1-9 So T9-Z-. >8 73 wel deugd doen. In de laatste alinea van dit antwoord schrijft u dan dat er ook een bepaalde omvang van woningbezit moet zijn bij de woningbouwcorporaties om een goed financieel beheer mogelijk te maken. Dan is mijn vraag: Hoe groot moet die omvang dan wezen? Tenslotte constateer ik dat de mees te woningbouwcorporaties hun jaarrekening aardig bij hebben, behalve dan Leeuwarden-Leeuwardera- deel. Misschien kunt u zeggen of dat ook op korte termijn in orde zal komen. Wij hebben, dacht ik, onlangs nog gemeentegaranties verstrekt waarbij de bepaling was dat binnen 4 maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening moest worden overgelegd. De heer Groenewoud: Ook nog even iets over punt 204; ik benader het wat minder financieel. Wij hebben kort geleden kunnen vernemen dat de woningbouwvereniging Beter Wonen met het idee is ge komen om de rente van de door die vereniging beheerde waarborgsommen te besteden aan samenlevings opbouw. Persoonlijk vind ik dat een geweldig plan. Mijn vraag is of in navolging van Beter Wonen ons eigen Woningbedrijf dit ook niet zou kunnen doen. Als dat het geval zou zijn dan zouden de andere woningbouwcorporaties, dacht ik, niet achter kunnen blijven. Misschien kan dit een punt zijn voor de Federatie van Woningbouwverenigingen, maar ik wilde dit aspect toch wel even ter discussie stellen. De heer Eijgelaar (weth.): Het is mij niet bekend dat de woningstichting Leeuwarden-Leeuwarde- radeel van plan is op korte termijn 70 woningen te ontruimen. Waarschijnlijk gaat het hierbij om de woningen in de Doniastraat e.o. Misschien dat de directeur van het Woningbedrijf daar iets over kan zeggen. De heer Knol heeft gezegd dat het antwoord op vraag 204 op verschillende manieren beoordeeld kan worden. Er staat duidelijk dat er een relatie kan zijn, er staat niet bij dat het zo is, maar je zoekt op een gegeven ogenblik naar de precieze reden; een van de redenen is zeker ook het verschil in wo ningbestand tussen de verschillende corporaties. Het is duidelijk dat de woningbouwcorporaties die de laatste tijd veel nieuwbouw gepleegd hebben er gunstiger voor staan dan de andere die meest met vooroorlogs woningbezit en woningbezit van vlak na de oorlog zitten zoals met verschillende corpora ties het geval is en ook met het Gemeentelijk Woningbedrijf. Bovendien is het zo dat het Gemeente lijk Woningbedrijf de laatste tijd veel aan renovatie heeft gedaan en ook aan nog andere dingen zoals de heer Knol van nabij weet; er is veel aan eigen woningbezit opgeknapt. Hoe groot het woningbestand van een corporatie moet zijn weet ik niet precies; ik denk dat het in de orde van grootte van een 3.000 a 4.000 woningen zal moeten liggen per corporatie om het meest efficiënt te kunnen werken. (De heer Knol: Dan moet er dus gefuseerd worden, want alleen het Gemeentelijk Woningbedrijf heeft dit aantal.) Het zou misschien ook helemaal niet zo gek zijn dat er in ieder geval een vergaande vorm van samenwerking gevonden zou worden tussen de verschillende woningbouwcorporaties. Dat zou zeker in het belang zijn van de volkshuisvesting. Dan heeft de heer Groenewoud nog gesproken over de besteding van de rente van de waarborg sommen; die wordt door Beter Wonen gebruikt voor bepaalde voorzieningen. Het is de vraag of dat wel zo toe te juichen is. Ik zou zeggen, dat zou je het beste kunnen gebruiken om de woningen in een be tere staat van onderhoud te houden; daar wordt uiteindelijk ook de huur voor betaald. (De heer Knol: Dat is in principe wat anders; een waarborgsom is geen huur.) Nou goed, maar het is geld en waar dat geld aan wordt besteed is een zaak die iedere woningbouwvereniging zelf moet regelen, als het maar in het belang van de volkshuisvesting gebeurt. Je zou er bepaalde voorzieningen m.b.t. de woonomge ving mee kunnen betalen maar je zou er ook een fonds klein onderhoud mee kunnen voeden waardoor de woningen beter onderhouden zouden kunnen worden. De discussie daarover zal niet bij iedere wo ningbouwcorporatie gelijk liggen, ook bij de gemeente wordt er verschillend over gedacht. Wij hebben er binnen het Gemeentelijk Woningbedrijf ook al eens over gesproken wat wij met dit geld zouden kunnen doen. Het heeft dus wel de aandacht. De heer Van der Knoop: Wat het antwoord op vraag 202 betreft, de Federatie van Woningbouwcor poraties heeft in een gesprek met de Stichting Jongerenhuisvesting gezegd: Geef ons de adressen van deze jongeren zodat wij er iets aan kunnen doen. De Stichting Jongerenhuisvesting heeft gemeend aan dat verzoek niet te moeten voldoen; de reden daarvan is ons eigenlijk niet helemaal bekend. Het is zo dat er binnenkort een centrale registratie van één- en tweepersoonshuishoudingen zal plaats vinden; besloten is dat dat bij het Gemeentelijk Woningbedrijf zal geschieden. Dat betekent dus dat er straks een volledig overzicht zal bestaan van de behoefte op dit punt. T.a.v. de vraag over de 70 woningen van Leeuwarden-Leeuwarderadeel in Huizum kan ik dit zeg gen. Het is mij bekend dat in de Doniastraat en omgeving 76 woningen staan en dat er een bestuursbe sluit is om die woningen af te breken en te vervangen door andere woningen. In verband met dat be sluit zijn de woningen op bijzonder contract verhuurd onder uitdrukkelijke voorwaarde dat de studenten op de hoogte waren van dat besluit. Dat betekent in wezen dus wel dat de huur tijdelijk is. Leeuwarden- Leeuwarderadeel heeft omgezien naar andere mogelijkheden om toch aan die behoefte te voldoen. Men heeft in de Meenthe een proef genomen met de splitsing van 4-kamer-flats met het verzoek aan de minister om 40 van deze woningen te mogen splitsen; dat verzoek is helaas afgewezen. Opnieuw wordt overwogen toch op de een of andere manier daar iets aan te doen. (De heer Van der Wal: Hebben ze die studenten ook gevraagd of ze graag in de Meenthe willen wonen?) Er zijn daar op het ogenblik al een aantal woningen verhuurd aan studenten. De terugloop is daar ook merkbaar, net zo goed als in andere delen van de stad. (De heer Rijpma (weth.): Waar slaat dat op, welke terugloop?) Die van de leegstand. Dank zij de toewijzing van woningen aan alleenstaanden door de woningbouwcorporaties is de leegstand merkbaar terug gelopen. Er wordt dus wel degelijk iets aan gedaan. Een volledig over zicht van de situatie op dit moment ontbreekt. Binnenkort komt daar verandering in. Dan kan je dus aan de hand van de behoefte nagaan - er is een stuurgroep ingesteld - wat er aan te doen is, wat de knelpunten zijn en waar op ingehaakt kan worden om de behoefte te bevredigen. (De heer Groenewoud: U spreekt van een bijzonder contract. Ik neem aan dat daarin geen termijn genoemd is. Het feit blijft natuurlijk dat deze mensen er nu uit moeten. Ik heb niet van u begrepen dat deze mensen door deze zelfde woningbouwvereniging voldoende kunnen worden geholpen.) Het besluit om te amoveren is ge nomen; het tijdstip waarop tot afbraak over zal worden gegaan is nog niet vastgesteld. Dat zal mis schien nog wel een paar jaar op zich laten wachten. Er is een vrij groot verloop in deze woningen, ook door de studie van deze jongens en meisjes. Er is, dacht ik, tijd genoeg om naar vervangende woonruimte te zoeken. (De heer Van der Wal: Is er niet de kans dat wij hier hetzelfde risico lopen als bij de Landbuurt?) (De Voorzitter: Nee, dat wordt in de commissie wel opgevangen; die moet die zaak onder ogen zien.) Punten 205 t.e.m. 207. De heer Groenewoud: Punt 206 gaat over de huisvesting van het Woningbedrijf. De huisvesting van die dienst is zodanig dat u in het antwoord erkent dat de eerste verdieping voor bejaarden moei lijk te bereiken is. Mijn vraag is op welke wijze het personeel van deze dienst dit probleem heeft kun nen ondervangen. Is het personeel bereid gebleken om vanwege deze onmogelijke situatie voor de beiaarden en invaliden - die zou ik er ook bij willen betrekken - deze mensen thuis te bezoeken? (In dat kader denk ik dus even aan de woninginspectrice.) Indien het door u toegezegde onderzoek naar een oplossing negatief uitvalt - het zou te duur kunnen worden - is het dan niet gewenst deze categorie mensen alsnog thuis te gaan bezoeken? Als uw antwoord op mijn eerste vraag bevestigend is kan de noodsituatie zoals die er nu is voorlopig blijven bestaan, dus in het geval er wel huisbezoek plaats vindt. De huidige situatie moet echter wel zo kort mogelijk duren. Mevr. Visser—van den Bos: Ik heb alleen een aanvullende vraag bij vraag 207. Wat doet men aan het feit dat er mensen zijn die de huurverhoging niet betalen? De heer Van der Wal: Uit het antwoord op vraag 206 blijkt wel dat de huisvesting van het Woning bedrijf verre van ideaal is. In het voorkeursmodel voor Oldegal ileën - daar is het Woningbedrijf mo menteel gevestigd - is het Woningbedrijf weggetekend. Daar is de raad mee akkoord gegaan dus uit eindelijk zal het Woningbedrijf moeten verhuizen. Ik heb - het staat bij de vragen van afdeling I - de suggestie gedaan om het politiebureau er voor te gebruiken. Nu heb ik begrepen dat het politiebu reau voor de eerste 5 jaar verhuurd zal worden aan de rijkspolitie met de uitdrukkelijke bepaling dat het niet langer dan 5 jaar zal zijn omdat de gemeente het daarna weer voor eigen gebruik nodig heeft; zo heb ik het tenminste begrepen. (De Voorzitter: Wij willen het vrij houden.) Zou dat eventueel voor het Woningbedrijf kunnen zijn? Het gebouw ligt mooi centraal. (De heer Rijpma (weth.): Het heeft een hoge stoep.) Daar kan wel wat aan worden gedaan. (De heer,De Jong: Er zijn wel meer centrale plaatsen in de stad.) De Voorzitter: Voordat ik de wethouder het woord geef wil ik graag eerst even iets zeggen over de huisvestingskwestie; die zaak loopt door een aantal afdelingen heen. De kwestie van de huisvesting is niet alleen een zaak van deze dienst. Wij hebben een tijd geleden in het college balans op moeten maken m.b.t. de prioriteitenlijst. Wij moeten ons realiseren dat wij niet alles tegelijk kunnen doen hoe graag wij dat ook zouden willen. In die prioriteitenafweging - u kunt dat ook zien in het beleidsplan - hebben wij in het kader van de huisvesting van de totaliteit van de gemeentelijke diensten gemeend te moeten stellen dat een tweetal diensten - de D.S.O. en het Woningbedrijf - voorlopig op hun hui dige vestigingen moeten blijven zitten. Ik zou hierbij op willen merken dat wij de laatste jaren enorm

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 42