}6' I Z8> plaatsingskosten en al dat soort toestanden? (De heer De Jong: Zij zijn geen ambtenaar.) De Voorzitter: Dat is inderdaad geen probleem. Ik ben het volledig met de wethouder eens dat wij in de maatschappij waarin wij leven uitermate voorzichtig moeten zijn om in dit soort van zaken onder scheid te willen maken naar herkomst van de mensen. Ik geloof dat wij m.n. op een terrein als dit - dit kan als voorbeeld dienen - uitsluitend moeten kijken naar de capaciteiten en mensen uit andere landen dezelfde kansen moeten geven als onze eigen mensen, want pas op, Nederland pretendeert een tolerant land te zijn op dit punt. Wanneer wij willen dat onze mensen uit ons kleine dichtbevolkte land elders ook kansen hebben - er zijn op dit terrein meer Nederlanders die elders werken dan omge keerd - dan zullen wij ook uit dien hoofde bijzonder tolerant moeten zijn. Ik begrijp dat u zorg hebt voor de werkgelegenheid van de eigen mensen, maar op dit terrein zou ik toch altijd voorop willen stellen dat wij zo lang mogelijk tolerant moeten zijn. Mevr. Visser—van den Bos: Ik heb gewoon zorg voor het feit dat er mij m.n. met betrekking tot twee musici werd verteld dat zij na hier afgewezen te zijn in het Westen direct gretig werden aangenomen. Het gaat dus niet om de werkgelegenheid, maar ik vraag mij af of wij hier zulke exhorbitante eisen stellen. (De Voorzitter: Nee, gelukkig denkt men op dit punt verschillend; het is bijzonder fijn dat die mensen elders zo vlug werk hebben kunnen vinden, daar waarderen ze kwaliteit misschien net even anders dan hier. Dat kan natuurlijk, dit is een erg subjectieve zaak. Maar het draait hier op het ogen blik goed met het Frysk Orkest en dat is, dacht ik, het belangrijkste.) Dat is inderdaad zo. De heer Bouma:i|k wil toch nog even met nadruk stellen dat ik persoonlijk een tegenstander ben van het door de overheid ontlenen van bevoegdheden aan het verstrekken van subsidies. De Voorzitter: Dat is dus ook wat de wethouder naar voren bracht; u sluit zich daarbij aan. Dan zijn wij het over dit punt dus wel eens geworden. De Voorzitter: Ik dank u hartelijk voor uw medewerking aan deze vergadering. De Voorzitter sluit, om 21.45 uur, de vergadering. /Z3 Verslag van de vergadering op donderdag, 25 november 1976 van de afdeling VI van de Gemeenteraad ter voorbereiding van de behandeling van de Ontwerp—begrotingen voor 1977. Aanwezig van de afdeling: mevrouw mr. E.N.J. Smit en de heren J. ten Brug (weth.), drs. M.H.G. de Greef, H. Meijerhof (vanaf 19.40 uur), dr. W.A. de Pree (tot de pauze), N. Sterk en L. Visser. Aanwezige overige raadsleden: de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma en A. Willemsma-de Jong (vanaf 21.30 uur) en de heren S. Bouma, G. Buising, G.F. Eijgelaar (weth.) (vanaf 19.40 uur), ir. C.G.H. Geerts, J. Knol (vanaf 20.10 uur), J. Schaafsma (weth.) (vanaf de pauze) en J.B. Singelsma. Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester. Voorts zijn aanwezig: de heren P. de Boer, ambtenaar van de afdeling Financiën en Belastingen, W. Braaksma, plv. hoofd van de afdeling Economische Zaken, Beleidsp'anning en Organisatie, mr. H.P.M. Kalwij, ambtenaar van de afdeling Onderwijs, P. Kingma, ambtenaar van de afdeling Onderwijs, J .JOljans, hoofd van de afdeling Onderwijs, mr. W.J.G. Reumer, loco-secretaris, en C. IJsbrandij, hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen. Te behandelen: Par. 4. Beleidssector Onderwijs Par. 11. Beleidssector Overige Uitgaven en Inkomsten. De Voorzitter: Dames en heren, hartelijk welkom op de laatste afdelingsvergadering. PAR. 4. BELEIDSSECTOR ONDERWIJS. A. Algemeen. Punten 139 t.e.m. 141. De heer De Pree: In vraag 139 wordt aan het college iets gevraagd en daar komt het antwoord op dat het college er wel toe bereid is maar dat het een nogal tijdrovend werk is. Ik geloof niet dat dat de bedoeling is van deze vraag. Waar het in vraag 139 om gaat is niet dat er een grote discussienota op het gebied van het onderwijs wordt gemaakt - er zijn landelijk wel voldoende discussienota's op dit terrein - maar of er niet iets zou kunnen komen - geen nota dus als dat wat te zwaar klinkt, maar een beleidsstuk - waarin wat staat over het beleid op onderwijsgebied van de gemeente Leeuwarden voor de komende paar jaar. Waarom? Al was het alleen maar omdat zo'n beleidsstuk een beetje een referentiekader zou kunnen zijn voor scholen, individuele schoolhoofden enz. die vaak - en dan ben je aan de basis - met dingen bezig zijn en gewoon graag willen weten of er een kans is dat dat geho noreerd wordt, of dat aansluit bij datgene wat er de komende jaren in Leeuwarden op stapel staat. Het gaat b.v. om punten als: Wat is er te verwachten wat betreft de versmelting van kleuter- en basisonder wijs en dergelijke. Het gaat dus gewoon om een soort situatieschets van: Zo ligt het op het ogenblik in Leeuwarden en de komende jaren liggen daar de accenten. Dat is eigenlijk alles wat er met deze vraag bedoeld wordt. Het hoeft dus niet zo gek veel werk te kosten, dacht ik. N.a.v. vraag 140, waarin de Onderwijscommissie genoemd wordt, heb ik ook een paar opmerkin gen; ik zeg een paar omdat ik denk dat de Onderwijscommissie zelf mans genoeg is om de zaak intern te regelen. Het is op dit ogenblik toch wel zo dat de Onderwijscommissie wat magertjes functioneert. Ik zit er zelf in. U denkt misschien dat zo'n commissie - onderwijs is een erg belangrijke zaak - heel vaak vergadert en heel lange agenda's afwerkt, maar ik moet u dan teleurstellen want dat is niet het geval, terwijl ik denk dat dat wel zo zou moeten zijn. Ik koppel hier een suggestie aan vast; misschien dat de wethouder daar al iets over kan zeggen, zo niet, dan zou dat in de Onderwijscommissie aan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 67