>0/22
Mevr. Willemsma—de Jong: Als het aantal ziekenhuisbedden moet worden verminderd dan legt dat
natuurlijk een extra druk op de verpleeghuisbedden. Hoe ziet u dat? Ziet u mogelijkheden daar het
hoofd aan te bieden?
De heer Schaafsma (weth.): Ik geloof dat ik maar moet beginnen met de vraag die de heer Bouma
heeft opgeworpen. De heer Bouma refereert aan het persbericht waarin zelfs gesproken is van 2 promille
(De heer Bouma: Dat is nogal drastisch; het gaat, meen ik, van 4 naar 2 promille.) Ja, als wij van de
Leeuwarder situatie uitgaan is het drastisch, wij zitten op 5,7 promille, dacht ik. De staatssecretaris
heeft als richtgetal 4 promille genoemd voor een gemiddeld ziekenhuis, maar dat is een formule waar
nog allerlei franjes en variaties aan zitten; wij moeten wel rekening houden met een centrumfunctie
en dat soort dingen. Dat maakt die 4 promille niet tot een star geheel. Als ik mij het bericht goed her
inner dan is die 2 promille een zaak die voor een zeer verre toekomst zal gelden, waarbij dan de hele
gezondheidszorg op een andere leest geschoeid wordt. Staatssecretaris Hendriks heeft laatst, meen ik,
in een rede in Tilburg een verdere toekomstvisie ontvouwd t.a.v. de gezondheidszorg. Het is op het
moment zo dat, ondanks de vergroting van de financiële inspanning die wij ons getroosten op het ge
bied van de curatieve gezondheidszorg, het merkwaardige feit zich voordoet dat de gemiddelde leef
tijd van de Nederlander omlaag gaat. Als dat door zou gaan dan moeten wij - de staatssecretaris zegt
dat terecht - andere wegen gaan bewandelen, n.l. een vergroting van de preventie. Er komt in de
structuurnota van deze staatssecretaris duidelijk tot uiting dat hij daar een hogere prioriteit aan toe
kent. Als dat dan mocht slagen dan zou het wel eens zo kunnen zijn dat wij naar een heel andere nor
mering gaan. In dat verband is, meen ik, die 2 promille genoemd. Het is niet zo dat wij er al aan toe
zijn dat in Leeuwarden zichtbaar is dat wij aan 4 promille genoeg zouden hebben, want zoveel leeg
stand van bedden hebben wij, m.n. in Triotel, echt niet. Toen wij het 5-jarig bestaan van Triotel vier
den was de zaak voor 100% vol. Ik neem niet aan dat er iemand voor zijn genoegen lag, het waren
echt wel mensen die ziek waren. Wij kunnen wel over promillages gaan praten maar als de realiteit is
dat je ziekenhuis vol is dan is gezien het aantal bedden dat wij in Leeuwarden hebben die 2 promille
een fictie, maar ik geloof wel dat wij de staatssecretaris recht moeten doen door te vermelden dat hij
die 2 promille in dit verband ook niet genoemd heeft. Op het ogenblik is de koers van de staatssecre
taris 4 promille; dat is ook waar straks de discussie over zal gaan i.v.m. de samenwerking tussen de
ziekenhuizen. Mevr. Willemsma heeft gelijk als zij zegt dat er, als je het aantal ziekenhuisbedden
gaat verminderen, twee escapes zijn, n.l. de poliklinische behandeling en het korter bezet houden
van een ziekenhuisbed door snellere doorstroming naar een verpleeghuis. Als je dan daar nog de ver
plaatsing van verpleegbed naar verzorgingsbed aan vast knoopt dan zit je meteen met de problematiek
dat er twee ministeries bezig zijn, C.R.M. gaat over de verzorgingsbedden en Volksgezondheid over
de verpleegbedden. Als nu beiden hun eigen straatje beginnen op te ruimen omdat er volgens hen te
veel bedden zijn dan heb je straks kans dat ze langs elkaar heen werken en dat er dan een tekort aan
beide soorten bedden ontstaat. (Mevr. Willemsma—de Jong: Er komt ook nog bij dat wij hier een hoog
percentage bejaarden hebben; wij zitten boven het landelijke gemiddelde.) Dat is zo, maar wat het
aantal verpleeghuisbedden betreft is Friesland, als je niet kijkt naar soort - ik bedoel de splitsing tus
sen psycho-geriatrische bedden en zuiver somatische bedden -, niet onderbedeeld, dacht ik. (Mevr.
Willemsma—de Jong: Friesland niet maar Leeuwarden wel.) Goed, natuurlijk, maar de gezondheidszorg
begint zich steeds meer af te tekenen als een provinciale zaak; je kunt van de provincie die ook nog
jong is op dit stuk van zaken verwachten dat de zaak provinciaal wordt bekeken en dat er begonnen
wordt met het bij elkaar tellen van wat er is. Ik mag u wel zeggen dat in gesprekken die ik met het
provinciaal bestuur gehad heb gebleken is dat de gedeputeerde die hier over gaat, de heer Spiekhout,
zeer wel genegen is om de Leeuwarder situatie los te koppelen van de totale provinciale situatie om
dat het ook hem wel duidelijk is dat, als wij moeten wachten tot de zaak provinciaal helemaal gere
geld is, wij in Leeuwarden in een noodsituatie komen. (De heer De Jong: Dat is niet uw antwoord op
vraag 272.) Nee, maar u moet er wel rekening mee houden dat na het moment dat wij schreven: "Se
dertdien zijn van het provinciaal bestuur geen reacties meer vernomen." wel enige tijd(De
heer De Jong: Ik doelde op de zin: "Wij hebben dit, tot nu toe helaas zonder resultaat, bij het provin
ciaal bestuur naar voren gebracht.") Het is al weer enige tijd geleden dat dit boekwerk gedrukt is. Ik
ben wel nieuw maar ik zit niet stil; ik zit hier nu wel stil maar normaal gesproken doe ik per dag iets
en dat betekent ook dat ik over deze zaak contact heb opgenomen met het provinciaal bestuur. (De
heer De Jong: Ik heb tot nu toe ook nog geen klachten over u ontvangen.) Dank u. Ik ben hier achter
aan gegaan omdat m.n. de problematiek van de psycho-geriatrische bedden voor Leeuwarden een nood
situatie is. Zoals het op het ogenblik is hebben wij wat dat betreft een enorm tekort. Daarom is het ook
jammer dat de staatssecretaris geen redenen heeft gevonden om op zijn eerdere verklaring t.a.v. De
Hofwijck terug te komen. Dat betekent dat het een beroepskwestie wordt waar wij van onze kant -
H/Z3
dat is dan eigenlijk een zaak van collega De Vries, maar ik ben er ook bij betrokken omdat Triotel wat
betreft het verpleeghuis onder mij valt - contact over op zullen nemen met de betreffende mensen van
de ministeries van C.R.M. en Volksgezondheid. (De heer De Jong: Het was toch al een beroepskwestie?)
Die beroepskwestie is nog niet voor geweest; dat is tenminste mijn informatie. (De heer De Jong: Ik meen
de te weten dat dit een antwoord is op de beroepskwestie die ingesteld is.) Nee, dat is niet zo. Er zijn
twee dingen geweest. Het provinciaal bestuur heeft in tweede instantie gunstig geadviseerd m.b.t. de
omzetting van de bedden. Naar aanleiding daarvan heeft de staatssecretaris geen reden gezien om op
de zaak terug te komen. De staatssecretaris heeft niet opnieuw een krachtig nee laten horen, dat heeft
hij al eerder gedaan. Ged. staten hebben hun standpunt herzien en op dat herziene standpunt wenst de
staatssecretaris niet terug te komen. Het wordt daarom nu een normale beroepszaak. Dat neemt niet weg
dat wij deze zaak van onze kant waar nodig zullen onderbouwen om tot een uitspraak te komen die zo
danig zal zijn dat de zaak voor ons niet op slot komt te zitten. Dat is iets dat wij natuurlijk wel in ge
dachten moeten houden, het gaat niet alleen om Triotel maar om de hele Leeuwarder verpleeghuissitua
tie en daar is De Hofwijck een deel van. Er is destijds een deal gemaakt met De Hofwijck; de verant
woordelijkheid van de gemeente - weth. De Vries heeft dat ook al een keer gezegd - blijft onver
minderd bestaan en daar staan wij ook voor.
De 2 promille die de heer Bouma aansneed heb ik al behandeld. Er zijn dus op dit moment wat dat
betreft geen repercussies voor de bespreking over de samenwerking van de ziekenhuizen. Ik dacht dat
wij aan de 4 promille al een hele houw hadden. (De heer Bouma: Volgens uw zeggen zitten wij hier op
5,7 promille. Met een niet groeiende bevolking moeten wij dan wel voorzichtig zijn als wij naar 4
promille moeten.) Dat promillage van 5,7 citeerde ik uit het hoofd; ik meen dat wij daar op zitten. Ik
dacht dat de voorbesprekingen erg voorzichtig geweest zijn. Je mag veronderstellen dat in de over
gangsfase t.a.v. de hele fusieproblematiek ook dit facet met de nodige voorzichtigheid zal worden be
keken. Het is echt niet zo dat wij aanstonds zullen zeggen: Kijk, hier zijn wij en zegt u het nu maar,
wij zullen heus wel onze argumenten hebben om tot een bepaald aantal bedden te komen.
De heer De Jong: De materie m.b.t. de verzorgingsbedden en de verpleegbedden vervult mij met
zo'n grote zorg dat ik deze zaak onder voorbehoud wil claimen; ik wil daarover nog overleg plegen in
mijn fractie. (De Voorzitter: Kunt u even nader definiëren wat u wilt?) Weth. De Vries heeft in zijn
afdeling duidelijk laten merken dat hij grote zorg heeft over de verzorgingsbedden in de nabije toe
komst. Ik wil daarom graag met mijn fractie opnemen of ik dit in de plenaire zitting zal brengen. Het
gaat om de hele materie van de verzorgingsbedden en verpleegbedden met daarbij de ontwikkeling
t.a.v. De Hofwijck.
De Voorzitter: Wij hebben hier een gedachtenuitwisseling. U stelt vragen en u krijgt antwoord van
de wethouder. De zorg die u hebt delen wij volledig. Als wij nu hadden gezegd dat wij het helemaal
niet met u eens zijn dan had u naar mijn mening moeten zeggen dat u het punt claimt omdat u een uit
spraak van de raad wenst omdat u vindt dat b. en w. op de verkeerde weg zijn; de raad zou dan in de
plenaire zitting moeten proberen b. en w. tot een andere zienswijze te brengen. Dat is de bedoeling
van het claimen van punten. Maar de zorgen die u hebt worden van deze kant volledig onderschreven.
Het enige dat u nu kunt verlangen is dat wij het nog eens zeggen, want behandeling in plenaire zit
ting zou een herhaling betekenen. (De heer De Jong: Ik dacht dat het goed was dat de raad een uit
spraak deed om het college te steunen in de verdere ontwikkeling m.b.t. deze zaak, zodat u weet dat
uw zorg volledig gedeeld wordt door hopelijk de hele raad. Dat is de reden van mijn claim.) De voor
opgezette bedoeling is dat wij hier een gedachtenuitwisseling hebben en dat de punten waarover een
uitspraak van de raad moet komen en de punten waarover meningsverschillen met b. en w. zijn ge
claimd worden. Dat is de bedoeling. Als er echter zoals bij dit punt overeenstemming bestaat tussen u
en de wethouder dan is claimen niet nodig. Ik vraag mij dan even af wat de zin is van het claimen van
dit punt.
De hear Miedema: Ik tocht dat it miskien sin hawwe koe dat, as jimme straks mei dy biropssaek fan
De Hofwijck sitte en ek as jimme mei dep. steaten prate moatte oer de fordieling fan de bedden oer
hiel Fryslan, der in dudlike utspraek leit fan de ried fan Ljouwert hoe't dy de situaesje yn Ljouwert
nei ynformaesjes fan it kolleezje bioardielet. Dy utspraek kin allinnich falie yn de bigreatingssitting.
Ik tocht dat de hear De Jong allinnich om dy utspraek ut to lokjen dit punt oanhalde wol foar de bi
greatingssitting; de ried hat dan de mooglikheit ut to sprekken dat de ried de greatst mooglike stipe
jaen wol oan it kolleezje hwat dizze saek oanbilanget.
De Foarsitter: Dit punt wurdt dus oanhalden om oan de ried in utspraek to freegjen oer it bilied
oangeande de saek hwer't nou oer diskussiearre is. Wy sille dit notearje.