3. Grondkosten en —transacties. De heer Bijkersma: Wij hebben ons wel een beetje verwonderd over de vraag omtrent het jaarlijks toepassen van een correctie van het inflatiepercentage (vraag 77). Het heeft ons wel aangesproken dat het college er niet direct toe over gaat een jaarlijkse correctie toe te passen, want de landsregeri doet dat uiteraard ook niet met de inflatie. ng Mevr. Brandenburg— Sjoerdsma: Punt 80 gaat over gelden die over blijven op bestemmingsplannen. De vraag wordt hier toegespitst op een bepaald plan, maar ik zou de kwestie op zich wel even ter sprake willen brengen. Wij hebben een fonds waarin wij de gelden storten die over blijven van bestem mingsplannen waar wij dan tekorten op andere bestemmingsplannen mee glad strijken. Nu meen ik dat in dat fonds momenteel ongeveer 2 miljoen zit van plannen die helemaal rond zijn en dat er andere bestemmingsplannen - zoals Goutum en Nijlan - zijn waarop nog overschotten te voorzien zijn. Nu zou onze fractie graag weer eens de besteding van die gelden ter discussie willen stellen. Wij gebrui ken die gelden op het ogenblik alleen om ergens anders tekorten op bestemmingsplannen glad te strij ken en wij zouden öf het hele fonds of een deel daarvan wel eens een andere bestemming willen geven. Wij denken daarbij dan aan werk in de stadsvernieuwing omdat wij daarbij constant kampen met te weinig middelen. Ik neem aan dat de wethouder daar niet zo maar op kan reageren, mijn vraag is ook niet zo concreet. Wij zouden dat punt daarom graag willen claimen voor de begrotingszitting. De heer Rijpma (weth.): Ik zou er dit van willen zeggen. Ik heb - u weet dat ik er ook wel eens mee geworsteld heb - ons besluit van 11 april 1974 nog eens te voorschijn gehaald en daar wordt na drukkelijk in gesteld: "Gelet op de grote risico's die de gemeente t.a.v. de exploitatie van gronden in bestemmingsplannen loopt, waarbij ook rekening dient te worden gehouden met de exploitatie van de grond van de Hemrik, Aldlan-oost, Aldlan-west en Camminghaburen, achten wij het nodig dat het thans berekende overschot" - dat was toen 1,8 miljoen - "in een door uw raad vast te stellen fonds ter dekking van exploitatie van grondplannen wordt gestort." Dat is een beslissing van de raad en ik zou mij - ik zeg het heel voorzichtig - kunnen voorstellen dat de raad van mening is dat de zaak nu het Al dl dn afgesloten is en nu Goutum vrijwel vol gebouwd is nog eens overwogen moet worden om te bekijken wat er met deze bestemmingsreserve gedaan zou kunnen worden. Men kan op het standpunt gaan staan dat dit een reserve moet zijn ten behoeve van Camminghaburen of ten behoeve van het nog niet in exploitatie voorziene deel van de Hemrik. U weet dat wij van 250.000,zeggen: Het is niet nodig want dit probleem speelt landelijk en daar komt dan ook wel een landelijke oplossing voor. Op basis van die uitspraak zou ik mij kunnen voorstellen dat de raad besluit de Hemrik ook uit te sluiten bij de toekomstige risico's, maar dan zou de beslissing moeten vallen of de raad van mening is dat de paar miljoen gulden die wij nog ter beschikking hebben als risicodekking moet gelden voor Camminghaburen of dat - waar ook uitdrukkelijk over gesproken is bij de instelling van dit fonds - de bestemmingsplannen die öf in positieve öf in negatieve zin hebben bijgedragen aan het fonds nog eens herbeschouwd moeten worden. Daarbij denk ik dan duidelijk niet aan stadsvernieuwingsgebieden, maar aan de wat oudere bestemmingsplannen, wel van na de oorlog. Het zou kunnen zijn dat in sommige wijken een zodanige situatie is ontstaan dat er moeilijkheden dreigen - als u begrijpt wat ik bedoel -, dat de leefbaarheid daar duidelijk symptomen vertoont die ons niet welgevallig zijn. Bekeken zou dan kunnen worden of wij die niet op de een of andere wijze zouden kunnen bestrijden, b.v. uit dat fonds. Maar dat zijn wat filosofieën die ik zo voor de vuist weg geef; ik heb niet de gelegenheid gehad daar met anderen over van gedachten te wisselen. U kunt die misschien meenemen in uw nadere beschou wing van dit punt. De Voorzitter: Mevr. Brandenburg claimt dit punt; dit komt dus nog terug in de plenaire zitting. 4. Stadsvernieuwing. Punten 81 t.e.m. 83. De heer Geerts: Ik geloof dat vraag 82 door u niet juist beantwoord is. Er wordt gevraagd waarom bij de ontwikkeling van de woonfunctie van de Hollanderwijk niet het gebied Hollanderhof wordt be trokken. U zegt in het antwoord dat dat gebied er wel in zit en dat dat wel bij het bestemmingsplan wordt betrokken. Dat was niet de bedoeling van de vraag. Wij hebben ons afgevraagd waarom het ge bied van de Hol landerwi jk meteen wordt uitgesloten als er gedacht wordt aan het uitbreiden van de woonfunctie. U weet dat wordt overwogen om de Simon de Vliegerstraat - die ligt daar vlak in de 9 buurt - af te breken. Het argument daarvoor is dat de bestaande woningen te weinig ruimte hebben en dat daar ruimte voor gecreëerd moet worden. Dat is op zich juist maar het is de vraag of dat juist is als op zeer korte afstand van die woningen een andere open vlakte ligt die ook voor dat doel gebruikt zou kunnen worden. De projectgroep is er van uitgegaan - ik dacht op aanwijzing van het college - dat daar de kantoorfunctie zou moeten worden gestimuleerd. Ik acht dit niet geheel juist, ik dacht dat voor dit gebied de woonfunctie beslist niet moet worden uitgesloten. Ik heb de discussies op de hea rings gevolgd en mijn indruk daarvan was dat de projectgroep zeer nadrukkelijk de opdracht had om voor de bestemming van dit gebied niet aan een woonfunctie te denken. Zoals ik al gezegd heb, dat vind ik niet juist. De hear Miedema: Punt 83 giet oer de fraech hwat wy dwaen sille mei oankochte gebieten, dit yn it ramt fan de stedsfornijing. De leste rigel fan it antwurd is: "overeenkomstig het door de gemeente gewenste tijdsbestek". Nou, my giet it even om dat "tijdsbestek". Om nou mar ien foarbyld to neamen ót de forskillende mooglikheden dy't der binne nim ik de Handelsdrukkerij. De gemeente hat dat kom- pleks op in gegeven momint kocht; der wurdt op 't heden in nij gebou set foar dit bidriuw en de kans sit der yn dat it aide pand binnen in jier forlitten wurdt. It is my net bikend dat de bislissing al nommen is hwat wy mei dat pand dogge, neffens my stiet yn de plannen dat de bistimming wenjen wurde sil. Dit is nou wer sa'n gefal dat wy dochs op koarte termyn in bislissing nimme moatte oer hwat wy dwaen sille mei it pand dat forlitten wurdt. Brekke wy it of en, as dat sa is, hwa bout der dan nij? Wy moatte by al dit soart saken foarkomme dat it aide pand tichtspikere wurdt of öfbrutsen wurdt wylst it gat net opfolle wurde kin. Ik wit hiel goed dat ik de amtners net mear Cinder druk sette mei dan al it gefal is, mar ik leau dochs dat al dit soarte projekten yn de binnenstêd freegje om it hanthavenjen fan it prin- sipe: Leech, dan ek sa gau mooglik de nije bistimming réalisearje. En dan sil it sa wêze moatte dat, as jo sa'n projekt tawize oan in bipaelde bouwer - ik nim it foarbyld fan de Vijzelstrjitte mar even -, jo dy bouwer ek hiel konkreet oan in termyn bine moatte en him der ek oan halde moatte. Op it mo mint dat sa'n bouwer seit: "Ja, mar ik moat dit en dat noch undersykje", dan sykje jo in oarenien. Der moat in hurd bilied wêze: Op it momint dat it pand leech is moat it nije forrize kinne; wy kinne net oeral gatten hawwe. De heer P-D. van der Wal: Wat punt 82 betreft kan ik mij aansluiten bij wat de heer Geerts heeft gezegd. Ik wilde er nog even aan toevoegen dat wij, nadat deze vraag is gesteld en het antwoord is geformuleerd, de Kantorennota hebben behandeld; toen is ook dit gebied aan de orde gekomen. In die discussie in de raad is duidelijk een zachter standpunt ingenomen dan door de projectgroep in zijn rap port - dat hebben wij nog niet maar wij kennen via de hearings wel de inhoud - wordt ingenomen. Zou de discussie over de Kantorennota ook nog invloed kunnen hebben op de samenstelling van dat rapport van de projectgroep? Ik heb in vraag 83 gevraagd of het college ook kan aangeven op welke wijze in de toekomst de procedure zal zijn bij het toewijzen van binnenstadsvernieuwingsprojecten; er worden in de vraag een aantal voorbeelden genoemd. Er wordt dan geantwoord: "Een ambtelijke werkgroep stelt thans een on derzoek in naar de vraag op welke wijze het bedrijfsleven ingeschakeld kan worden bij stadsvernieu wingsprojecten." Nou, dat was beslist niet de bedoeling van de vraag. Misschien voelt u de bedoeling van mijn vragen niet zo goed aan. T.a.v. vooral de Vijzelstraat en de Handelsdrukkerij ben ik als lid van de Commissie Ruimtelijke Ordening geconfronteerd met het feit dat een woningbouwvereniging dit al min of meer toegewezen had gekregen door de gemeente zonder dat de gemeenteraad daar iets van wist; ik wist er althans niets van. Iets dergelijks is ook gebeurd bij de St. Jacobsstraat. Ik vraag mij af: Hoe regelen wij in de toekomst de procedure t.a.v. onze eigendommen? Het gaat mij vooral om eigen dommen die zijn aangekocht in het kader van de stadsvernieuwing. Waar ligt de keuze tussen zelf doen en uitbesteden? Wordt die keuze alleen bepaald door b. en w. of moet die keuze door de raad worden gedaan; ik geef de voorkeur aan de laatste mogelijkheid. Verder is het de vraag welke voorwaarden wij stellen bij het uitvoeren van stadsvernieuwingsprojecten. De Handelsdrukkerij is een van de eerste projecten die op ons af komen. Ik hoop ook dat die zaak zo snel mogelijk wordt aangepakt, maar als ik de berichten die ik gehoord heb moet geloven dan is er al weer een woningbouwvereniging die een bekende architect heeft aangetrokken. (De Voorzitter: En daar bent u op een bekende manier tegen.) Ik ken de inhoud van de plannen niet maar de ervaring met deze architect heeft mij geleerd dat er dan waarschijnlijk wel weer afgebroken zal worden en dat er een compleet nieuw project zal komen; daar heeft hij hele filosofieën voor. Dat is een ontwikkeling die ik helemaal niet zie zitten in de binnen stad en zeker niet bij de Handelsdrukkerij. Ik wil daar als raadslid gewoon vroegtijdig bij worden be trokken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 16