3Uf
n sz
De heer De Vries (weth.): Mevr. Smit vraagt naar concrete gegevens i.v.m. het onderzoek dat op
het ogenblik loopt bij de Gemeentelijke Sociale Dienst. (Mevr. Smit: Ik vroeg alleen naar de tijd.) De
situatie is deze dat wij in concept een rapport klaar hebben inzake het kwantitatief onderzoek van het
werk zoals zich dat sinds 1971 heeft ontwikkeld bij de G.S.D. Aan de hand van deze voorlopige uit
komsten hebben wij als b. en w. juist een dezer dagen besloten het aantal medewerkers van de G.S.D.
voorlopig te handhaven op 93 met A\ uitzendkracht en 2 werknemers die in het kader van de W.S.W.
aan afzonderlijke projecten werken, zo mogelijk binnenkort nog aangevuld met een aantal T.A.P.-me-
dewerkers. Waar wij op het ogenblik mee zitten bij de G.S.D. is dit. Het werkaanbod is vrij hoog opge
lopen als gevolg van het stijgende aantal werklozen dat er nog steeds is, terwijl er daarnaast een ach
terstand is ontstaan in de administratie, een achterstand die ook verband houdt met de gang van zaken
rond de procedures. De heer De Greef heeft er op gewezen dat het hem bekend is dat de aanvragen bij
de G.S.D. tamelijk lang onderweg zijn. Dat betekent dat er mensen aangewezen zijn op voorschotver
strekkingen. Dat vinden wij ook inderdaad een vervelende situatie. Naast het kwantitatieve onderzoek
dat nagenoeg is afgerond is er een onderzoek gaande naar de werkwijze bij de G.S.D., een organisatie
onderzoek, waarvan het grootste deel zo goed als gereed is. Het is de opzet dat zodra dat onderzoek is
afgerond - wij hadden het graag eerder willen hebben, maar het heeft meer tijd gekost dan wij aan
vankelijk in onze wat optimistische verwachtingen hadden voorzien - het om advies gaat naar de Com
missie voor de G.S.D. en naar de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening zodat wij aan de hand
van deze advisering als b. en w. en als raad straks definitief kunnen beslissen hoe er m.b.t. de personele
samenstelling van de G.S.D. verder gewerkt zal worden. Wij hebben goede hoop dat nog in de loop van
het resterende deel van dit jaar dit complete onderzoek afgerond kan worden. Wij zijn ook bereid de
raadsleden - dus niet alleen de commissie en de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening - te in
formeren omtrent de uitkomsten van het onderzoek en, als dat nodig mocht zijn, dit rapport eventueel
ter bespreking over te leggen.
De heer Spoelstra betuigt zijn spijt over het feit dat het werklozencomité het hoofd vrij snel in de
schoot heeft gelegd. Ik moet eerlijk bekennen dat, toen deze zaak ging starten, onze verwachtingen
weliswaar niet negatief waren, maar dat wij wel onmiddellijk tegen deze mensen hebben gezegd dat zij
zich professioneel zouden moeten laten begeleiden omdat zonder dat gevreesd moest worden dat zij er
niet uit zouden komen. Het ging echter om een aantal mensen die dachten dat zij het zonder professio
nele hulp best konden doen; helaas heeft de praktijk uitgewezen dat dit toch niet zo eenvoudig was.
Zij hebben inderdaad het bijltje er bij neer gelegd. Dat wil niet zeggen dat er op dit stuk van zaken
niets meer gebeurt in Leeuwarden. Wij zijn op het ogenblik bezig om vanuit een commissie bestaande
uit vertegenwoordigers van de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening en de Jeugdraad te komen
tot een nieuwe formatie van sociaal-culturele instellingen en rijksinstellingen die met bijstandverlening
verband houden en met subsidiëring; er wordt getracht die bijeen te brengen in een nieuw samenwerkings
verband om van daaruit met ondersteuning van de activiteiten van het beroepsmatige jeugdwerk te komen
tot een nieuwe aanpak van de bestrijding van de gevolgen van de jeugdwerkloosheid. Wat wij tot nu toe
hebben gedaan heeft voornamelijk gespeeld vanuit de secretarie-afdeling S.Z.W. om allerlei projecten
te entameren. Ik moet u eerlijk bekennen dat wij op een gegeven moment van de kant van ged. staten te
horen kregen: Laat Leeuwarden nu eerst maar eens even wachten want die probeert haast onbeschaamd
veel te profiteren van de Interimregeling Jeugdige Werklozen. Wij vonden het op zichzelf alleen maar
gelukkig dat er vanaf de basis zo op werd gereageerd. In ieder geval is het zo dat wij deze activiteiten
van de afdeling S.Z.W. hopen over te brengen naar een nieuwe commissie om daarin wat meer gecoördi
neerd dan tot nu toe het geval is de zaak aan te pakken. Als ik "wat meer gecoördineerd" zeg dan wijst
dat er op dat er op het ogenblik twee initiatieven in uitvoering zijn. Het eerste is dat wij via het Krea-
tiviteitscentrum een cursus hebben lopen voor werklozen; wij hebben de zaak zo geregeld dat wij, toen
wij het aanbod van het Kreativiteitscentrum kregen, via een circulaire die wij ingestopt hebben bij de
z.g. inkomstenbriefjes die wekelijks worden verstuurd aan alle 1 .700 adressen een aanbod hebben gedaan;
daarop hebben 57 mensen gereageerd. Dat was helemaal niet zo'n slecht resultaat wanneer wij de erva
ringen elders zien; de praktijk wijst uit dat een werkloze zich helaas niet zo gemakkelijk bloot geeft
voor dit soort dingen. Het is gewoonweg moeilijk om deze mensen in hun situatie aan te spreken en hen
bereikbaar te maken. De cursus via het Kreativiteitscentrum loopt dus. Bovendien is er een tweede cur
sus in voorbereiding waar het Vormingswerk Jong Volwassenen een aanbod voor doet; die cursus zal in
de week van 6 tot 9 december a.s. worden gehouden. Dat is een cursus die m.n. gericht zal worden op
informatie omtrent mogelijkheden van herscholing, sollicitatie-activiteiten, subsidieregelingen voor
bijscholing; kortom, al dit soort vragen die in de praktijk niet zo gemakkelijk te beantwoorden zijn zul
len in die cursusweek gericht aan de orde gesteld kunnen worden. Het college van b. en w. heeft de be
voegdheid om ingevolge artikel 36 van de Wet Werkloosheidsvoorziening en via een subsidietitel van
C.R.M. deze zaken te stimuleren; wij proberen er uit te halen wat er in zit. Als de heer Spoelstra een
vergelijking maakt met het Centrum voor Beroepsoefening-Beroepsoriëntatie voor onze Surinaamse mede
burgers dan ligt het daarbij even andèrs. In de eerste plaats is het zo dat een dergelijk centrum is geën
tameerd van de kant van C.R.M. in het kader van de maatschappelijke begeleiding van deze bevolkings
groep en in de tweede plaats gaat het er daarbij juist om deze mensen in aanraking te brengen met een
stuk van onze samenleving om hen daarin in een leerproces op alle mogelijke terreinen, zoals aardrijks
kunde, plaatselijk zowel als landelijk, sociale wetgeving, wetgeving in het algemeen en wat dies meer
zij, enigermate wegwijs te maken in het dool hof waarin zij zich in onze ingewikkelde samenleving be
vinden. Wat de verdere uitbouwmogelijkheden van het werk voor werklozen betreft dacht ik dat wij in
eerste aanleg zouden moeten proberen om via de nieuwe werkstructuur wegen en middelen te vinden om
verdere mogelijkheden aan te boren voor allerlei zaken die het leven van deze werkloze jongeren en
ouderen op het ogenblik toch wel versomberen.
Punten 300 t.e.m. 303.
De hear Jansma: It giet my binammen om de twadde helte fan it antwurd dat fan de kant fan b. en w.
kommen is op fraech 301 Der stiet: "deze" - dat binne dan de wurkjowers - "kunnen m.b.t. de onder
havige aangelegenheid echter alleen misbruik maken door het laten werken van werknemers tijdens het
genieten van een uitkering." Dat bigryp ik eins net hwant in wurkjower mei ien dy't in utkearing hat
bést wurkje litte; allinne dejinge dy't wurket moat dat wol even opjaen en de wurkjower sil der syn han-
tekening by sette moatte. Mar in wurkjower kin gjin misbruk meitsje troch ien dy't in utkearing krijt
wurkje to litten. (De heer Heidinga: Als dat gebeurt tegen minder geld wel.)
De heer De Greefik heb een vraag m.b.t. de taakstelling van de controle-ambtenaar waarover het
in punt 300 gaat. Het is mij niet geheel duidelijk wat de taakstelling is. Ik zie ook dat wat de begelei
dingscommissie betreft - kennelijk moet deze ambtenaar begeleid worden - deze voornamelijk uit be
stuurders bestaat. Ik vraag mij af of er richtlijnen zijn voor de samenstelling van een begeleidingscom
missie. Wie controleert de begeleidingscommissie?
De heer De Vries (weth.): Ik begin maar bij punt 300. De taakstelling van deze functionarissen is
wel degelijk bekend. Wij zijn best bereid om deze bij de raadsstukken ter inzage te leggen zodat alle
raadsleden nog eens kunnen zien in welke richting men m.b.t. de uitvoering van deze zaken denkt. De
begeleidingscommissie die hier genoemd wordt is een zaak van de regiogemeenten gezamenlijk. Het is
de bedoeling dat deze twee sociale controleurs gaan optreden binnen het hele werkgebied van de Regio
Leeuwarden. De opdrachten voor de onderzoeken zullen uitgaan van de afzonderlijke gemeenten, maar
de prioriteiten t.a.v. het werk van deze functionarissen en de wijze van uitvoering zullen in handen
worden gelegd van de begeleidingscommissie. Voor de begeleidingscommissie is wel degelijk gedacht
aan bestuurders maar deze bestuurders kunnen zich bij de uitvoering laten adviseren door hun beleids-
adviseurs i.e. de hoofden van de secretarie-afdelingen voor sociale zaken van gemeenten waar geen
zelfstandige dienst is of de directeuren van de gemeentelijke sociale diensten. Wij hebben als wethou
ders van sociale zaken met elkaar afgesproken dat wij coute que coüte zullen voorkomen dat het hier
een soort heksenjacht gaat worden; die kant willen wij beslist niet uit. Wij zullen ook de werkopdrach
ten voor deze functionarissen daarop afstellen. Het zal ook zo zijn dat, wanneer er gerapporteerd is
over een frauderende cliënt van een sociale dienst, het uiteindelijk het gemeentebestuur van de betrok
ken gemeente is dat moet beslissen of er al dan niet aangifte zal worden gedaan. Er zal een advies bij
zitten maar de uiteindelijke beslissing of aangifte zal worden gedaan berust bij het desbetreffende ge
meentebestuur.
Dan de opmerkingen van de heer Jansma. Hij doet net alsof, wanneer een werkgever iemand in
dienst neemt, alles botertje tot de boom is, maar de ervaring leert en wijst aan dat er naast stoute werk
nemers ook stoute werkgevers zijn. Die ontduiken de sociale lasten en dergelijke en hebben ook nog
goedkope werknemers in dienst. Het is de bedoeling dat deze werkgevers evengoed aan de kaak worden
gesteld als de frauderende werknemers. Daar hebben wij als gemeenten uiteraard geen vat op, want dat
kunnen wij niet doen, maar wij zullen wel zorgen dat er een keurig briefje naar de desbetreffende in
stellingen gaat die hier wel een vuist kunnen maken.
4. Dienst Sociale Werkvoorziening en 5. Diversen.
Mej. De Vos: N.a.v. uw antwoord op vraag 306 zou ik op willen merken dat ik vernomen heb dat
de T.A.P.-regeling (regeling tijdelijke arbeidsplaatsen) en de I.W.j. (interim maatregel jeugdige werk
lozen) voor de desbetreffende instellingen heel wat administratieve en vooral ook financiële rompslomp