14 ven." Ik vind dat hierom zo vreemd omdat de C.B.D. een door overheidsinstanties deugdelijk gecon troleerde instelling is waarvan ik aanneem dat die vast wel op de vingers wordt getikt als de tarieven of alles wat daar verder aan rekeningen de deur uit gaat niet zouden deugen. U treedt hiermee naar mijn smaak wel teveel in de bevoegdheden van het bestuur van de Openbare Bibliotheek. Om eens een voorbeeld te noemen wat u misschien buiten de orde zult vinden, u stelt aan het bestuur van Cambuur toch bij subsidiëring ook geen voorwaarden wat betreft het aankopen van spelers. (De Voorzitter: Dat subsidiëren wij ook niet.) Daar hebt u op zichzelf misschien gelijk aan, maar als daar verder ook niet in gecontroleerd wordt weet u niet of het er misschien toch niet aan besteed wordt. Maar afijn, los daarvan bevreemdt mij deze zaak. Misschien kan de wethouder wat opheldering verschaffen. De heer Visser: U vraagt goedkeuring op de begroting 2e halfjaar 1975; u voegt er aan toe dat het eigenlijk weinig zinvol is om dit nog te becommentariëren. Wij zijn dat wel met u eens; 1975 is al diep in de nacht verdwenen. En dan kom ik meteen bij 1976. Ook 1976 is bijna om en ik dacht dat ook hier eigenlijk hetzelfde voor gold. Wij hebben daar nog wel een paar opmerkingen bij. Wij zijn het met u eens wanneer u op het standpunt staat dat de discotheek en de schoolbibliotheek kostendekkend moeten zijn; dat standpunt delen wij volledig. Wij kunnen er ook mee instemmen dat u een post van de rijksbijdrage doorschuift naar het verenigingsbestuur. Dan komt er een zinsnede in de raadsbrief waarin u stelt dat deze begroting u overigens geen aan leiding geeft tot het maken van opmerkingen. Die menen wij wel te hebben. Wanneer wij uit de cij fers zien dat de aanvankelijke begroting 1976 straks overschreden gaat worden met een bedrag van 157.000,dan komt dat neer op een overschrijding van 27%; wij zijn van mening dat een van de pijlers, niet van de democratie(Gelach) maar van het beleidsplan toch wordt ondergraven. Omdat wij dit in breder verband willen zien willen wij eigenlijk op de zaak van de overschrijding van diverse subsidies terug komen tijdens de begrotingszitting. Dan nog één concrete vraag: Heeft de gedachte ook bij u voorgezeten om wat betreft de begro ting 1976 het verenigingsbestuur in overweging te geven de contributie te verhogen? Als dat niet het geval is geweest, overweegt u dit ook voor 1977? Dat is dus een concrete vraag m.b.t. dit voorstel. De heer Schaafsma (weth.)Ik wilde maar beginnen bij de goede punten; dan heb ik voor de nare punten nog wat uitstel en kan ik er ondertussen nog wat over nadenken. De heer Buising heeft gezegd dat de aanschaf van 6.100 boeken de instemming van zijn fractie heeft. Ik ben daar wel blij mee, want de mogelijkheid om eenmalig tot die aanschaf te komen zat er nu in en wij menen dit ook te moeten honoreren. Wij zitten op het ogenblik met een bibliotheek die landelijk gezien een boekenbestand heeft dat vrij ver onder het gemiddelde zit - ik dacht dat ik het dan nog een klein beetje optimistisch bekeek -, als wij een vergelijking trekken met de andere pro vinciale hoofdsteden dan zitten wij aan de onderkant wat het aantal boeken betreft. Deze boeken zijn dus zeer wel nodig. Wij lopen wat die boeken betreft in feite misschien iets vooruit op het stand punt van het normenrapport dat er is t.a.v. het aantal boeken van een bibliotheek, maar tussen de norm die gesteld wordt en het aantal dat in feite aanwezig is is nog zo'n groot verschil dat die 6.100 boeken bij lange na niet het aantal is dat van deze bibliotheek een bibliotheek maakt die in het landsgemiddelde past. Er is in de tweede plaats door de heer Buising gezegd dat de ƒ48.300,ten behoeve van de au tomatisering akkoord is. Er is in die zin een beperking bij gemaakt dat wij wel hopen dat het rijk deze automatisering mee zal nemen in het subsidie. U weet dat er een personeelsstop is; u zou het zo kun nen zien dat die automatisering wat dat betreft misschien toch een verkapte uitbreiding zou zijn, maar zo zien wij het zeker niet, want het gaat volgens ons om een efficiency die in dit bedrijf zeer wel nodig is. Dan komen wij tot het eerste punt waar een verschil van mening in zou kunnen zitten; dat is n.l. de goedkeuring door b. en w. van de overeenkomsten die het bestuur van de Openbare Bibliotheek sluit met de Centrale Bibliotheekdienst. Het is niet de bedoeling van het college - ik hoop de twijfel van de heer Buising weg te kunnen nemen - om in de bevoegdheden van het bestuur te treden. U zegt dat de C.B.D. ook door de overheid gecontroleerd wordt; dat is ook zonder meer het geval, deze dienst wordt gecontroleerd op de cijfers, op de uitkomsten. Maar waar het om gaat is dat het onderling beleid dat hier te voorschijn komt voor ons op het ogenblik financiële consequenties heeft waarvan wij zeggen - de heer Visser heeft dat ook opgemerkt - dat, willen wij in redelijkheid met deze Openbare Bibliotheek binnen ons beleidsplan blijven, wij wel inzicht moeten hebben in de conse quenties van eventuele overeenkomsten die het bestuur aangaat; die kunnen wij dan op een eerder tijdstip aan u meedelen. Want wat is het geval? Wij hebben sinds de invoering van de nieuwe Biblio theekwet - dat was vorig jaar - hier eerst heel lang zitten te wachten op de aanvullende maatregelen «57 die nodig waren om tot uitvoering te komen en om de begroting 1976 op die nieuwe maatregelen rond te krijgen. Die maatregelen moeten nog komen en wij hebben daarom in arren moede besloten het dan maar op de oude toer té doen. Dat betekent dus dat wij conform de richtlijnen bezig geweest zijn en dan kom je inderdaad met de confrontatie dat het ogenschijnlijk zo is dat het bibliotheekwerk volgens het beleidsplan een grote overschrijding gaat vertonen. Maar wat er in werkelijkheid gebeurt is niets anders dan dat wij op de nieuwe basis bezig zijn. De consequentie is dat wij achteraf bij de raad ko men met een bedrag waar je inderdaad wel tegen aan kunt hikken. Er is een verschil tussen de uitvoe ring van de Bibliotheekwet en de door de heer Buising als voorbeeld genoemde subsidiëring van Cam buur. Bij Cambuur liggen de bedragen vast omdat je zelf baas bent, maar bij het bibliotheekwerk ligt dat anders omdat wij wat de Bibliotheekwet betreft niet anders zijn dan uitvoerder van hetgeen het rijk voorschrijft. Op een gegeven ogenblik betekent dat dat je via de rijksbijdrageregeling het verdere tekort moet aanvullen. De heer Visser heeft even gememoreerd dat het tweede halfjaar van 1975 lang voorbij is en dat 1976 ook bijna voorbij is. Ik heb u zopas trachten duidelijk te maken wat de achtergrond daarvan is. Het is voor de medewerkers ook een zeer moeilijke zaak om op grond van de algemene Bibliotheekwet actie te ondernemen; men heeft zo lang mogelijk gewacht omdat men dacht dat er richtlijnen van het ministerie zouden komen zodat men op die basis zou kunnen werken. Dat is dus niet gelukt. Dan is nog even de discotheek genoemd. De heer Visser heeft gezegd het met onze visie daarop eens te zijn. Verder heeft hij gesproken over de overschrijding; ik heb getracht duidelijk te maken wat de ach tergrond daarvan is. De heer Visser wil bij de begrotingsbehandeling op de overschrijdingen terug komen. Verder heeft hij nog even gesproken over een eventuele contributieverhoging. Het is op het ogen blik zo dat het voorstel tot contributieverhoging in de Culturele Raad is geweest; daar heeft men ge adviseerd de contributie niet te verhogen. Ik meen dat dat voorstel ook al over was genomen, maar dat durf ik niet met zekerheid te zeggen. De Culturele Raad heeft in ieder geval het advies gegeven geen verhoging door te voeren. Het maakt trouwens op het totale bedrag zeer weinig uit, ik meen dat het dan in de orde van grootte van enkele tienduizenden ligt. De heer Buising: De schakel begint eigenlijk bij het rijk. Het rijk zorgt er niet voor dat de alge mene maatregelen van bestuur die de uitvoering van de Bibliotheekwet moeten regelen zo vlug en zo danig op tijd komen dat de gemeente weet waar hij aan toe is en dus - de wethouder zei het al - doen wij in arren moede maar op de oude toer. Dan komen wij bij de laatste schakel en dat is de biblio theek zelf die wel het gevoel heeft daar de dupe van te zijn. Ik kan mij indenken dat de gemeente dat ook niet wil zijn; daar gaat het verder helemaal niet om. Ik kan mij echter ook voorstellen dat het bestuur van de Openbare Bibliotheek zegt: Waarom zou dat onze schuld moeten zijn. Ik heb zo het idee dat men, vooral wat de laatste zinsnede van de raadsbrief betreft, in de kringen van het bestuur nogal - laat ik het zachtjes zeggen - in zijn wiek geschoten is.,Ik heb zo'n idee dat het niet onver standig zou zijn als daarover nog eens overleg tussen de wethouder en het bestuur zou komen. Dan heb ik nog één opmerking en die richt ik, via u, mijnheer de voorzitter, aan de heer Visser; die betreft de verhoging van de contributie. Zoals de wethouder al zei, de Culturele Raad heeft het advies uitgebracht de contributie niet te verhogen; bovendien is de contributie voor de jeugdleden - dat wil ik in dit verband nog wel even noemen - op last van C.R.M. afgeschaft, het moet, geloof ik, tot 18 jaar gratis wezen. Wat dat allemaal niet aan extra werk en extra geld vergt schijnt onvoorstel baar te zijn. De heer Visser: De wethouder heeft, dacht ik, geen antwoord gegeven op mijn vraag of het col lege ook overweegt om het verenigingsbestuur te confronteren met - nee, dat is een verkeerde uit drukking -, aanwijzingen te geven voor een contributieverhoging voor 1 977 en stellig voor 1978. Wat de overschrijding betreft zou ik alleen nog willen zeggen: Wij moeten dit natuurlijk goed bekijken in samenhang met de uitgangspunten van het beleidsplan en de bikkelharde voorwaarden die het Ministerie van Binnenlandse Zaken stelt. Wij worden vastgepind op een percentage beneden 10% en als je dan zulke overschrijdingspercentages ziet dan mag je dat naar mijn mening wel eens in je overwegingen betrekken. De hear Singelsma: As ik it goed bigrepen haw dan pleitet de hear Visser min ofte mear foar in kontri hés jeforheging. Ik fyn dat in goede saek. It is ntl. de hear Drees jr. dy't in goed ynsjoch hawn hat yn it gat dat eltse kear yn de bigreating untstiet. Eltse minister fan Finansjes bliuwt mei in gat sitten. Wy hawwe it al hawn oer it gat fan Witteveen, it gat fan dy minister en fan dy minister. (Mevr. Willemsma—de Jong: :Nelissen niet.) Né, Nelissen tafallich net, mar dy moast dan ek fordwine. Men

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 30