, n.l. de artikel 12-positie. Dat betekende dat alle aankopen die de gemeente zou willen doen aan de bijzondere belangstelling van ged. staten onderhevig waren. Er waren ook zekere overeen komsten dat aankopen die niet noodzakelijk waren achterwege zouden moeten blijven. Wel, deze aan koop was niet onuitstel baar en het zou dus op dat moment niet juist geweest zijn - het zou zelfs onmo gelijk geweest zijn - om twee transacties te koppelen waarvan de verkooptransactie namens de gemeen te wel door zou kunnen gaan maar waarvan de aankooptransactie niet door het toezicht zou worden toe gestaan. Dat betekent dat er geen mogelijkheid was om deze beide transacties te koppelen. Het zou op dit moment m.i. ook onredelijk zijn om nu de onderhandelingen op een eind lopen alsnog op deze situa tie terug te komen. Wel kan ik zeggen dat er op het ogenblik overleg met de eigenaren van de gronden rondom de Bonifatiuskerk is, maar dat is een overleg dat los staat van dit project. De laatste vraag van de heer Knol betreft de 10% rente. Hij vraagt of dat rentebeding ook geldt voor de grond die wij nog niet over kunnen dragen. Het is ons onmogelijk om op dit ogenblik die grond te leveren, anders hadden wij dat wel gedaan. Het zou, dacht ik, niet redelijk zijn om voor grond die wij niet kunnen leveren al vast optierente te laten betalen. Een andere opmerking hierover. Wij hebben tot dusver over opties niets laten betalen. Er is op het ogenblik in de Commissie Grondbedrijf de vraag ter discussie of wij al dan niet rente moeten gaan berekenen over optietransacties en zo ja, op welke wijze en over welke bedragen. Wanneer deze discussie tot een beslissing heeft geleid binnen het ge meentelijk bestel zal uiteraard de andere koers gevolgd moeten worden. De heer Heidinga heeft gesproken over het fiets- en voetpad. Ik dacht dat wij de zaak erg voor zichtig geformuleerd hadden. Er staat in punt 10 "in hoofdzaak voor voetgangers en indien de plaatse lijke omstandigheden zulks toelaten ook voor gewone fietsers". Naar mijn gevoel is dit een redelijke formulering, want als blijkt dat dit pad als fietspad tot moeilijkheden aanleiding geeft is er een moge lijkheid om dit pad alsnog te onttrekken aan het gebruik als fietspad en het te laten voortbestaan als voetpad. Maar om bij voorbaat uit te sluiten dat dit pad ook een functie zou kunnen krijgen als fiets pad leek ons niet juist. Wij hebben dit standpunt tegenover de adspirant kopers dan ook steeds volge houden. Ik geef toe dat er wel wat discussie zou kunnen ontstaan over de onderhoudsplicht en over de wijze van onderhoud. Aan de andere kant dacht ik dat het ook mogelijk moest zijn om in goed gemeen overleg tot een juiste afbakening te komen van wat daar wel en wat daar niet moet gebeuren. De heer Knol: Nog een enkele reactie. In de eerste plaats iets over de lange tijd die ligt tussen het begin van de onderhandelingen en de afronding daarvan. Ik meen uit de stukken te hebben begrepen dat deze lange tijdsduur grotendeels te wijten zou zijn aan de stichting zelf omdat die niet op de juiste wijze aan alle belletjes had getrokken om alle vergunningen te krijgen. Dat de heer Heidinga dit het college in de schoenen schuift is m.i. niet terecht. (De heer Heidinga: U kunt blijkbaar niet luisteren.) Misschien niet. In de tweede plaats nog iets over de ruiltransactie. De wethouder maakt daar een aankoop- en een verkooptransactie van en zegt dat ged. staten tegen de aankooptransactie bezwaar zouden hebben ge had omdat de gemeente toen in de artikel 12-situatie verkeerde. Ik dacht dat er bij een ruiltransactie met gesloten beurzen gehandeld werd en ik dacht niet dat g.s. er bezwaar tegen zouden kunnen hebben om grond op de ene plaats te ruilen tegen grond op de andere plaats. Ik kan mij voorstellen dat, als het nieuwe gebouw gerealiseerd is, de vrij komende gebouwen een behoorlijke overwaarde hebben t.a.v. de prijs die wij nu aan deze transactie ten grondslag leggen wat betreft de grond aan de Dokkumer Ee. Ik zou er namens mijn fractie op aan willen dringen dat, voordat de akte wordt getransporteerd, in ieder geval nog onderhandeld wordt over voorkeursrecht of iets in die geest. De wethouder heeft gezegd dat je de optierente in dit geval niet waar kunt maken. Ik meen echter uit de stukken te hebben begrepen dat de 10% rente die nu in de voorwaarden wordt genoemd er bij opgezet wordt omdat anders de grondcalculatie niet uitkomt daar men er van uitgaat dat er bepaalde aankoopkosten moeten staan tegenover bepaalde opbrengsten. Als dus nu de verkoop van de grond onder de Detailhandelsvakschool wordt opgeschoven naar b.v. 1978 dan loopt de rente die in de investering zit wel gewoon door. Ik begrijp daarom echt niet dat die 10% opslag per jaar daar niet bij kan komen, niet als rente maar gewoon als prijsbijstelling. Tenslotte deel ik u mee - ik zeg dit niet namens mijn fractie; dit is een persoonlijke zaak - dat ik tegen dit voorstel wil stemmen. Het gaat er niet om dat ik het niet eens ben met de transactie, het gaat er om dat er ook deze keer weer niet een verklaring is gegeven op grond waarvan de 100,tot stand is gekomen; er wordt alleen gesteld dat de gemeente meent uit calculatorische overwegingen de ze 100,te moeten berekenen. Er is dus geen enkele argumentatie gegeven m.b.t. de marktwaarde van deze grond. Over deze zaak heb ik al verschillende malen gesproken. Ik zal daarom in dit geval voor de eerste keer tegen dit voorstel stemmen als een soort symbolisch gebaar.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 3