8 nieuwbouw in de sociale sector in de plaats te zetten. Duidelijk is dat dit besluit niet alleen op stede- bouwkundige en financiële argumenten is genomen, maar dat hier ook sociale argumenten in het geding zijn. Omdat het raadsvoorstel een einde zal maken aan de concentratie van menselijke ellende voor de bewoners in de meest achtergestelde wijk in Leeuwarden heeft het voorstel zoals vermeld in de raads- brief onze volledige steun. Voordat ik inga op een aantal vragen en onduidelijkheden die er voor onze fractie in de raadsbrief nog over blijven zou ik eerst een aantal algemene opmerkingen willen maken. In de eerste plaats is het besluit om het gemeentelijk woningcomplex aan de Linnaeusstraat af te breken een historisch besluit op het gebied van de stadsvernieuwing in Leeuwarden. Het is een unicum in Nederland dat in een decennium waarin renovatie van vooroorlogs woningbezit de nadruk krijgt besloten wordt om naoorlogs woningbezit af te breken. Dit voorop lopen van Leeuwarden is onvermijde lijk, maar ook lastig. Er bestaat n.l. geen enkele toepasselijke subsidieregeling en de consequentie hiervan is dat de rekening die de rijksoverheid voor haar bouwbeleid van na de oorlog gepresenteerd krijgt afgedaan wordt met een toezegging in de gunstensfeer. Het is de waanzin ten top dat Leeuwarden in feite de financiële risico's moet dragen omdat de subsidieregelingen niet aangepast worden aan de feitelijke problemen. Het zal een goede zaak zijn als het college na onderhandelingen met het mini sterie blijft hameren op het feit dat de subsidieregeling voor verbetering van naoorlogse woningen aan gevuld zal moeten worden met een subsidieregeling voor afbraak van naoorlogse woningen en dat deze laatste regeling van toepassing moet worden verklaard op de Linnaeusstraat en mogelijk op toekomstige buurten in Leeuwarden en in Nederland. In de tweede plaats zou ik er op willen wijzen dat een zo grote mate van eensgezindheid tussen vertegenwoordigers van de gemeente en de wijkbewoners m.b.t. afbraakplannen in Leeuwarden eveneens een unicum genoemd mag worden. Alhoewel de plannen een gemeenschappelijk produkt zijn van gemeente en wijkbewoners zouden wij zonder iemand tekort te willen doen een uitzondering willen maken voor de rol die het huurderscomité in deze heeft gespeeld. Wij hebben grote waardering voor dit huurderscomité dat zich vanaf zijn oprichting in april 1972 met een onvoorstelbare hoeveelheid wils kracht staande heeft weten te houden en zijn doel heeft bereikt. Er is moed, wilskracht en noem maar op voor nodig om in een schier uitzichtloze positie zowel het gemeentebestuur als de buurtbewoners zelf er van te overtuigen dat de krotten moeten worden cfgebroken. Dat is nog nietzo'n gemakkelijke opgave en dat bewijst b.v. het dossier van het huurderscomité. De moeite die er gedaan is om de rotzooi op geruimd te krijgen, de normale onderhoudsbeurten uit te laten voeren, onredelijke huurverhogingen ongedaan te maken, maatschappelijke begeleiding van de grond te krijgen, overleg met gemeentelijke instanties te voeren over huisvesting en herhuisvestingsmogelijkheden, tegenwicht te bieden tegen de slechte naam die de buurtbewoners opgedrongen kregen is onvoorstelbaar. Dat deze buurtbewoners het zo lang hebben volgehouden is alleen maar het bewijs dat ze handelden uit lijfsbehoud en het is dan ook niet meer dan rechtvaardig dat met name na de laatste gemeenteraadsverkiezingen het college en het gemeentelijk apparaat zich voor deze wijkbewoners hebben ingespannen. Wat de plannen zelf betreft hebben wij een aantal opmerkingen en vragen aan het adres van het college waar ik nu op zou willen ingaan. In de eerste plaats iets over de uitvoering van de opdracht van de tweede projectgroep. Wat ons verbaasd heeft is dat de opdracht niet volledig is uitgevoerd. De stedebouwkundige, financiële en planologische aspecten zijn uitvoerig onderzocht, maar de sociologische argumenten ontbreken te enen: male. Dit gebrek wreekt zich naar ons oordeel in de kwa liteit van het rapport. Wat totaal achterwege blijft is een analyse van de sociale samenstelling van de populatie van deze buurt, het zoeken van oorzaken naar de sociale problemen die zich in deze buurt geconcentreerd voordeden en voordoen en het leggen van verbanden naar toekomstige huis vestingssituaties van deze groep bewoners in andere stadsdelen en in het toekomstige plangebied. Het enige dat in het rapport naar voren wordt geschoven is dat de wijk een slechte naam heeft en dat er probleemgezinnen zijn die niet in de wijk geherhuisvest kunnen worden vanwege een onaangepast maat schappelijk gedrag. Waar wij benieuwd naar zijn is wat in dit verband eigenlijk probleemgezinnen zijn. Zijn dat gezinnen waarvan de man werkloos is, zijn dat gebroken gezinnen als gevolg van echt scheiding, zijn dat gezinnen met kinderen die leer- en opvoedingsmoeilijkheden hebben, zijn dat gezinnen met leefgewoonten die niet passen in ons middelklas cultuurpatroon zoals lang haar, slechte kleding en noem maar op of politiek afwijkende ideeën? Al deze vrager: komen bij ons op als er gesproken wordt over probleemgezinnen en hun herhuisvestingsmogeli jkheden. Omdat hiernaar in feite geen onaerzoek is gedaan is er ook niets te zeggen over de oorzaak en de gevolgen van het etiket dat mensen dragen die in dit gebied wonen en zich ergens anders willen vestigen en dat, zoals bekend, binnen elke groep een rangorde aftekent omdat mensen behoefte hebben aan een sociale status. Die rangorde is bepalend voor het functioneren van de wijk wat betreft onderlinge contacten, keuze van de 9 school, deelname aan sociaal-culturele voorzieningen en noem maar op. Naar binnen toe is dit onder scheid meer of minder subjectief waarbij het vaak voorkomt dat er vanwege problemen die zich voor doen een zondebok wordt aangewezen. Die zondebok wordt in het rapport in de vorm van probleem gezinnen op tafel getoverd maar is in feite een versluiering van de werkelijke oorzaken van de problemen in de wijk. De werkelijke oorzaak is het verkrottingsproces in de Linnaeusbuurt en het stempel dat mensen die hier wonen opgedrukt kregen als gevolg van het woontoewi jzingsbeleid in de af gelopen jaren in Leeuwarden en het feit dat door een ontoereikend onderhoudsbeleid deze woningen zeer slecht zijn geworden. Door deze argumenten te verwaarlozen heeft de projectgroep zeer onzorg vuldig gehandeld omdat er hier nu een gelegenheid was een groep mensen te verlossen van het etiket dat ze te danken hebben aan een straat waarin ze wonen en dat hen blijft achtervolgen als ze gaan ver huizen, naar school gaan, een baan zoeken en noem maar op. Het effect van een sociologische analyse van de problemen in deze buurt op langere termijn en in andere buurten missen wij hierdoor ook. Dat dit hard nodig is moge ook blijken uit opmerkingen die vanavond in de raad zijn gemaakt, n.l. dat de Corellistraat de nieuwe Linnaeusstraat is. En als er iets is dat wij willen vermijden dan is het deze ontwikkeling wel. In het algemeen zou kunnen worden gesteld dat interdisciplinair werken nog niet goed mogelijk is geworden met de projectopzet in Leeuwarden. Voor ons is dat niet zo zeer een kwestie van gebrek aan mensen, voor ons is het een kwestie van organisatie en wij denken hierbij met name aan het inschakelen van functionele raden. In de tweede plaats hebben wij een vraag over de herhuisvestingsregeling. Zoals wij uit de raads brief en uit de brief van de Directie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid van 1 0 december j .1 hebben begrepen wordt de krotontruimingsregeling op dit moment niet toegepast voor de bewoners in de Marathonstraat omdat versnelde verhuizing voordat er een bouwplan is niet mag worden uitgevoerd. Onze vraag is of dit inderdaad waar is. Als dit zo is dan zouden wij er op basis van de wensen van de buurtbewoners op willen aandringen dat deze krotontruimingsregeling ook zo snel mogelijk voor bewoners uit de Marathonstraat wordt toegepast. De reden hiervan is dat wij vinden dat de verhuizingen in dit gebied wel gestimuleerd moeten worden omdat de mensen op eigen initiatief proberen een op lossing voor elkaar te krijgen en ergens anders willen gaan wonen. Een ondersteunend argument zou nog kunnen zijn dat het vrij lang duurt om herhuisvesting uit te voeren; zie hiervoor de ervaringen in de Linnaeusstraat waarbij het meer dan een jaar geduurd heeft. Als wij inderdaad de planning willen realiseren dan betekent dat dat wij in de knoei komen. Wij zijn ook van mening dat de toepassing van de krotontruimingsregeling op dezelfde wijze als in de Linnaeusstraat kan worden doorgevoerd met,dien verstande dat vanaf morgen de gemeente met bevoorschotting begint. De tweede opmerking in dit ver band is dat wij vinden dat de mensen die zich in dat gebied willen herhuisvesten niet op een Archie Bunkerachtige manier mogen worden ingepakt en weggedouwd in andere wijken. In feite is dat het ver schuiven van het probleem. Als de meerderheid van de projectgroep op blz. 6 onder punt 1 zegt dat iedereen de vrijheid van woonplaatskeuze heeft en zich met behulp van een individuele huursubsidie regeling meer keuzemogelijkheden kan verschaffen dan geldt dat voor de hele stad, geen gebied uit gezonderd. Punt 3 en punt 4 die op deze pagina worden genoemd zijn niet beargumenteerde particuliere uitspraken van de projectgroep en vervallen bij aanname van punt 1 De derde opmerking die ik zou willen maken betreft de voorzieningen in de wijk. Er zijn volgens ons geen uitspraken gedaan m.b.t. voorzieningen op onderwijsgebied, sociaal-cultureel gebied enz. U zult wel zeggen: Die staan er wel in. Er staat n.l. in hoeveel scholen er zijn, er staan trapveldjes getekend en er staat ook in dat er een clubgebouw is. Allemaal o-k., maar er ontbreekt iets aan deze gegevens. Onze vraag is n.l. welke positie de kleuterschool, b.v. de openbare kleuterschool De Spreeuw, in de toekomst in deze wijk krijgt. In dit verband verstaan wij onder wijk niet alleen de Linnaeusbuurt, maar het totale plangebied dat begrensd wordt door Groningerstraat, Archipelweg, Noordvliet en Oostersingel. Ook willen wij graag weten hoe het college staat ten opzichte van het verzoek van het huurderscomité om het gebied voor de bijzondere bebouwing te bestemmen voor een wijkaccommodatie en in feite daarmee het bestaande clubhuis uit te bouwen en een nieuw te bouwen. Misschien is deze vraag een beetje in het verlengde van de toekomst omdat wij binnenkort de plannen krijgen m.b.t. de schil. Een vierde opmerking met daaraan gekoppeld een vraag betreft de uitvoering van de plannen. De vraag is wie het bestaande woningcomplex gaat vervangen. Is dat het Gemeentelijk Woningbedrijf of zijn dat de woningbouwcorporaties? Mijn vraag is of hierover al duidelijkheid is verschaft omdat ik heb gelezen dat eerst de woningbouwverenigingen de keus hebben. Verder is er de vraag voor wie er gebouwd gaat. worden. Is het mogelijk dat er naast de eengezinswoningen ook woningen worden gebouwd voor alleenstaanden, gehandicapten en bejaarden om een zo evenwichtig mogelijke opbouw te krijgen? Daar heb ik geen zekerheid over kunnen krijgen uit de raadsbrief. Ook is er voor ons de vraag op welke wijze de toekomstige bewoners die zich in de nieuwbouw willen vestigen - zoals een deel van de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 5