23 De heer Geerts: In het antwoord op vraag 54 staat dat het de bedoeling was om het rapport over de evoluatie van de organisatie van de Dienst Stadsontwikkeling vanavond onderwerp van bespreking te doen zijn. Het rapport is kennelijk niet gereed en mijn logische vraag is dan ook: Wanneer kunnen wij er dan wel over spreken? Ik heb begrepen dat het hier en daar rommelt en ik dacht toch wel dat het nodig is dat wij deze zaak op niet al te lange termijn eens gaan doorlichten. Ik zou daarom graag willen weten wanneer wij dit rapport kunnen verwachten en wanneer wij er met zijn allen over kunnen praten. De heer Rijpma (weth.): Ik begin bij de heer Geerts. De bijdrage van de Dienst Stadsontwikkeling is bij het college binnen. De inhoud daarvan geeft ons aanleiding om met meerdere afdelingen te spre ken, ook met secretarie-afdelingen. Er is al een afspraak gemaakt voor dat gesprek. Ik neem aan dat het mogelijk zal zijn om op een termijn van enkele weken een iets veelzijdiger benadering in b. en w. te krijgen dan alleen het rapport van de dienst zelf. Op een termijn van enkele weken moet het dan ook mogelijk zijn om de discussie met de raadsleden te voeren. De huisvesting is een wat moeilijker probleem dan het vorige punt. De dienst, en m.n. mijn rech ter buurman de heer J. van der Wal, is er in het verleden steeds van uitgegaan dat er één gebouw be schikbaar zou komen voor de huisvesting van de gehele dienst, dit mede in verband met het rapport dat Twijnstra en Gudde eens hebben uitgebracht. Daarbij is in eerste instantie gemikt op een uitbouw, verbouw mag u om mijn part zeggen, van het gebouw op de Wissesdwinger. U kent die conceptie. Daarbij is duidelijk gebleken dat bij de conceptie van toen met geen mogelijkheid de gehele dienst in dit gebouw gehuisvest zou kunnen worden. Dan zou het gebouw afmetingen en vormen krijgen die niet zouden passen bij het gebouw dat er op dit moment al staat. Daarna is er gefilosofeerd over wat er dan wel zou kunnen gebeuren. Daarbij is de Kazerne aan de orde geweest, daarbij is een heel nieuw ge bouw aan de orde geweest aan de Holstmeerweg tegen de Greuns aan; daar ligt nog een hectare grond waar ook de Rijksgebouwendienst een stuk grond voor de gevangenis heeft gekocht. Met die twee mo gelijkheden zijn echter bedragen gemoeid die gemakkelijk de 15 miljoen kunnen overschrijden. Dat betekent dat, afgezien van het feit of er A.C.W.-subsidie wanneer dan ook voor beschikbaar zou zijn en of dat 10% c.q. 30% lasten voor de gemeente laat, er nog een belangrijke kapitaallast voor de ge meente over blijft. Er ontstaat echter niet alleen een kapitaallast, bij alle gebouwen die wij op dit moment realiseren (politiebureau, brandweer en het is ook gebeurd bij het gebouw van de G.S.D.) blijkt dat ook de exploitatielasten aanzienlijk toenemen. Dit betreft verwarming, verlichting, oppas, als ik het zo mag zeggen, bewaking dus, schoonhouden. Hier zijn aanzienlijke bedragen mee gemoeid. Het gaat niet om een factor 2 of 3, maar het gaat om een factor die tussen de 5 en de 10 ligt. Dat is voor het college aanleiding geweest om te zeggen: Onze middelen laten het bij dit beleidsplan, in ieder geval tot 1981 maar ook daarna, niet toe om die lasten ook nog op ons te nemen. Er is misschien een mogelijkheid om - ik dacht dat daar al een opening naar gemaakt is - nu de situatie zo ligt nog eens te overwegen of dan niet terug geschakeld moet worden naar 2 lokaties, waarbij je dan zou kun nen denken aan de Kippeloop en het gebouw aan de Wissesdwinger. Op beide plaatsen zouden dan aanpassingen moeten worden gepleegd. Misschien zou je dan, met een kostenbedrag dat aanzienlijk lager is en dat aanzienlijk lagere exploitatielasten zal opleveren, toch tot een huisvesting kunnen ko men. Dat facet is bij het beleidsplan echter niet meer overwogen. Punten 57 t.e.m. 60. De hear Miedema: Yn fraech 57 wurdt hwat frege oer de Doarpenota. It antwurd fan it kolleezje is dat it mei bilangstelIing de réaksje fan it offisiéle oerliz ófwachtet. Dat wurdearje wy en wy wacht- sje mei it kolleezje óf. Myn fraech is nou: As der in réaksje komt en dy is ridlik posityf, binnen hokker termyn kinne wy dan forwachtsje dat der bisluten nommen wurde kinne? Binammen yn de doorpen Lek- kum en Wurdum binne jierrenlang forwachtingen wekt. Ik bin my der fan biwust dat it op dit momint net sa maklik leit. Ik leau ek net dat de ried en it kolleezje tinke yn greate oantallen. Dochs leau ik dat it tige bilangryk wêze soe dat wy der binnen net al to lange tiid in bigjin meitsje en dat dizze minsken dy't tige yn noed sitte oer harren skoallen en harren middenstan it idé krije dat der hwat bart. As de réaksje fan de provinsje en de réaksje fan de ynspekteur fan R.O. gunstich binne is de tsjinst dan binnen koarte tiid safier dat men seit: Dan kinne wy in bistimmingsplan ynleverje? Binne de ütgongs- punten allegearre bikend? Hoe leit dit? De heer Heidinga: Vraag 58 en vraag 59 gaan over het voorbereidingsbesluit bij het R.O.-beleid. Wij hebben dit kort geleden in de Commissie R.O. ook uitvoerig besproken, er was daarover door b. en w. een nota geproduceerd. Bij onze fractie heeft dit toch wel enige zorg teweeg gebracht. Wij hebben 2f ZLi jarenlang door middel van het werktuig voorbereidingsbesluiten bepaalde dingen nog een klein beetje in de hand kunnen houden. Nu die zaak echter verandert wordt dat voor de gemeente nog veel minder en klemt het veel meer dat wij op tijd bestemmingsplannen krijgen. Het is natuurlijk wel veel vaker in de raad gezegd en je kunt nu eenmaal geen ijzer met handen breken, maar in mijn fractie begint toch de overtuiging te heersen dat wij wel zullen moeten. Als wij deze zaak werkelijk voor de gemeente goed willen houden en als onze leefgemeenschap Leeuwarden vooruit zal kunnen en op tijd de nodige dingen zal kunnen doen dan zullen wij sneller moeten met de bestemmingsplannen. Daar helpt, dachten wij, niets aan. Het is op het ogenblik zo - wij krijgen in de Commissie R.O. regelma tig berichten over de voortgang van de ontwikkeling van de bestemmingsplannen - dat wij achter be ginnen te lopen; op een heel aantal plannen is dit 4 maanden, 5 maanden of soms een halfjaar. Nu zal ik de laatste zijn om onze dienst daar een verwijt van te maken, dat doe ik niet. Persoonlijk had ik het - ik heb het ook wel eens gezegd - eigenlijk wel verwacht dat het zo zou gaan. De materie is bijzonder ingewikkeld en er komen alsmaar nieuwe problemen bij de dienst die er dan even bij tussen door moeten. Dat kan te enen male niet. Toen wij hiermee begonnen hebben wij een werkschema opge maakt en wij hebben daar die plannen ingebracht waarvan wij zeiden: Die moeten klaar gemaakt wor den en dat doen wij volgens dit schema. Dat was precies de capaciteit die de afdeling had, dan waren ze vol. Onderhand - dat kan niet anders, dat brengt het leven nu eenmaal mee - komt daar telkens wat nieuws bij dat gebeuren moet en dat er dan tussendoor geschoven wordt. Hierdoor blijven andere plannen achter. Mijn fractie is van mening dat hier wat aan moet gebeuren en dat kost geld, zonder meer. En dat zit niet in de meerjarenraming. Daarom willen wij dit onderwerp graag claimen voor de grote vergadering en wij hopen dan meteen aan te geven waar wij menen dat het geld zal moeten wor den gevonden. Wij achten dit een levensbelang voor de stad, hier moet iets aan worden gedaan. Mijn fractie hoopt bij de plenaire zitting dus te komen met een voorstel omtrent uitbreiding van de dienst of uitbesteding van onderdelen, waarbij wij dan tevens zullen aangeven waaruit dat zal moeten wor den betaald. De heer Geerts: Een opmerking van wat formele aard. Het nemen van voorbereidingsbesluiTen is een zaak die voorbehouden is aan de raad. Het beleid dat ten grondslag ligt aan het nemen van voor bereidingsbesluiten zou dan ook, dacht ik, moeten liggen in de raad. Ik heb gisteravond in de Commis sie R.O. ook gezegd dat ik het eigenlijk niet voldoende vind dat deze nota alleen behandeld is in een besloten zitting van de Commissie R.O. Ik wil u dan toch ook wel met klem verzoeken om dit beleid in een plenaire raadsvergadering ter discussie te stellen. De heer P.D. van der Wal: Vraag 57 gaat er over hoe er bij de hogere overheden over de eventuele uitbreiding van de dorpen Lekkum, Wijtgaard en Wirdum gedacht wordt. In het antwoord staat: "Sedert dien hebben wij hierop geen officiële reactie ontvangen." Het is misschien wel dienstig voor de hele raad om te weten of u ook officieuze reacties hebt ontvangen. U hebt natuurlijk meer kanalen naar de P.P.D. en dergelijke lopen dan alleen de officiële. Als er officieuze reacties zijn dan wil ik dat graag weten. De heer Rijpma (weth.): Eerst iets over de Dorpennota en het bouwen in de dorpen. Er komt geen officiële reactie van alle instanties die betrokken zijn bij het overleg ex artikel 8. Dit wordt be schouwd als een intern gemeentelijk beleidsstuk en men heeft er geen behoefte aan en ook geen reden toe om dit te bespreken in een officiële zitting van de Commissie ex artikel 8, zoals dat heet. Er zijn wel officieuze mededelingen van deze en gene, daar heb ik zo nu en dan in andere zittingen ook wel blijk van gegeven. Het lijkt mij echter niet juist om in deze officiële vergadering meningen te geven van individuele personen van instanties die betrokken zijn bij dat overleg. (De heer P.D. van der Wal: U hoeft voor mij geen namen te noemen.) Dat zou betekenen dat het in de toekomst heel moeilijk zou worden om, wanneer je daar eens behoefte aan hebt, een hint, een indicatie, een aanwijzing t.a.v. bepaalde problemen te krijgen. Ik geloof niet dat dat kan. Er is wel op een andere wijze een reactie te verwachten. Wij hebben n.l. inmiddels het bestemmingsplan Wijtgaard ter beoordeling gegeven en daarover zal binnenkort de officiële reactie volgen. Wij hebben een weigering gehad op de voorge stelde procedure ex artikel 19. Men wil wel over Wijtgaard spreken, maar alleen dan wanneer het be stemmingsplan ook ter beoordeling wordt gezonden. Er is nog een tweede reactie te verwachten. Wij hebben n.l. ook het structuurplan Wirdum ter beoordeling gezonden en waarschijnlijk vindt daarover deze week een beoordeling plaats. Voor Wijtgaard zowel als voor Wirdum zullen dat dan officiële standpunten zijn en die kunnen dan ook onderwerp van verdere discussie uitmaken in de commissies of bij de beoordeling van de plannen in de raad. (De hear Miedema: Ik wol graech even ynterrumpearje om to foorkommen dat ik dit punt oanhalde moat. Ik soe noch graech in réaksje fan de wethalder hearre

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 13