¥2# 2Glfl wat betreft dit plan dus alleen over een personeelsuitbreiding. Wij zouden hier graag nadere inlich tingen over hebben. De heer P.D. van der Wal: Punt 138 gaat over het beleid van het college t.a.v. de semi-permanente en de permanente woonschepen. Ik heb hierover gelezen in de notulen van b. en w. en naar aanleiding daarvan is deze vraag gesteld. Op de vraag waarop de reden tot een geleidelijke vermindering van het aantal woonschepen berust antwoordt u o.a.: Deels op welstandsoverwegingen. Dat geldt dan, denk ik, vooral voor de permanente woonschepen. Mijn vraag is: Wat is er tegen op een beetje levendiger aan zicht in onze stadsgrachten? Daar zal het n.l. wel op neerkomen. Vallen onder dit beleid ook de be woonde ex-vrachtschepen die in onze stadsgrachten liggen, m.n. aan de Oostergrachtswol en aan een stukje Willemskade? Aan de ene kant - ik heb dit ook in de vraag gesteld - bevorderen wij dat er allerlei boten aan kunnen leggen b.v,. bij de Prinsentuin en aan de andere kant krijg je het idee dot wij de oudere garde woonschepen, waar de mensen eigenlijk veel meer baat bij hebben omdat ze er permanent in wonen, gaan weren uit ons stadscentrum. Ik wil hier graag wat duidelijkheid over hebben, want u zult begrijpen dat mijn fractie het niet met het beleid zoals dat nu gevoerd wordt eens is. De heer Rijpma (weth.): Ik dacht, mijnheer Miedema, dat het het beste is dat wij de vervanging van de agrarische deskundige maar eens tot een agendapunt maken in de Commissie Grondbedrijf. Dan kunnen wij naar aanleiding daarvan b. en w. eventueel nog wel nader adviseren. (De hear Miedema: Akkoart.) Dan de vraag van de heer Bijkersma. Ik dacht dat het op dit moment zo is dat voor dit jaar niet of nauwelijks uitbreidingen in de dienst voorzien worden, misschien op 1 of 2 afdelingen. Ik hoor net dat de management-afdeling van de Plantsoenendienst uitgebreid .wordt met 1 "persoon - dit is ook nader aangeduid in het beleidsplan - en dat de administratie van dezelfde dienst ook uitgebreid wordt met 1 persoon. Er wordt duidelijk op gedoeld dat, wanneer de werkzaamheden ten gevolge van stadsver nieuwing enz. toenemen en wanneer uitvoering aan bepaalde civieltechnische werken wordt gegeven, wij die misschien kunnen uitbesteden. Dat betekent aan de andere kant dat wij dan misschien toch niet zullen ontkomen aan een zekere uitbreiding van het personeelsbestand binnen de dienst omdat de voor bereiding en de begeleiding extra manuren zullen gaan kosten. Alleen, deze uitbreiding is in dit be leidsplan niet geraamd, wij komen daar in een volgend beleidsplan op terug. Wij hebben enige terug houdendheid betracht op dit punt. U weet dat er een ambitieuze planning is van stadsvernieuwingswerk zaamheden. De kosten zouden na een of twee jaar oplopen tot ongeveer 5 miljoen; dat zou nodig zijn voor de stadsvernieuwing. Wij hebben meegedeeld dat wij dat nog eens nader zullen bezien, want de gelden die wij op dit moment ter beschikking kunnen stellen bedragen hoogstens 1^ miljoen voor stads vernieuwingsgebieden en voor een aantal werkzaamheden in de civieltechnische sector. Wanneer wij onverhoopt meer gelden ter beschikking zouden krijgen, eventueel via een subsidiëring van het minis terie, en het tempo van de stadsvernieuwingswerkzaamheden opgevoerd wordt dan houdt dat heel duidelijk in dat het gemeentelijke apparaat, ook al besteden wij een heleboel werkzaamheden uit, enige uitbreiding zal moeten ondergaan. (De heer Bijkersma: Daar hebben wij wel begrip voor, maar wij zijn zo bang dat er straks zo maar een grote uitbreiding plaats kan vinden.) In dit beleidsplan wordt verder niets geraamd, dus dat zal in een volgend beleidsplan moeten komen en dan krijgt u heel duidelijk aangeduid waarom wij een dergelijke beslissing aan u voorleggen. Op dat moment bestaat er alle gelegenheid om voor en tegen uitvoerig te bediscussiëren. Het gaat niet stilletjes, dat kan in dit apparaat niet. (De heer Bijkersma: Akkoord.) Ik dacht dat het antwoord op vraag 138 voornamelijk sloeg op het aantal vaste ligplaatsen. Het aantal vaste ligplaatsen heeft in het verleden, waarschijnlijk mede ten gevolge van de woningnood, uitbreiding ondergaan zodat ook in landelijke gebieden woonschepen zijn verschenen. Op bepaalde plekken in het stedelijke gebied is ook een uitbreiding gegeven aan de permanente bewoning die de grenzen vanuit een bepaald oogpunt, welstandsoogpunt enz., eigenlijk overschrijdt. Het beleid van het college is er op gericht om op een aantal plaatsen de vaste ligplaatsen langzamerhand te beperken. Wij hebben geen maatregelen genomen - die staan ook niet in de beleidsbeslissingen van b. en w. - m.b.t. het verwijderen van vrachtschepen uit de wateren van de binnenstad, al kan bij toeneming van de bewoning van schepen in de binnenstad het probleem een omvang krijgen waardoor het niet meer verantwoord is de schepen in de binnenstad te laten liggen. (De hear Singelsma: Hwer moatte se dan hinne?) Er zijn dan waarschijnlijk een heleboel huizen beschikbaar, o.a. in Camminghaburen. Het be tekent dat wij de mensen niet onbeperkt toestemming kunnen geven daar te gaan wonen waar zij wil- I en. Er zijn op dit moment m.b.t. de stadsgrachten echter nog geen beleidsmaatregelen genomen en voor zover ik weet worden die ook niet voorbereid. (De heer P.D. van der Wal: jVoor vaste woonsche pen is er gesteldVoor vaste woonschepen wel. (De heer P.D. van der Wal: Uit welstandsover- wegingen? Is er dan geen vraag meer naar? Ik weet wel enkele gevallen op te noemen waarvan je zegt: Die maken er een enorme rotzooi van. Dan vind ik dat je tegen die bewoner op moet treden en niet tegen de hele groep.) (De hear Singelsma: Ik freegje my óf: Hat in boarger net it rjocht to kiezen om to wenjen yn in hós, in skip of in wein?) Hja kinne net mar wenje hwer't hja wolle, né. Jo meije net earne op in plein in "caravan" delsette, jo meije net earne in wenwein delsette, dan sil der earst plak oanwiisd wurde moatte. (Mevr. Visscher—Bouwer: Wij weten ook wel dat die in een woonwagen park moeten staan.) Dat is by skippen presys sa. It binne iepenbiere farwegen en dy falie ónder tasicht fan de gemeente of de provinsje. (De heer P.D. van der Wal: |Wie stoort zich nou aan schepen die per manent bewoond worden en die op het ogenblik in de gemeente liggen, op enkele uitzonderingen na die er inderdaad een rotzooi van maken? Kennelijk is er nog steeds vraag naar deze woonvorm.) Wij zijn.van mening dat er geen uitbreiding moet komen en dat op sommige plaatsen een beperking wense lijk zou kunnen zijn. (De heer P.D. van der Wal: In het b. en w.-besluitenlijstje staat: Alle plaatsen binnen de stadsgrachten moeten weg, maar Schenkenschans niet. En dat is nou uitgerekend een lande lijk gebied.) Binnen de stadsgrachten worden geen vaste verblijfplaatsen aangewezen. (De heer P.D. van der Wal: Als men daar ligt heeft men wel een ligplaatsvergunning.) Nee, men betaalt havengeld. (De heer P.D. van der Wal: De gemeente accepteert dat, ze hebben dus toestemming om daar te liggen. Die schepen staan op naam. Zodra de oude bewoner er dus uit trekt krijgt de nieuwe bewoner niet weer een nieuwe vergunning.) Nee. (De heer P.D. van der Wal: Die schepen moeten dus verdwijnen. Ik wil dit punt claimen en ook het punt m.b.t. de vrachtschepen. In het besluitenlijstje van b. en w. staat De Voorzitter: Ik constateer dat de heren Van der Wal en Singelsma dit punt willen claimen. Wij noteren dat. Het record van de zittingsduur van afdeling II is hiermee gebroken; hartelijk dank voor uw mede werking daaraan. De Voorzitter sluit, om 22.15 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 22