I $0
bod moeten komen. Ik vraag mij af of zo'n Onderwijscommissie niet wat minder geïsoleerd zou moeten
werken door wat meer te overleggen met wat dan het onderwijsveld genoemd wordt. Er zijn op dat ge
bied een aantal organisaties werkzaam en ik kan mij voorstellen dat je als Commissie voor Onderwijs
regelmatig gaat praten met een Kleuterouderraad en een Schoolraad en op die manier hoort wat daar
leeft en ook agendapunten laat aanreiken vanuit die Kleuterouderraad en Schoolraad, waardoor je dus
een beetje de kant op gaat van de hier bestaande functionele raden die ook regelmatig contact hebben
met het veld waarmee zij te maken hebben, dit om te voorkomen dat zo'n Onderwijscommissie - ik
vermoed dat het wat mager zijn van de agenda's daar wat mee samenhangt - toch wat in het luchtle
dige zit of hooguit wat in de politieke sfeer zit en weinig contact heeft met de mensen die in het on
derwijs werkzaam zijn.
De heer De Greet: Ik zou willen beginnen met punt 140. Ik heb niet een duidelijk inzicht in de
verhouding tussen bevoegdheden en taken van de raad en bevoegdheden en taken van b. en w. Ik hoor
nogal vaak in de commissie dat er een duidelijke afbakening is gemaakt in de Lager Onderwijswet tus
sen de bevoegdheden en taken van raad en b. en w. Nu heb ik die wet eens op mijn gemak door zitten
bladeren. Ik heb wel een aantal bevoegdheden gevonden die duidelijk aan b. en w. zijn gedelegeerd
op schoolbestuurl ijk terrein en wat wettelijk geregelde bevoegdheden, maar ik heb niet de indruk ge
kregen dat die bevoegdheden zo zijn afgebakend dat m.n. ten aanzien van de Commissie Onderwijs
eigenlijk constant maar de boot kan worden afgehouden. Als ik dat koppel met vraag 139 en met een
vraag die verderop is beland, n.l. vraag 154, maar die eigenlijk ook op deze eerste pagina hoort, dan
zou ik met name willen bepleiten dat op het terrein van het lokale onderwijsbeleid het geheel eens in
een kader wordt bekeken; daar zijn wij zo langzamerhand wel aan toe, dacht ik. Het R.I.O.N. heeft
dat ook gedaan, dat heeft naar het gemeentelijk onderwijsbeleid gekeken en constateert eigenlijk een
zekere mate van activiteit en tegelijkertijd passiviteit, een zekere traagheid, een zeker achter ont
wikkelingen aan lopen en - op pagina 19 staat dat letterlijk - een zekere afwachtende houding. Ook
het woord "traagheid" wordt letterlijk gebruikt; er wordt gesproken van een zekere traagheid van het
gemeentebestuur en m.n. van b. en w. samen met het gemeentelijk apparaat. Dat zou ik willen combi
neren met het feit dat ik toch wel de indruk heb dat alle initiatieven die er genomen worden vanuit
het veld teveel ad hoe worden bekeken; je ziet dat er een soort commissie-diplomatie wordt gevolgd
waarbij allerlei initiatieven opgepikt worden waarvoor dan een commissie wordt gevormd. Dan moet
het eerst terdege worden onderzocht terwijl de mensen staan te trappelen en vaak ook initiatieven heb
ben - ik denk b.v. aan de Kleuterouderraad - om van start te gaan en juist dat stukje ondersteuning
nodig hebben vanuit een kader. (De heer Ten Brug (weth.): Kunt u eens een voorbeeld geven van zo'n
initiatief?) U kent vast ook de brief van de Kleuterouderraad, een reactie op het beleidsplan inzake
ouderparticipatie, het maken van schoolwerkplannen daarvoor en dergelijke. Dat is een heel concrete
zaak die volgens mij duidelijk ondersteuning zou verdienen maar dan ook in een duidelijk vastgelegd
kader zodat de mensen die ondersteuning krijgen die nodig is om zoiets werkelijk te doen slagen en
van de grond te krijgen.
Ik heb ook nog een vraag m.b.t. punt 141 Dat betreft de verhouding tussen de Kleuterouderraad,
de Schoolraad en de Onderwijscommissie. Wat betreft de verhouding tussen de Kleuterouderraad en de
Schoolraad heb ik het gevoel dat er - ik weet niet hoe ik het anders moet zeggen - een zekere be
langentegenstelling bestaat, een verschil van visie. Als ik dan denk aan de integratie tussen kleuter
en lager onderwijs en de noodzaak om met elkaar te overleggen dan constateer ik dat die twee clubs
erg moeizaam met elkaar van gedachten kunnen wisselen. Misschien is er een verschil in aanpak. Ik heb
in ieder geval vanuit de Commissie Onderwijs de behoefte om duidelijk wat dwarsverbindingen aan te
gaan leggen omdat er een aantal zaken op ons af komen, omdat een aantal projectgroepen op het punt
staan allerlei eieren uit te broeden die ik duidelijker dan in het verleden gecoördineerd zou willen zien
ook vanuit de raad. Ik zou er daarom voor willen pleiten dat de Onderwijscommissie eens contact zoekt
met de Schoolraad en de Kleuterouderraad om eens te kijken hoe die dwarsverbindingen er in de toe
komst uit zouden moeten zien.
De hear Singelsma: Der skynt in lannelike prognoasekommisje to wezen dy't foarspellingen docht
oangeande it tal learlingen dat yn de kommende jierren of op middellange termyn de legere skoallen
bisykje sil. As jo hearre en leze hoe folie minder bern der op de skoallen komme sille en hwat foar ge-
folgen dat hawwe sil foar de skoalmasters - wurkleazens en sahwat -, dan soe ik freegje wolle: Wurdt
der - fansels binne dizze kommisje en de utslaggen fan de ündersiken dêrfan hjir bikend - hjir ek
rekken halden mei hwat dizze kommisje foarspelt op middellange termyn? Haldt men rekken mei de ut-
komsten fan dizze kommisje? (De heer Ten Brug (weth.): U bedoelt de landelijke commissie?) Ja, de
lannelike kommisje en de utkomsten tapast op Ljouwert.
73/
De heer Ten Brug (weth.): Zowel de heer De Pree als de heer De Greef is aanknopende bij de
vragen 139, 140 en 154 ingegaan op de werksituatie van de Commissie Onderwijs. De heer De Pree
heeft er bij gezegd dat het ook een zaak van de leden is dat het gaat zoals het gaat. Daar ben ik hem
erkentelijk voor maar het slaat dan uiteraard ook op mij want ik ben ook lid van die commissie. Wij
hebben, dacht ik, ook bij de vorige begrotingsbehandeling in de afdelingsvergadering gesproken over
deze kwestie. Ik geloof dat u zich wel moet realiseren dat u hier hebt te doen met een raadscommissie
en niet met een functionele raad; die heeft een andere status en ook een ander doel. Een raadscommis
sie heeft in feite te doen met een beoordeling van de voorstellen van b. en w. en met de advisering
daarover aan de raad. Dat is kort gezegd de taak van een raadscommissie. Nu hebben de leden van de
Onderwijscommissie - b. en w. voelen dat wel aan - er behoefte aan zo nu en dan met b. en w. in
een voorstadium over bepaalde zaken te praten. In dat opzicht hebben wij het dan ook goed gevonden
dat de commissie - dan moet je zo nu en dan de deuren sluiten; ik heb tot mijn schrik ontdekt dat ik
dat meerdere malen heb vergeten, maar er is tot nu toe niets van naar buiten gekomen - af en toe
functioneert als adviescommissie van b. en w. Maar daarmee is het in ons gemeentelijk bestel in genen
dele een beleidscommissie geworden. De verantwoordelijkheid voor het beleid ligt in eerste instantie
bij het college van b. en w. Ik dacht ook dat dat goed was, je moet die dingen goed onderscheiden
want anders zou je in het laatste spel, als ik het zo mag noemen, in de raad een verwarring van ver
antwoordelijkheden krijgen. De voorstellen die in de raad komen zijn voorstellen van b. en w. en ik
geloof ook niet dat b. en w. een adviescommissie - dat gebeurt ook niet met andere adviescommissies
voor b. en w. - zo moeten gebruiken dat ze zeggen: Zeggen jullie maar hoe het is en dan stellen wij
het voor. Dat lijkt mij onjuist, dat zou wegkruipen zijn voor de verantwoordelijkheid. B. en w. dragen
de verantwoordelijkheid; als de commissie akkoord gaat met wat b. en w. voorstellen dan is dat een
plezierige situatie, als de commissie er niet mee akkoord gaat - dat geldt zowel als de commissie op
treedt als raadscommissie als wanneer de commissie optreedt als adviescommissie van b. en w. - dan
kan dat voor b. en w. een reden zijn de zaak opnieuw te overwegen, maar de voorstellen komen van
uit het college. Ik dacht dat je dat goed in de gaten moest houden. Dat is ook de reden waarom ik m.n.
tegen de heer De Greef nog wel eens moet zeggen: In het hele onderwijsgebeuren heeft het college
ook op grond van de wet een duidelijk aparte taak, het college is het bevoegd gezag wat betreft de
gemeentescholen. Nu weet ik best dat in de Onderwijswet de raad ook een paar keer wordt genoemd
maar wij moeten ons wel goed realiseren dat wij hier toch met die Onderwijswet zitten op het terrein
van het medebewind en niet op het terrein van de autonomie. Wij hebben hier te maken met een orga
nieke wet, een wet die in de Grondwet wordt aangekondigd. Onderwijs is duidelijk, zoals de Grond
wet het zegt, een onderwerp van aanhoudende zorg van de regering, het is een stuk nationaal beleid.
Dat betekent dat je in dat beleid het zwaartepunt - dat is met het hele terrein van het medebewind
zo - hebt liggen bij b. en w. Natuurlijk ben ik best bereid om meer dingen te bespreken in de Onder
wijscommissie, maar niet in die zin dat wij nodig een club moeten hebben om eens met elkaar over het
onderwijs in zijn algemeenheid te gaan praten. Een ander punt is dat er een aantal dingen zijn die in
de raad komen en waarvan de Onderwijscommissie zelf heeft gezegd: Daar hoef je niet elke keer mee
in de commissie te komen; formeel zou dat wel moeten. Daarbij gaat het b.v. om alle artikel 72-zaken,
om de extra kredieten. De commissie vindt het niet nodig die dingen te bespreken, tenzij er iets bij
zonders aan de hand is. Op die manier werken wij dan ook. Een enkele keer stellen wij voor een mede
werking niet te verlenen en dan komen wij er mee bij de Onderwijscommissie; dat is eigenlijk een
beetje de zaak op zijn kop, maar zo liggen de feiten toch. Benoemingen van hoofden van scholen ko
men wel in de commissie. Wanneer wij in de commissie met elkaar praten over een stuk onderwijsbe
leid dan zullen wij dat, wil dat een vruchtbare discussie zijn, moeten doen aan de hand van bepaalde
stukken, zoals wij dat de laatste vier vergaderingen hebben gedaan aan de hand van de nota van mi
nister Van Kemenade over de schoolbegeleidingsdienst; die besprekingen zijn nog uitgelopen in een
bezoek van de hele Onderwijscommissie aan de S.A.D. Dat was een verzamelen van informatie die
voor ons allen goed is, maar je zult toch moeten blijven op het pad van: Dit is een raadscommissie die
zo nu en dan ook als adviescommissie van b. en w. optreedt. Als gezegd wordt dat die commissie ma
gertjes functioneert dan is het maar hoe je het wilt zien. De commissie kan niet functioneren als een
functionele raad; dat is logisch. Dat komt ook mee omdat wij hier altijd een beetje met een tussensitu-
atie zitten, zo nu en dan heb je te maken met b. en w. als bevoegd gezag van de scholen en in andere
gevallen met een stukje zorg voor het onderwijs in zijn algemeenheid waarbij dan ook het bijzonder
onderwijs is betrokken en waarbij de bevoegdheid van de raad heel beperkt of nihil is. Het is gewoon
een feit - ik heb dat in het verleden ook wel eens gezegd tegen de heer Van Haaren - dat je moet
erkennen dat de marge die wij hebben op het terrein van het onderwijs binnen de wettelijke kaders
heel erg klein is. Nu hebben wij allemaal wel de hoop dat minister Van Kemenade dat met een stuk
decentralisatie wat zal verbeteren, maar als ik de concept-ontwerpwet op het basisonderwijs zie dan