18 mijn politiehonden moet verwachten in Leeuwarden. (Mevr. Smit: Is het in voorkomende gevallen mo gelijk een beroep te doen op honden van de rijkspolitie in omliggende gemeenten? Gebeurt dat wel eens?) (De heer Ten Brug (weth.): De hondencentrale.) Weth. Ten Brug heeft dit niet in zijn porte feuille dus moet ik hierop antwoorden. Het lijkt mij een goede zaak dit eens te bespreken in de com missie die zich bezig houdt met de artikel 30-affaire; daar kan dat punt wel eens aan de orde worden gesteld. Dan wil ik nu even ingaan op de verschillende opmerkingen die gemaakt zijn over de criminali teit. Ik wil beginnen met aan te sluiten bij wat de heer De Pree zei. Ik ben het met hem eens als hij stelt dat je bij het hanteren van statistieken de nodige voorzichtigheid moet betrachten. Spelen met cijfers is gemakkelijk en cijfers worden vaak gegroepeerd in een volgorde en op een wijze zoals dege nen die ze gebruiken het graag willen zien. Dat is een algemeen verschijnsel en daar moet je wel de nodige voorzichtigheid mee betrachten. Ik zou aan dit soort statistieken dus ook niet te snel conclu sies willen verbinden, want dan zou je ze ook moeten analyseren. Cijfers alleen zeggen meestal on voldoende, je moet dan ook weten hoe ze zijn samengesteld en waar ze betrekking op hebben, op welke groepen en in welke verhouding. Je zult daarbij dan ook een behoorlijke vergelijking moeten kunnen trekken met andere perioden en met andere plaatsen. Het is niet gemakkelijk om conclusies te trekken uit statistieken en wij moeten daar ook erg behoedzaam mee zijn. Dat wil ik voorop stellen. Ik ben het er ook mee eens dat je wat statistieken betreft heel voorzichtig moet zijn met het publice ren van cijfers die betrekking hebben op te kleine units. Wij praten allemaal over privacy en het be schermen van allerlei gegevens. En wat dat aangaat moeten wij met de publikatie van dit soort gege vens, vooral wanneer ze kleinschalig zijn, de nodige voorzichtigheid betrachten, ook als het gaat om een publikatie als een jaarverslag van de politie e.d. Om even bij de heer De Pree te blijven, hij heeft gevraagd of er aanleiding toe is - je hoort dat geluid regelmatig - je onveilig te voelen of dat de mensen zich dat laten aanpraten. Ook m.b.t. deze problemen moet je, zeker op mijn plaats, zeer behoedzaam zijn als je daar een verklaring over aflegt. Er komen natuurlijk incidenteel gevallen voor - die moeten diep betreurd worden - waarbij de men sen die daarbij betrokken zijn zich terecht onveilig voelen; dat is gewoon een feit. In zijn algemeen heid kan je gelukkig in Leeuwarden wel veilig op straat lopen en is het niet zo dat je je, als je 's a- vonds wilt wandelen, moet afvragen of dat wel een verantwoorde zaak is. Er zijn plaatsen op onze aardbodem waar dat minder verantwoord is. Laten wij met elkaar hopen en er ook aan werken dat het hier zo kan blijven, want dat is een van de voorrechten die wij in ons Friese land en ook in onze Frie se hoofdstad hebben. Dat neemt niet weg dat het in die incidentele gevallen die zich voordoen m.n. een taak van de politie is om daar tegen op te treden; dat is heel duidelijk. Dat moet ook zo goed als mogelijk is gebeuren en dat zal ook gebeuren. Ik hoop dat ik hiermee voldoende op deze opmerking in ben gegaan. De heer De Pree heeft ook nog een vraag gesteld over de alarmcentrale; hij heeft ergens gelezen dat van de 63 keer dat er alarm werd geslagen maar één keer terecht was. Ik moet u eerlijk zeggen dat ook ik van mening ben dat de politie in Leeuwarden nuttiger werk kan doen. Ik heb ook de indruk dat dit nogal eens een gevolg is van nonchalance; niet altijd, laat ik dat er duidelijk bij stellen; je moet ook dit niet te snel in te algemene termen vatten. Het contract dat wij hadden loopt op 1 januari a.s. af. Wij hebben een nieuw contract aangeboden en daarin hebben wij opgenomen dat men een boe te moet betalen als er gealarmeerd wordt en de politie voor niets komt; ik meen dat die boete de eer ste keer 100,is en de tweede keer 200, Dat lijkt mij een goede zaak, dan gaat die non chalance er wel uit. Het zal wat jammer zijn in de gevallen dat het geen nonchalance is en men wel een boete moet betalen, maar de mensen die op de alarmcentrale zijn aangesloten zijn over het alge meen niet de armsten in onze samenleving, dus zo erg is het nu ook weer niet; het geld komt dan ook nog weer in de gemeentekas, maar om die reden hebben wij dat boetebeding niet gemaakt. Ik vertel u dit allemaal omdat wij ook met dit probleem in de maag hebben gezeten. Nu wij de gelegenheid kregen door het aflopen van het contract hebben wij naar ik hoop zodanige maatregelen genomen dat het aantal malen vals alarm drastisch zal worden beperkt; die hoop heb ik nu toch wel. (De heer C. de Jong: Er is niet veel kans op dat wij dat geld zullen kunnen vangen, want als er alarm is dan komt de politie niet eens meer. Men denkt daar: Het zal toch wel vals alarm zi jn.) Dit is mij niet bekend. Na tuurlijk is het zo dat je, als het aantal malen vals alarm zo hoog is als de heer De Pree noemde, het verschijnsel krijgt - dat vervult mij ook een beetje met zorg - dat men gaat denken: Dat zal wel weer een vals alarm zijn. Dat is gewoon een menselijke reactie. Het kan er gemakkelijk aanleiding toe ge ven dat men niet zo snel uitrukt als wenselijk zou zijn. Er zijn mij geen gevallen bekend dat men hele maal niet kwam. Als de heer De Jong dergelijke gevallen kent - ik weet niet of hij ook op de alarm centrale aangesloten is - dan zou ik die graag willen weten, want ik sta op het standpunt dat de poli tie er wel heen moet als er alarm is. (De heer C. de Jong: Ja, want anders krijgen ze die 100,wel 19 heel erg goedkoop.) Ik kan u de verzekering geven dat wij niet een zodanige werkmethode zullen toe passen dat wij 100,laten betalen terwijl er niet eens op het alarm is gereageerd. Dat zal echt niet gebeuren. Met de antwoorden die ik tot nu toe heb gegeven ben ik, dacht ik, ook in belangrijke mate inge gaan op de opmerkingen en vragen van de heer De Greef. Ik heb al gezegd dat wij voorzichtig moeten zijn met het interpreteren van statistieken. De heer De Greef heeft een daling geconstateerd in het aantal misdrijven. Hij zei dit n.a.v. de opmerking in vraag 47 dat blijkens het jaarverslag van de poli tie de criminaliteit ook in onze gemeente is toegenomen. In zijn algemeenheid klopt dat. Het kan best zijn dat bepaalde cijferreeksen een andere indicatie geven, maar ook daarmee moeten wij uitermate voorzichtig zijn. Het is n.l. zo dat een daling die uit de cijfers te constateren valt niet altijd overeen komt met de werkelijkheid; het hoeft niet een indicatie te zijn voor wat er werkelijk is gebeurd. Dit is ook een bijzonder moeilijk punt. Het komt voor dat er bij de politie bepaalde perioden zijn dat men gewoonweg geen tijd heeft om aandacht te schenken aan bepaalde zaken. Wij hebben ook gesignaleerd dat een hoop zaken die vroeger bij de politie werden aangegeven - het gaat daarbij gelukkig niet om zware misdrijven - nu niet meer aangegeven worden. Ik weet niet waar dat in zit, ik weet niet of dat alleen een mentaliteitskwestie is. Ik kan niet bekijken of men bepaalde dingen accepteert of dat men denkt dat de politie aan bepaalde zaken toch niets doet. Ik kan dat dus niet beoordelen, maar het is een feit dat talloze dingen die men vroeger wel bij de politie meldde nu in toenemende mate niet meer meldt. Ik kan u ook zeggen hoe wij dat constateren. Als wij voorwerpen hebben die afkomstig zijn van diefstallen dan blijkt vaak dat van de betreffende diefstallen nooit aangifte is gedaan en dat niet be kend is waar die voorwerpen vandaan gekomen zijn; in sommige gevallen wordt het ook nooit bekend. Dat is heel typisch, zoiets gebeurde vroeger helemaal niet. Als er vroeger dergelijke voorwerpen bij de politie kwamen dan was in een mum van tijd bekend wie de eigenaar was. Nu liggen er soms dingen weken of maanden bij de politie voordat bekend wordt wie de eigenaar is, soms komt de eigenaar nooit opdagen. Dat is, dacht ik, een mentaliteitskwestie. Ik noem dit punt even ter illustratie dat wij voorzichtig moeten zijn met de interpretatie van cijferreeksen. (De heer De GreefIk doelde er op dat uit de ontwikkeling van 1970 t.e.m. 1974 duidelijk te lezen is dat er een stijging was en dat er in 1975 plotseling een kentering te constateren valt. Daar zullen een aantal factoren aan ten grondslag liggen, maar het is volgens mij zo dat het antwoord op vraag 47 anders had moeten luiden. Er had vol gens mij niet geconstateerd moeten worden dat de criminaliteit stijgt. In voorgaande jaren is op basis van de stijging die de cijfers te zien geven rustig een stijging van de criminaliteit geconstateerd, dus vind ik dat je nu zult moeten constateren dat de criminaliteit is gedaald.) Ik heb hier niet alle gege vens bij de hand. Er mag en moet hier niet de indruk ontstaan - ik vind het jammer dat te moeten zeg gen - dat de criminaliteit in Leeuwarden aan het afnemen is, want dat zou helaas een verkeerde in druk zijn. In zijn algemeenheid - ik laat mij daarbij niet uit waar het precies in zit; dan zou je de zaak per onderdeel moeten gaan bekijken - moet ik wel zeggen dat Leeuwarden aan datgene wat zich meer algemeen afspeelt in den lande niet ontkomt, hoewel ik daar wel aan toe kan voegen dat wij ge lukkig niet de plaats zijn waar dit het ergst is. Helaas moet ik zeggen dat in zijn algemeenheid ook hier de criminaliteit niet dalende is; die geeft ook bij ons een stijging te zien. Ik kan daar nu niet een scherpe analyse van geven, want dan moet ik meer gegevens bij de hand hebben; ik kan niet vertellen welke facetten er uit springen en t.a.v. welke facetten enige daling te constateren valt. (De heer De Greef: Ik ben daar wel erg in geïnteresseerd. Uit het politieverslag valt die stijging niet te constate ren.) Ik kan u nog wel zeggen dat de heer Nienhuis mij al gezegd heeft dat hij het jaarverslag op di verse punten wil aanpassen. Wij zullen de hier gemaakte opmerkingen ook stellig te zijner kennis brengen, zodat hij daar rekening mee kan houden. Dat vind ik ook het nuttige van de vragen die hier gesteld worden en de opmerkingen die gemaakt worden. De heer Nienhuis krijgt het verslag van deze vergadering en ik zal hem vragen met de hier gedane suggesties en gemaakte opmerkingen rekening te houden bij het opstellen van het volgende jaarverslag. Die toezegging wil ik graag doen. Overigens stel ik ook u, mijnheer De Greef, voor uw vragen te stellen als u samen met anderen een bezoek brengt aan het politiebureau. Dan kunt u uw vragen stellen aan de mensen die dagelijks met deze pro blematiek bezig zijn. Punten 50 t.e.m. 53. De hear Jansma: De punten 51 en 53 woe ik graech hwat neijer op yngean. Earst dan punt 51De fjurwurkforoardering is op 13 septimber 1976 troch us ried fêststeld. In foorstel fan fraksjegenoat C. de Jong en my om it tiidstip 18.00 ure op Aldjiersjoun to foroarjen yn 21 .00 ure waerd troch it kolleezje ófred. De boargemaster pleite foar ienfoarmigens mei de omlizzende gemeenten en sei dat hy dyselde middeis noch hjir en der ynformearre hie en dat him bliken dien hie dat der yn de omlizzende gemeen-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 10