7 3 67 ik denk dat je, al heb je 20 reinigingscontroleurs, aan dit probleem weinig doet. Ik denk dat je heel weinig mensen kunt betrappen want zij zullen - zo zie ik het - als een dief in de nacht werken en dat zie je dan niet. Ik heb een voorstel. Zou het niet overweging verdienen om eenmaal in de week in de wijken een grote container neer te zetten en de mensen daar het vuil in te laten storten? Je hebt dan een controle op het storten; als je hem er om 5 uur 's avonds neer zet en je haalt hem 's morgens weer op dan is er niet zo'n groot gevaar voor brandjes. Ik dacht dat dat goedkoper werkte dan het vest zak-broekzaksysteem dat nu wordt toegepast. De Voorzitter: Ik geef eerst weth. Rijpma het woord voor het beantwoorden van de vraag van de heer Heidinga; daarna zal weth. Eijgelaar ingaan op de vragen van de heer Pronk. De heer Rijpma (weth.): Ik neem aan dat het technisch mogelijk is om een oplossing te vinden voor het vuil onder de bruggen en de pijpen. Ik weet niet of er bij de huidige baggerwerkzaamheden ook op gerekend is, maar ik zal er navraag naar doen. Ik geloof dat het maar half werk is als wij de grachten wel leeg halen, maar niet het vuil onder de pijpen vandaan halen. De heer Eijgelaar (weth.): Het probleem dat de heer Pronk aansnijdt hebben wij in de commissie ook een- en andermaal besproken. Ik vraag mij af of wat de heer Pronk suggereert een oplossing is, ik weet niet of het zin heeft zo nu en dan ergens in een wijk, om mij op geregelde tijden, een container te plaatsen en tegen de mensen te zeggen dat zij daar hun rommel heen kunnen brengen. Wij komen iedere week in iedere wijk, in iedere straat. Iedere week krijgen de mensen in Leeuwarden de kans om alle vuil aan de kant van de weg neer te zetten. Er is misschien maar een enkele plaats in Nederland die het doet zoals wij dat doen; onze dienst neemt ook iedere week het grof vuil mee, men doet dat elders over het algemeen eens per maand, soms eenmaal per 14 dagen. Ik zie er helemaal niets in om op een andere dag ook nog een container in een wijk te plaatsen. Wij hebben de afgelopen maanden wel met wijkbewoners, met huurdersverenigingen gesproken in wijken waar een ernstige vervuiling op treedt, m.n. rond de flats in de verschillende delen van de stad; de mensen schijnen te denken dat dat ook een vuilstortplaats is. De mensen van de Plantsoenendienst moeten daar dan naar toe om daar soms tonnen vuil weg te halen; dat is onvoorstelbaar. Wij proberen via de huurdersverenigingen wel wat meer greep op de zaak te krijgen en een beetje sociale controle uit te oefenen. Ik zie dus in de suggestie van de heer Pronk geen oplossing; het lijkt mij ook nogal kostenverhogend werken. Het zal vrij veel kosten want als je dit gaat doen zal je het ook regelmatig moeten doen en in alle wijken; het kost meer dan wat wij nu doen met het wat opruimen zo nu en dan. Ik zie het althans niet als een oplossing, ik geloof dat wij het meer moeten zoeken in datgene waar wij nu mee bezig zijn, gesprekken met huur dersverenigingen e.d. Wij moeten proberen de mensen er zelf bij te betrekken, zelf controle uit te la ten oefenen en mededelingen te laten doen aan de reinigingscontroleurs. Op deze manier zullen de mensen ook preventief werkzaam zijn. (De heer Groenewoud: Een artikeltje in Aan de Grote Klok.) Dat is ook al een paar maal gebeurd; u hebt het al verschillende keren kunnen lezen. Mevr. Visser—van den Bos: Ik heb iets vergeten; ik wil dat nog graag even vragen. Het gaat om punt 221. Ik ben gewoon nieuwsgierig - ik vind het prettig dat het in het komende jaar aan de orde komt - naar de overdracht van de rioolwaterzuiveringsinstallatie; mag ik nu alvast weten of dat geld oplevert? De heer Eijgelaar (weth.): Dat moet het wel opleveren, ja. (Mevr. Visser—van den Bos: Maar u hebt er nog geen zicht op?) Hoeveel het gaat worden? Nee, daar is verschil van mening over. (De Voorzitter:Ze zijn niet zo scheutig bij de provincie, dat weet u.) (Mevr. Visser—van den Bos: Ik begrijp het, wij wachten het af.) D. Reinigingsrechten. De heer De Jong: De vragen zijn gesteld mede n.a.v. de wensen die in de commissie leven om te komen tot een hoger dekkingspercentage wat de reinigingsrechten betreft. Uit de antwoorden blijkt wel dat, als wij naar een hoger dekkingspercentage zouden gaan, dat een leuk bedragje op zou kun nen leveren dat wij elders zouden kunnen besteden. Ik heb begrepen dat het niet mogelijk is omdat de minister vast blijft houden aan zijn principe van een verhoging van 7%, hoewel er een brief moet lig gen van de staatssecretaris die met ingang van 1977 eventueel wil denken aan een 60% dekking. Ik zou graag willen weten of het college die brief van de staatssecretaris zou willen honoreren en in ieder geval naar die 60% zal willen gaan. De heer Knol: Ik dacht dat de meerderheid van de Commissie Reiniging en Brandweer de stelling- name heeft dat het ophalen van het vuil van gezinnen en het ophalen van het vuil van bedrijven op dezelfde basis moet geschieden. Het ophalen van bedrijfsvuil is kostendekkend, het ophalen van het huisvuil van gezinnen heeft een dekkingspercentage tussen de 50 en 60. Ik dacht echter dat, als je deze vergelijking gaat maken, je ook een-paar andere punten in overweging moet nemen, n.l. deze. De kosten van het ophalen van bedrijfsvuil zijn fiscaal aftrekbaar; als je daarvoor een correctie aan brengt dan blijft er over dat de bedrijven in wezen 50% betalen of wel 50% minder van hun besteed baar inkomen kwijt zijn aan het ophalen van het vuil, aan reinigingsrechten. Dat is altijd nog minder dan wat een gezin moet betalen. Ik vind dat je dit ook in de overwegingen moet betrekken en dat je niet de kromme redenering moet volgen die nu volgens mij gevolgd wordt. (De heer De Jong: Er is voor bedrijfsvuil een dekking van 100%). De heer Eijgelaar (weth.): Als een 60% kostendekkend tarief verplicht gesteld wordt dan zullen wij daar ook aan mee doen. Ik dacht dat dat vrij logisch was. Als dat niet het geval is dan zullen wij er ons in de commissie en in b. en w. over beraden wat voor volgende jaren het tarief moet worden. (De heer Knol: Dan moet de raad dat goed vinden.) Ik doel op het voorbereiden van voorstellen in deze geest die aan de raad voorgelegd moeten worden. Ik dacht dat wij de berekening die de heer Knol heeft gemaakt t.a.v. het ophalen van bedrijfs vuil voor kennisgeving aan kunnen nemen. De Voorzitter: De verplichting die van de zijde van het rijk wordt opgelegd bestaat alleen - dat mag niet blijven hangen - in de artikel 12-situatie. Als wij niet in de artikel 12-situatie verkeren dan beslist de raad - wij doen regelmatig voorstellen - over de hoogte van het tarief en het dekkings percentage. Het is naar mijn mening meer een politieke aangelegenheid dan een kwestie van de 7% verhoging waar de heer De Jong op doelde. Nu wij niet meer in de artikel 12-situatie verkeren moet de raad beslissen hoe ver wij hiermee moeten gaan gezien tegen de achtergrond van het hele pakket van inkomsten. Wij hebben bepaalde voorstellen gedaan; die zijn duidelijk. Het is nu aan de raad om met ons mee te gaan dan wel bij meerderheid of unaniem een ander standpunt in te nemen. Zo liggen de kaarten. Die 7% hebben wij helemaal niet in discussie gehad. (De heer Rijpma (weth.): C.R.M. doet niets.) (De hear Miedema: Dan binne wy ek gjin baes mear.) De heer Ten Brug (weth.): De 53,is het nu door de staatssecretaris genoemde minimum tarief voor 1977 voor artikel 12-gemeenten; dat ligt 7% hoger dan vorig jaar. Hij zegt daarbij dat hij in de toekomst wil dat het minimum tarief naar de 60% dekking gaat en ik denk dat hij dus volgend jaar voor 1978 niet weer een nieuw bedrag zal geven maar zal zeggen: Voor artikel 12-gemeenten geldt een percentage van 60. Maar of wij nu op 60%, op 56% of op 40% willen gaan zitten is een kwestie van eigen vrije politiek. Er komt bij een hogere dekking wel een leuk bedrag uit, dat geef ik toe, maar dat betekent wel dat wij dat bedrag bij de burgers vandaan halen; dat moeten wij wel in de gaten hou den. (De heer Heidinga: Daar halen wij alles vandaan.) Ja, maar soms denk ik dat het, misschien ten overvloede, nog eens gezegd moet worden, maar voor u geldt dat misschien niet. De heer De Jong: Met alle waardering voor uw woorden, maar uit de woorden van de wethouder maak ik toch op dat wij wel degelijk vastzitten aan de 7% verhoging t.o.v. vorig jaar en dat wij niet de vrijheid hebben(De heer Rijpma (weth.): Wij hoeven niets, wij hebben ook geen 7% ver hoging voorgesteld.) (De heer Ten Brug (weth.): Wij mogen wel op 40,gaan zitten.) De Voorzitter: De raad bepaalt zelf het tarief. De regering stelt een verhoging van 7% als een vrij algemeen aanvaarde norm voor kostenverhogingen. Dat percentage is niet een vast gegeven maar een percentage van dit moment; dat hangt samen met het loon- en prijsbeleid. Als de raad zou beslui ten de reinigingsrechten met een flink percentage - dus aardig boven die 7% - te verhogen dan zou den wij met een bijzonder goed verhaal naar Den Haag moeten om een dergelijke verhoging er door te krijgen. Maar dat is een probleem op zichzelf en dat moet je eigenlijk pas in discussie brengen als je een keuze hebt gemaakt en het maken van die keuze is een politieke zaak die in de raad thuis hoort. Mevr. Visser—van den Bos: Ik wil nu toch nog wel even zeggen dat ik het niet met de heer Knol eens ben dat alle zakenmensen 50% verdienen en dat zij maar 50% betalen. Dat is wel een gek reken sommetje. (Mevr. Smit: En zeker niet van het inkomen.) (De heer Knol: Ik dacht dat de vennootschaps belasting al op 48% zat.) Ik vind dit te gek. De Voorzitter: Ik stel voor dat u deze discussie in de pauze voortzet.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 36