4(s> Punt 12 (bijlage no. 404). De heer Van der Wal: Ik ben mij er van bewust dat ik er beter in de Commissie Ruimtelijke Orde ning over had kunnen beginnen, maar ik kon helaas het begin van de betreffende vergadering niet bij wonen. Het gaat mij om de omgeving van de Tweebaksmarkt. Op de planning binnenstad is dat nr. B5 en dat klopt ook precies met de grenzen die op de hierbij geleverde kaart zijn aangegeven. In dat zelfde gebied zitten ook B6 en B9. Nu zegt u dat misschien niet zoveel als u de kaart er niet bij hebt, maar dat B9 ligt ten noorden van dit gebied en bestaat uit twee vrij kleine blokken. M.n. met betrek king tot het blok dat tussen Droevendal, Turfmarkt, Tuinen en Oostergrachtswal zit zijn vrij recent ontwikkelingen op gang gekomen. Ik zou eigenlijk voor willen stellen het gebied B9 op te delen en naar B6 en B5 te brengen. Ik zou graag willen dat dat op korte termijn bekeken wordt zodat het blok dat ik net noemde nog bij dit voorbereidingsbes luit kan. Als wij gaan wachten tot het in de planning zit dan wordt het 1983 voor dit blokje. Als wij het er nu bij pakken dan is dat veel eerder en kunnen wij er volgens de nieuwe beleidslijnen een voorbereidingsbesluit voor nemen. Dan hebben wij de hele Oosterkadewand in één plan zitten, n.l. B5. Ik zou graag een reactie hebben op deze suggestie. De heer Rijpma (weth.): Ik vind het bijzonder moeilijk om hier stante pede op te moeten reage ren. Dit heeft een technische achtergrond die ik op dit moment onmogelijk kan bekijken. Ik stel voor om dit voorbereidingsbesluit te nemen overeenkomstig het voorstel dat aan de raad is gedaan. De heer Van der Wal: Misschien is het mogelijk het in de volgende vergadering van de Commissie Ruimtelijke Ordening nog eens te bekijken. Ik heb niet het nu voorgestelde voorbereidingsbesluit aan gevallen; dat vind ik uitstekend. Het lijkt mij alleen uit tactische overwegingen beter dat ene rela tief vrij kleine blok er bij te betrekken, omdat daar inderdaad ontwikkelingen aan de gang zijn die ook rechtstreeks op het nu aan de orde zijnde gebied inwerken. Ik kom er in de volgende commissie vergadering nog wel op terug. Ik hoop in ieder geval dat het in welwillende overweging wordt genomen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 13 (bijlage no. 401 De hear Miedema: It slimste punt dat hjir foar us fraksje yn sit is de roailijn fan "Achter de Grote Kerk". De ried hat dêr in bislüt oer nommen. De ried hat ek in taek op it mêd fan de folkshüsfêsting. It kolleezje hat doedestiids in goed foorstel dien. Ut in eachpunt fan de hiele opbou dêr eri ek sjoen de folkshüsfêsting miene wy dat it foorstel dat it kolleezje doedestiids dien hat in goed foorstel wie en hwat dat oangiet soene wy sizze moatte: Wy binne tsjin dit foorstel. It is yn wêzen in normale saek dat Monumintesoarch in bislissing nimt en dat wy us dêroan konformearje. Mar hjir leit it dudlik oars. Wy hawwe earst in bisIut nommen en der wurdt nou fan us forwachte dat wy dat werom draeije. Us fraksje hat it dêr net sa maklik mei. Dit is in nochal komplekse saek en dit gefal stiet net op him- sels. Wy komme op folie mear terreinen fan it gemeentlik bilied tsjin dat de ryksoerheit de ried gjin baes lit mar himsels baes makket. Dêrom binne wy dochs fan bitinken dat wy it ryk op dit iene punt ek noch mar wer gelyk jaen moatte. It greatste part fan us fraksje giet mei it ütstel mei sa't it nou dien wurdt, mei dizze restriksje dat wy - wy hechtsje der oan dit nou to sizzen - hjir by de bigreatings- bihanneling yn de algemiene skógings op werom komme. Wy binne dwaende in moasje oan de minister yn inoar to setten dy't wy de ried dan foarlizze wolle; dêryn sille us greate biswieren ta utering kom me tsjin dizze gong fan saken. Wy miene dat wy as ried fan in gemeente dit bilied eins net langer ak- septearje kinne. It liket us net goed to dat ta utering komme to litten by dit punt, wy fine dit mear in algemien punt en dan is de bigreatingsbihanneling it béste plak. Dat duorret ek net sa lang mear. It greatste part fan us fraksje giet dêrom under protest akkoart mei dit ótstel om de saek net op to halden, mar wy komme hjir by de bihanneling fan de bigreating op werom. Mevr. Visscher—Bouwer: Na het verhaal van de heer Miedema hoef ik hier niet meer zoveel over te zeggen. Ook wij hebben hier 'erg veel moeite mee. Wij hebben net als de C.D .A.-fractie gezegd dat wij de zaak niet op willen houden en zullen dus niet tegen stemmen. Wij vinden dit evenwel erg centralistisch. Eerst worden wij gedwongen daar een straatwand af te breken door de rijkssaneringsrege ling voor de aankoop van bedrijven; een mogelijkheid om het bedrijf uit te kopen en het pand te laten staan was er niet en dus zitten wij aan die rijksregeling vast. Als wij dan zeggen dat wij het uit een oogpunt van volkshuisvesting gunstig vinden om, als wij toch nieuwbouw moeten plegen, de rooilijn wat te verleggen dan wordt ons weer een andere regeling onder de neus geduwd. Hoewel wij deze gang van zaken betreuren zullen wij dus achter het voorstel gaan staan. Deze gang van zaken doet een beetje denken aan de stoep voor de kleuterschool waar men zich mee bemoeit. (De heer Ten Brug (weth.): Daar moeten ze afblijven.) De heer De Beer: Wij denken er precies zo over als de vorige sprekers tot uitdrukking hebben doen komen. Wij vinden het ook een beetje vervelend dat wij hier a bout portant over moeten beslissen. Wij zullen hier niet tegen stemmen, maar ik sluit mij volledig aan bij de woorden van de heer Miedema. De heer C. de Jong: Als ik goed ben gei'nformeerd is de restauratie van de Grote Kerk nog niet he lemaal ten einde aangezien er nog een verbindingsgang moet komen met de Kosterij. Zou het nu geen overweging verdienen te zeggen: Laten wij dit punt aanhouden tot wij duidelijk weten hoe de situatie zich daar gaat ontwikkelen? De procedure m.b.t. de verbindingsgang moet nog helemaal opgezet wor den, die zaak moet alle gemeentelijke kanalen nog passeren. Zou straks niet het gevaar bestaan dat, als die verbindingsgang er komt, men zegt: Wat jammer dat wij dit nu hebben vastgelegd, want de ont wikkeling in deze straat is nu zodanig dat het misschien beter toch anders kan. Daarom geef ik u in overweging om dit punt aan te houden tot over enkele maanden deze zaak een duidelijker gezicht heeft gekregen. De heer Van der Wal: U zult begrijpen dat wij een beetje tweeslachtig tegenover deze kwestie stoan. Wij hebben destijds een motie ingediend om de voorgevel rooi lijn niet te verplaatsen; die motie is afgestemd en de meerderheid van de raad heeft gezegd dat die rooilijn wel verplaatst moet worden. Formeel geredeneerd ben ik het met de vorige sprekers eens dat het dan niet meer past dat de rijksover heid in dit soort kwesties anders beslist dan de gemeenteraad. Aan de andere kant moet ik zeggen dat wij destijds ongeveer dezelfde argumenten hebben gehanteerd als Monumentenzorg en het ministerie nu hanteren. Inhoudelijk zijn wij daarom niet zo ongelukkig met deze wijziging in de plannen. Wij kunnen dus ook vrij gemakkelijk hierin meegaan. Ik heb alleen nog één punt. In de eerste alinea van pagina 2 van de raadsbrief staat de zin: "Hoewel wij van mening blijven dat het creëren van meer ruimte aan Achter de Grote Kerk ten goede zou komen aan de bewoonbaarheid van de nieuw te bouwen woningen, zijn wij bereid te onderzoeken of het mogelijk is particuliere gegadigden voor de realisering van nieuw- bouwplannen in de huidige voorgevelrooilijn te vinden." Als er nu particulieren komen die zeggen: Ik wil het pand zoals het er staat vernieuwen, dus geen nieuwbouw maar grondige aanpassing, wat ge beurt er dan? Ik neem aan dat dat dan ook door het college wordt bevorderd en dat het niet per se nieuwbouw hoeft te wezen. De heer J. de Jong: Ik heb met belangstelling geluisterd naar de reactie van de diverse raadsleden op de zaak die voor ons ligt. Ik moet u zeggen dat ik van mening ben dat het college destijds een goed voorstel heeft gedaan; de raad is daar ook achter gaan staan. De wethouder heeft in de Commissie Ruimtelijke Ordening gezegd dat het een zaak is van de gouden koorden van Den Haag. Dat zal mij een zorg zijn. Als hier in Leeuwarden door de raad een besluit wordt genomen dat op deze manier zo maar van de kaart wordt geveegd dan kan ik daar geen genoegen mee nemen. Ik ben hier tegen. De hear Singelsma: Al dizze luden fan riedsleden dy't harren forungelike fiele soenen my tige oan- sprekke moatte, hwant hjir stapt it ryksregear yn it plak fan de ried fan de gemeente Ljouwert. Mar men moat, leau ik, de saken ek net al to swart sjen. Men wit fan to foaren dat it ryk bipaelde easken stelt; der moatte u.o. kaerten komme oer de architektoanyske situaesje en oer hoe't it gehiel past yn it strjit- teforrin en men hechtet tige greate wearde oan it forrin fan de strjitten en gevelwanden. Dat is in ge geven. Wy hawwe miskien by it fêststellen fan it plan net genoch acht slein op de bitingsten fan de Rykstsjinst foar de Monumintesoarch. En nou kinne wy wol hiel hwat wurden smoarch meitsje oan dit yn- gripen fan it ryk, mar ik leau dat it yn wêzen wol hwat ta fait. Yn wêzen moat der in tasjochhaldend orgaen wêze dat de situaesje fan alear rekonstruearret en soarget dat dy werom komt. Wy moatte nei myn bitinken net to swier tille oan dit yngripen fan it ryk. Der binne wier wol oare dingen dy't harren foar desintralisaesje liene as allinnich dizze saek fan Monumintesoarch. Dan soe ik wol folie swierdere arguminten oanhelje kinne. Ik bin it wol iens mei hwat hjir sein is troch Monumintesoarch. De heer Ten Hoeve: Nog één opmerking. Het is net alsof de rijksdienst hier ingrijpt. In de eerste plaats is er in de brief sprake van twee instanties, n.l. de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en het Ministerie van Volkshuisvesting. Verder is het zo dat de rijksdienst helemaal niet beschikt over wette lijke kaders op grond waarvan zij ons kan voorschrijven dat die wand wel of niet verplaatst moet wor den. Wij hebben als raad dus de volle vrijheid om te zeggen: Die wand moet naar achteren verplaatst

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 25