,2ó'/£>7 seis altyd better as dat gewoane boargers dêr foar master opslaen hwant dan kin it ek noch wol ris mis- biteare. Dus noch graech ris oandacht en omtinken foar sa'n figuer. Nou haw ik noch in forhaeltsje by pun* 370. Hoe komt it dat it ynrjochtingsplan fan de Heide Mij sa lang op him wachtsje lit? Yn 1977 rint de stipe fan us gemeente oan It Fryske Gea óf en moat der fan tredden jild op it kleed komme. It biliedsplan jowt dat dudlik oan. Foar 1978 stiet der sa'n 100.000, foar 1979 280.000,en gean sa mar troch. Der stiet dan sa moai by "exploitatiesub sidie", mar hwa sil dat bitelje? Fan birjochten üt in gearkomste fan de Kommisje D.S.R. hawwe wy heard dat sawol de provinsje as it ryk né seit tsjin in eksploitaesjesubsydzje. It skriuwen fan it ryk is yn dy sin in bytsje posityf dat der sein wurdt: Wy wol Ie it probleem forlytsje troch in part fan it ge- biet oer to dragen oan It Fryske Gea. Jou andert wiist dêr ek op en seit: Wy sil Ie prate as it ynrjoch tingsplan ré is. It Fryske Gea bihertiget de saken fan de natuergebieten. De Heide Mij dy't it ynrjoch tingsplan meitsje moat hat nei alle gedachten in oar ynsjoch hwat dat oanbilanget as It Fryske Gea. Ik foarsjoch dat dit plan noch wol ris lang op him wachtsje litte kin. Mar de tiid driuwt. Dêrom soe ik it kolleezje freegje wolle sa gau as it kin sunder ynrjochtingsplan mei de ófdieling lepenloftrekréaesje en de ófdieling Natuer en Lanskip fan C.R.M. om de tafel sitten to gean om de oerdracht sa gau as it kin ré to meitsjen; 75% subsydzje fan de oankeap is dan dutsen troch C.R.M. en mooglik sil fan de oa- re 25% ek noch wol in part troch it ryk bi te 11 e wurde kinne en miskien soe men dan de provinsje freeg je kinne om de léste 12^% by to passen, alteast as - dat is to hoopjen - de provinsje hjir it bilang fan ynsjocht. Mooglik leit dit hwat makliker as it eksploitaesjesubsydzje hwant dat skynt de provinsje net to wollen. My tinkt, foar in projekt as dit dat sa dudlik in boppe-gemeentlik karakter hat is it op syn sêftst sein opmerklik dat dizze oanfraech sa fan de tafel fage is. Wis, de deputearren wolle in for- syk foar eksploitaesjesubsydzje by it ryk wol understeune; der wurdt wiisd op Midden Delftland en Spaarndammerwoud mei in gunstige bydrageregeling. Mar ik freegje my óf, hawwe de deputearren wol by al harren kollega's yn it Ian frege oft dy provinsjes ek subsidiearje yn dit soarte fan kosten? It soe my neat forwunderje as soks wol sa wie. Of soene de deputearre steaten de needsaek fan subsydzje net sa bot ynsjen? Dat soe kinne, ommers, as men it wol och sa wichtich achte hie dan hie men dochs de steaten freegje kinnen om hjir in bislét oer to nimmen. Dan hienen wy yn elts gefal yn breder forban witten hoe't men der by de provinsje under stie. As de deputearren skriuwe: "Wij achten het niet ver antwoord nieuwe taken op ons te nemen.", my tinkt, dan soe dochs wol earst oerliz mei de steaten pleats fine moatte as it neffens de deputearren giet oer nije taken. (De Voorzitter: Dat is natuurlijk on ze zaak niet; en de heer Singelsma is er niet.) Né, mar dêrom soe ik it de baes fine dat us wethalder nochris by deputearre steaten dizze saek oansnijt sadat dy miskien hwat yn myn eagen in flater is noch goed meitsje kinne. De heer De Vries (weth.): De heer De Beer heeft n.a.v. punt 373 gezegd: Er is op dit moment ge constateerd dat de aangerichte schade zodanig is dat herstelwerkzaamheden nog niet vereist zijn maar laten wij voorkomen dat het zo ver komt dat er wel schade hersteld moet worden. Ik ben dat geheel met hem eens. Wij hebben ook wel pogingen in die richting gedaan want wij hebben op een gegeven moment borden laten plaatsen dat het verboden is om met paarden door die bermen te rijden, maar de borden zijn uit de grond getrokken, die zijn verwijderd. (Stem: Paarden kunnen niet lezen.) Als de heer De Jong een vraagteken plaatst bij onze constatering dat het de ruiters zijn die de schade aan richten dan kan ik alleen maar bevestigen dat het inderdaad zo is hoewel er ook anderszins wel snood aards zijn die niet altijd even zorgvuldig omspringen met onze prachtige toegangswegen naar het Groene Stergebied; er gebeuren ook wel rampokkerijen van andere aard. Hier hebben overigens de ruiters vanaf de manege toch wel voor het grootste gedeelte de schuld van het feit dat die bermen ste vig zijn vertrapt. De heer Van der Veen breekt een lans - hij doet dat erg bewogen - voor de natuureducatie. Wij zijn het in principe volledig met hem eens, maar deze man of vrouw zal betaald moeten worden, er zijn kosten aan verbonden. Wij hebben de prioriteit van dit geheel niet zo hoog gesteld, maar mis schien vindt de raad dat dat wel nodig is en dan zullen wij het met elkaar moeten bekijken. Wij heb ben in ieder geval de prioriteit niet zo hoog gesteld dat wij hiervoor ruimte hebben gecreëerd. De zaak van de natuurbescherming, ook in het Groene Stergebied, spreekt mij bijzonder aan. Misschien zouden wij ook nog eens na kunnen gaan of er een deal te maken zou zijn met de vogelwachten of met anderen, zodat wij een aantal particulieren hiervoor interesseren en die vragen of zij mee zouden willen helpen te bevorderen dat het broeden van vogels in het Groene Stergebied zo goed mogelijk gewaarborgd is. Mij wordt net ingefluisterd dat die er ook al bij betrokken zijn, maar misschien zou dit systematisch nog eens wat extra aangezwengeld kunnen worden. M.b.t. punt 370, de overdracht van de gronden in het Groene Stergebied aan It Fryske Gea, moet ik helaas vaststellen dat deze zaak wat stokt, er zit wat zand in de machine. De heer Van der Veen Ji •27 /OS zal nooit kunnen raden waar dat aan ligt, het ligt bij de advisering van Staatsbosbeheer al anderhalf jaar in de la, heb ik mij laten meédelen. (De hear Van der Veen: Dan sil ik dêr efteroan.) Ja, daarom noem ik het ook maar even. De Heide Mij heeft het inrichtingsplan klaar, wij zitten te wachten op het advies van Staatsbosbeheer. Wij hebben inmiddels een datum genoemd en gezegd: Dan en dan moet het er zijn, want deze zaak moet verder. Overigens ben ik de heer Van der Veen erkentelijk voor de opmerkingen die hij maakte over het feit dat wij m.b.t. exploitatiesubsidies voor onze recreatiegebieden nul op het rekest hebben gekregen. In het beleidsplan - dat kunt u weten - zijn vrij aanzienlijke sommen geraamd aan opbrengsten; wij zijn zo brutaal en zo vrijpostig geweest haast als zekerheid aan te nemen dat hier ettelijke tonnen uit zouden rollen op den duur, maar voorlopig blijft dit een illusie. De provincie is bereid om een verzoek bij het rijk te ondersteunen en het rijk vindt het een goede oplossing dat wij een gedeelte van de Groene Ster aan It Fryske Gea verkopen. Zo werpt men elkander de bal toe, maar de inkomsten voor de gemeente Leeuwarden blijven nihil. Als dit nu een zaak zou zijn dat het twijfelachtig was dat hier een taak ligt voor de provincie dan was het anders, maar ik dacht dat dat allerminst het geval is. De provincie subsidieert wel de watersportrecreatie via de Marrekrite, daar wordt nogal wat geld aan be steed, maar bovendien is het zo dat er op het ogenblik in I.P.O.-verband een rapport in voorbereiding is over de meerjarenplanning voor de openluchtrecreatie waarin aanbevelingen worden gedaan aan de colleges van ged. staten en aan de respectievelijke provinciale staten. Uit dat rapport dat binnenkort zeker openbaar zal worden blijkt dat diverse provincies al subsidiëren in deze grotere recreatieprojec ten. Drente doet het rechtstreeks, die zit in een recreatieschap samen met een aantal gemeenten; Overijssel en Gelderland subsidiëren voor een aantal landschapsgebieden 50% van het nadelig exploi tatiesaldo met daarnaast ook nog een investeringssubsidie; Utrecht en Noord-Hol land kennen hetzelfde; Zuid-Holland kent een subsidienorm van 15 tot 25% maar het project Brielse Maas, een van de groot ste recreatieprojecten in den lande, wordt helemaal door de provincie Zuid-Holland betaald. Kortom, wij hebben hier voorbeelden voldoende bij de hand om t.o.v. de provinciale overheid aan te tonen dat het helemaal niet een novum zou zijn als ook de provincie in deze grensoverschrijdende taken van ons recreatiegebied een royale bijdrage zou verlenen. Wij zijn bereid om op de suggestie van de heer Van der Veen in te gaan om nog eens met ged. staten, maar ook met het rijk van gedachten te wisse len over de noodzakelijkheid ons tegemoet te komen in de steeds zwaarder wordende exploitatielasten van ons recreatieproject. Het is een prachtig project, je vindt er in het weekeinde mensen uit de hele provincie en daarom vind ik dat er voldoende aanleiding is om stoer en stevig bij het provinciaal be stuur op de deur te kloppen. De heer De Beer: Ik heb nog een korte vraag. Het is dus verboden - ik kom terug op punt 373 - voor ruiters, u hebt borden geplaatst maar die zijn verdwenen. Wat doet u nu? (De heer De Jong: Nieuwe borden plaatsen.) (De Voorzitter: Ik denk paarden leren lezen.) De heer De Vries (weth.): De borden die er stonden waren niet de officiële borden. Volgende week hebben de heer Bijkerk en ik een gesprek met de commandant van de gemeentepolitie van Tie- tjerksteradeel met wie wij deze zaak ook nog zullen doornemen. Verder zitten wij nog in een overleg situatie met de provincie in hoeverre deze verbindingswegen op de wegenlegger geplaatst kunnen wor den waardoor ze als openbare weg zullen worden aangemerkt; personen die dan borden verwijderen - wij hopen dan de officiële verkeerstekens te hebben - maken zich schuldig aan een strafbaar feit. Wij zullen echt nagaan wat wij aan dit euvel kunnen doen. Mevr. Visser—van den Bos: Ik wil nog graag iets opmerken m.b.t. hetgeen u zei over het nog eens aanhangig maken bij ged. staten van de subsidiekwestie. Zou je - dat valt mij nu even in - niet net zo goed als burgers dat doen bij de raad deze zaak als gemeente aanhangig kunnen maken bij provin ciale staten? Als ged. staten er niet zo in geïnteresseerd zijn, misschien zou je dan statenleden kun nen interesseren voor dit inderdaad zeer mooie project. De heer De Vries (weth.): In het verkeer tussen een college van b. en w. en ged. staten past het niet om langs sluipwegen(De heer Van der Wal: Sluipwegen?) Ja, voor het openbaar bestuur geldt inschakeling van een statenlid als een sluipweg. Ik geloof niet dat wij dit kunnen doen. Maar af gezien daarvan kunnen wij als college voldoende argumenten op tafel leggen om nog eens met ged. staten dit geheel grondig door te nemen. (Mevr. Visser—van den Bos: De fracties zouden het misschien wel kunnen doen.)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 56