V8 bo
dat deze functie nog zo omschreven zou kunnen worden als destijds de samensteller van de Gemeente
wet heeft gedaan; deze zag de secretaris nog slechts als de man die de raad moest bijstaan door te
zorgen voor de notulen, door het gereed maken van stukken die behandeld moesten worden en door het
verrichten van het nodige schrijfwerk ten behoeve van het bestuur. Deze functie heeft zich inmiddels
in een heel andere richting ontwikkeld. De man die het nu moet doen zal veel meer zijn aandacht
moeten richten op de coördinatie en communicatie binnen het ambtelijk apparaat, op organisatiepro
blemen, op personeelsproblemen. Dat alles heeft de functie van de secretaris verzwaard. Om deze
functie in deze tijd op een juiste wijze te kunnen uitoefenen zal de secretaris naar mijn oordeel een
man moeten zijn die wat buigzaam is in zijn denken en doen. Hij moet beseffen dat er maar weinig
zaken zijn welke niet tijdgebonden zijn. Veel verandert, hij zal daar rekening mee moeten houden,
hij zal zich moeten kunnen aanpassen, hij zal daar ook aan mee moeten werken. Wanneer hij dat doet
dan zal hij in zijn werk kunnen slagen. Het feit dat u vanavond unaniem tot dit besluit bent gekomen
zal mij daarbij van grote steun zijn. Ik ben u bijzonder erkentelijk voor deze eervolle benoeming en
ik hoop het vertrouwen dat u in mij gesteld hebt ook waar te maken. Ik zou tenslotte nog het volgende
willen zeggen. Het spijt mij dat ik ook vanavond weer de heer De Jong heb moeten vervangen. Ik heb
in de 6 afgelopen jaren op een bijzonder prettige wijze met hem samengewerkt. Ik heb van dichtbij
gezien met hoeveel plichtsbesef hij zijn werkzaamheden verrichtte en hoe hij zich steeds heeft inge
zet voor de gemeentelijke zaak. Hij is mij de laatste jaren steeds meer bij zijn werk gaan betrekken;
dat heeft nu het grote voordeel dat ik te zijner tijd gemakkelijker zijn werk kan overnemen. Ik hoop
dat de beslissing van vanavond een gunstige beslissing zal blijken voor de gemeente Leeuwarden.
Wat mij betreft, ik zal er alles aan doen om het zo ver te brengen. (Applaus)
Punt 28b (bijlage no. 398).
Aanbeveling:
mevrouw F.F. Bergsma-Israël
Benoemd wordt de aanbevolene met algemene stemmen.
De heren J.F. Janssen en L. Visser vormden met de voorzitter het stembureau.
De Voorzitter: Er is vanavond een raadslid voor. het laatst in ons midden. De heer J. de Jong, lid
van de fractie van de V.V.D. en van deze fractie de laatste tijd voorzitter, is vorige week bij mij op
bezoek geweest en heeft mij te kennen gegeven dat het in zijn voornemen lag te bedanken als lid van
deze raad. Ik heb daar een gesprek met hem over gehad en ik moet eerlijk zeggen dat ik toch wel
even onthutst was en ik ben dat niet zo gauw. Ik weet met welk een inzet de heer De Jong zich al
ruim 6 jaar lang gekweten heeft van zijn lidmaatschap van de gemeenteraad en verscheidene commis
sies. Hij is een bijzonder actief raadslid geweest; hij dook diep in de problemen. Hij was niet de ge
makkelijkste in uw kring, van een eenmaal door hem ingenomen standpunt kwam hij niet meer zo ge
makkelijk los. Vaststaat dat de heer De Jong met een geweldige inzet dit werk heeft gedaan. Het zou
niet zinvol zijn en het zou ook te veel tijd vergen om te trachten alle punten waar de heer De Jong
zich speciaal mee bezig heeft gehouden nu hier de revue te laten passeren, maar ik mag toch wel en
kele voorbeelden noemen hoe intensief een raadslid ergens mee bezig kan zijn. Degenen die hier in
dit gebouw wel eens de laatste trappen op klimmen zien daar een maquette staan waaraan de heer De
Jong samen met de heer Schaafsma enorm veel tijd en energie heeft besteed. Waarom? Omdat hij erg
bewogen was met de voorstellen die destijds in gang waren, het z.g. Leeuwarden-hoog. Hij heeft niet
alleen met een paar toespraken zijn zienswijze die toch wel een totaal andere was toegelicht, hij
heeft er uren en uren aan besteed om dat ook visueel te maken. Ik vind dat daarom zo interessant om
dat je daaraan ziet op welk een wijze een raadslid met de zaken van de gemeente bezig is geweest.
Een probleem van een heel andere orde - ik weet uit verschillende gesprekken dat dat de heer De
Jong erg bezig gehouden heeft en dat hij er erg veel tijd aan besteed heeft - is de woningbouw. Wij
hebben wat dat betreft moeilijke jaren gehad, sommigen wijzen wel eens met de vinger in een bepaal
de richting. Ik heb net de overgangsfase meegemaakt en ik geloof dat wij destijds met elkaar te laat
hebben gezien dat het tempo wat de woningbouw betreft zo hoog zou worden; wij zijn toen - ik praat
over meer dan 5 jaar geleden - op een te laat tijdstip begonnen met een ombuiging, wij zijn wat te
langzaam geweest om de achterstand die wij reëel hadden in te halen. Voor die ombuiging was een
enorme inzet nodig en u, mijnheer De Jong, hebt toch ook wel een geweldig aandeel gehad in dit
van de grond krijgen, plannen maken om de woningbouw, aangepast aan de inmiddels veranderde om
standigheden, weer goed op gang te krijgen. Op dat punt zijn er duidelijk meningsverschillen ge
weest, maar dat vind ik nooit het belangrijkste, je moet allereerst mensen hebben die bereid zijn zich
in te zetten voor de gemeentelijke zaak en u behoort stellig tot die categorie. Daarom vind ik het
toch ook jammer dat u gemeend hebt deze stap te moeten zetten. U hebt mij daarvoor een aantal mo
tieven genoemd; u weet dat ik uw motieven niet allemaal deel, maar wij hebben ze te respecteren. Ik
wil u nu, mijnheer De Jong - ik ben er van overtuigd dat ik daarbij de tolk ben van ons allen, hoe
divergerend de meningen soms ook geweest zijn -, hartelijk dank zeggen voor de tijd, de energie en
de bewogen belangstelling die u al deze jaren voor de gemeentelijke zaken hebt gehad. Hartelijk dank
en het ga u verder bijzonder goed. (Applaus)
De heer J. de Jong: Ik dank u hartelijk voor uw woorden. Ik geloof dat u allemaal wel begrijpt
dat ik in het verleden steeds veel belangstelling heb gehad voor deze stad en dat ik dat in de toe
komst ook zal houden. Ik heb graag gewerkt aan de dingen die ons werden voorgelegd, maar het is
voor mij een zaak geworden die ik niet meer kan overzien. Ik ben van mening dat de ontstellende
hoop papieren, rapporten, herschreven rapporten enz. voor een raadslid, althans voor mij, de zaak
zodanig moeilijk heeft gemaakt dat ik geen zin meer zie in een daadwerkelijk deelnemen aan het
werk van de raad. Ik ben van mening dat je moet kunnen overzien wat je doet en dat je je daarvoor
dan moet inzetten. Ik heb u, mijnheer de voorzitter, enkele voorbeelden gegeven, waarvan ik er nog
één - niet als grief, maar als duidelijk voorbeeld - wil aanhalen. Deze raad heeft in 1973, meen ik,
gediscussieerd over de integratie van de Dienst Stadsontwikkeling. Daar zijn vele gesprekken over ge
weest. Er is uiteindelijk een beslissing van deze raad uit gekomen. Daaraan lag een rapport ten grond
slag, een rapport dat ook deze integratie administratief overzichtelijk zou regelen. Wij zijn nu 3 jaar
verder. Ik heb hier 3 jaar aan getrokken; dat is in de commissie, maar ook in de raad bekend. En op
dit moment is er geen inzicht, men weet niet waar men het over heeft. Ik neem het de wethouder he
lemaal niet kwalijk wanneer hij op een bepaald moment stelt: u kunt het wel vragen, maar ik weet
het ook niet. Maar ik beluister nu dat het college - het zal dan ook wel weer de geldbuidel zijn die
tot deze beslissing leidde - een dienst die zo belangrijk is en waar wij zoveel geld aan hebben be
steed - daar hebben wij achter gestaan - om de zaak te ordenen toch eigenlijk niet gaat integreren;
de zaak blijft uit elkaar, de dienst moet wachten wat de huisvesting betreft en moet blijven sukkelen.
Dat vind ik treurig, dat vind ik heel erg. Ik kan begrijpen dat er ambtenaren zijn die zeggen: Nou ja,
ik doe het wel, het'dient mijn tijd wel uit. Ik vind dat wij hier qua beleid op het verkeerde spoor zit
ten. Dat is de hoofdoorzaak dat ik zeg dat ik voor mij zelf niet langer de verantwoordelijkheid kan
dragen voor de mij opgedragen taak; ik kan daarom die taak niet voortzetten. Ik dank u allen zeer
hartelijk voor de vriendschap die ik in deze raad heb ondervonden en ook voor de tegenspraak die ik
wel eens heb gekregen, dat hoort er nu eenmaal bij. Ik zal vaak met plezier aan deze tijd terug den
ken en ik zal echt de zaak wel blijven volgen want die heeft en houdt mijn belangstelling. (Applaus)
De heer Heidinga: Als nestor van de raad heb ik geen behoefte om op al deze toespraken ook nog
iets te zeggen. LT, mijnheer de voorzitter, hebt al namens de raad gesproken. Ik heb als nestor van de
raad echter toch wel het recht en de plicht om u, mijnheer de voorzitter, met uw huwelijksjubileum
dat twee dagen geleden gepasseerd is namens de raad te feliciteren. U hebt het de afgelopen tijd niet
zo gemakkelijk gehad en wij weten allemaal dat u met ijver en met kracht werkt. Wij zijn het soms
niet met u eens, maar dat hindert niet. Wij zijn er wel van overtuigd dat u uw best doet en dat u pro
beert voor de gemeente te bereiken wat mogelijk is. Als wij mannen dan een vrouw hebben die ons
steunt in de strijd, een vrouw die achter ons staat, die ons lief heeft, waar wij mannen trots op zijn
en waarmee wij dan 35 jaar verenigd mogen zijn dan is dat een grote gelukwens waard die wij u bij
deze geven. Wij hopen dat u nog lang samen gespaard moogt blijven en dat u nog lang gelukkig moogt
zijn. (Applaus)
De Voorzitter: Hartelijk dank, mijnheer Heidinga, voor uw woorden en u allen voor uw instem
ming daarmee.
Wij zijn nu aan het einde van deze vergadering gekomen; ik dank u voor uw medewerking en ik
wens u wel thuis.
De Voorzitter sluit, om 21.50 uur, de vergadering.