Z '2>Z
heb ik daar een hard hoofd in, want dan zijn er zelfs een aantal dingen die gewoon minder worden.
Als je hoort dat m.b.t. de Schoolraad de vertegenwoordigers van het gemeentebestuur niet meer worden
genoemd, dat die er dus eigenlijk uit zouden moeten, dan vraag je je af hoe je dan nog een klein
beetje het onderwijsbeleid zult kunnen volgen. Wij hebben in de commissie zelf besloten de Contou
rennota niet te bespreken omdat die nota al zoveel besproken was. De heer De Greef heeft zopas het
rapport van het R.I.O.N. genoemd over het onderwijsbeleid in Leeuwarden; dat is zeker een stuk waar
wij met elkaar over zouden moeten praten zonder dat ik overigens - ik wil er nu niet verder op ingaan
- aan dat stuk een te zwaar gewicht wil geven; er zijn 6 a 7 man geïnterviewd en die hebben inder
daad zinnige en onzinnige - ik was er zelf ook bij - dingen gezegd over het onderwijs en ik dacht
dat je het mede in dat licht zou moeten bekijken. Ik wil er toch wel één stuk uit halen - de heer De
Greef had het daarover; het stond niet alleen in het rapport van het R.I.O.N., maar hij heeft het zelf
al vaker gezegd en daarom staat het misschien wel in dat rapport want daar heeft hij ook aan meege
werkt - en dat is de passiviteit. Je kunt hier natuurlijk twee wegen gaan. Wanneer wij naar democra
tisering willen en het veld zelf inspraak willen geven dan zal je moeten vragen: Wat vinden jullie er
van. Dan zullen zij er ook met elkaar over moeten denken. Dat kost dan tijd. Je kunt ook een andere
weg kiezen en zeggen: Zo doen wij het en daarmee uit. Het college heeft de eerste weg gekozen en
ik geloof dat dat ook de beste weg is, want er is op het terrein van het onderwijs veel aan de orde en
veej verwarring; er worden veel nieuwe dingen naar voren gehaald alsof de wettelijke kaders daarvoor
al aanwezig zijn. Je moet daarom de mensen de tijd geven om dit werkelijk goed te bespreken. Als de
heer De Greef zegt: Denk nu eens aan die brief van de Kleuterouderraad, daar staan zinnige dingen
in over het schoolwerkplan en over de bevoegdheden van de oudercommissies op dat punt en daar moe
ten wij het toch nodig over hebben, dan moet ik zeggen dat binnen het kader van de huidige wet 99%
van wat daarin wordt genoemd helemaal niet mogelijk is en dat het binnen het kader van de nieuwe
wet ook nog niet kan, althans als het wetsontwerp zoals het er nu ligt wordt gevolgd. Wij moeten na
tuurlijk wel in de gaten houden dat wij binnen het kader van de wettelijke bepalingen moeten blijven.
Dat geldt ook een beetje voor de blijkbaar wat moeilijke verhoudingen - daar hebt u kennelijk net als
ik kennis van genomen - tussen de Schoolraad en de Kleuterouderraad. Er was aanvankelijk geen en
kele verhouding tussen beide raden, de Schoolraad bemoeide zich met het lager onderwijs en de Kleu
terouderraad met het kleuteronderwijs; de Schoolraad had een andere functie dan de Kleuterouderraad,
dat is wettelijk geregeld. Het is nu duidelijk dat wij naar een gemeenschappelijke Schoolraad moeten.
Dat is bij een wijziging van de algemene maatregel van bestuur m.b.t. artikel 20 van de Lager Onder
wijswet geregeld; daarbij wordt bepaald dat je moet komen tot een gemeenschappelijke Schoolraad
voor kleuter- en lager onderwijs. Er zijn op het ogenblik besprekingen gaande tussen de Schoolraad en
de Kleuterouderraad en van die besprekingen weet ik evenveel als de raadsleden omdat dat besprekin
gen zijn tussen de presidia van beide raden en daar zit ik niet in. Ik wacht het wel af. Ik heb wel het
idee dat er een aantal punten zijn waarvan de Kleuterouderraad niet goed in de gaten heeft dat hij
moet handelen binnen de wettelijke bepalingen die nu eenmaal voor de Schoolraad zijn vastgelegd;
dat betekent dat een aantal wenselijkheden die in het program van de Kleuterouderraad zijn opgeno
men bij een nieuwe samenstelling van de Schoolraad niet zal kunnen worden gerealiseerd. Ik ben er van
overtuigd dat men dit wel oplost. Dat zijn in ieder geval geen moeilijkheden die het gemeentebestuur
veroorzaakt heeft; ik geloof ook dat het geen moeilijkheden zijn die de raden zelf veroorzaken. De
beide raden werken nu een beetje verschillend. Er zijn natuurlijk aanmerkelijk minder kleuterscholen
dan lagere scholen; dat moeten wij ook in de gaten houden. De Kleuterouderraad kan daardoor ook op
een andere manier werken; kleuterscholen hebben hooguit 3 personeelsleden, heel veel hebben er maar
2, en de verhouding tussen de Kleuterouderraad en het totale personeel is daardoor wat gemakkelijker.
Ik wil niet zeggen dat er bij de Kleuterouderraad op het terrein van ouderparticipatie niet een aantal
bijzonder leuke initiatieven zijn genomen waarvan men in de kringen van het basisonderwijs heel wat
kan leren. Ik heb een vergadering van de Kleuterouderraad bijgewoond die op een bijzonder leuke ma
nier deze zaak aan de orde stelde; daar bleek ook hoe verschillend men in de wijken - dat verschilt
van school tot school - toch inmiddels een stuk ouderparticipatie tot stand heeft gebracht. Het kan
ook zijn dat de emotionele binding tussen de ouders en de kleuterschool wat sterker is dan die tussen de
ouders en de lagere school. Bij de lagere school - dat is ten onrechte - komt al gauw om de hoek:
Hoe komt het met mijn kind na de 6e klas. De overgang van de kleuterschool naar de lagere school is
een normale overgang; dat komt voor iedereen.
De heer De Pree zegt dat hij eigenlijk helemaal niet om een beleidsnota heeft gevraagd. Wij kon
den dat echter naar mijn mening bezwaarlijk uit de betreffende vraag destilleren. Er staat: "met een
nota te komen waarin het te voeren onderwijsbeleid op de korte en middellange termijn", dus "het te
voeren onderwijsbeleid". Nou, dat is nogal wat. Wij hebben er wel eens met elkaar over nagedacht
hoe dat zou moeten, een onderwijsbeleidsplan, maar dan moet er nogal wat bekeken worden; dan zal
je het kwantitatieve aspect, het kwalitatieve aspect en het organisatorische aspect er in moeten bren
gen en dan onderverdeeld in de verschillende soorten scholen. Er zijn natuurlijk wel een aantal dingen
waarmee wij op dat moment dan al bezig zijn, maar op zichzelf is het geloof ik goed dat alles wat uit
de commissies komt eens in een groot kader gebracht zou worden. Maar er moet dan ook niet vergeten
worden dat hier ook gedurig wordt gepreludieerd - dat moet ook wel - op situaties waarvan wij nu
verwachten dat ze t.z.t. zullen komen. Daar moet je ook wel wat aan doen, maar je kunt het niet op
korte termijn concretiseren.
De heer De Pree heeft gevraagd: Hoe komt het nu met die verhouding kleuteronderwijs-basisonder-
wijs? Wij weten alleen dat, als die nieuwe wet komt, er een nieuwe basisschool verschijnt, wij weten
dat wij, afgezien van de nieuwe basisschool - maar dat is niets nieuws, dat staat al jaren in ons be
leidsplan en daar zijn wij ook mee bezig -, de verhouding kleuteronderwijs-lager onderwijs moeten
stroomlijnen. U weet ook dat nog niet zo lang geleden een oranje boekje van de S.A.D. is verschenen
op welke wijze dat zou kunnen. Dat wordt op het ogenblik besproken in de Begeleidingscommissie voor
het onderwijs - zowel openbaar als bijzonder onderwijs - en uiteraard ook in de Kleuterouderraad en
de Schoolraad. Wij hebben inmiddels ook minister Van Kemenade om aandacht voor dit stuk gevraagd
door dit toe te zenden omdat wij dachten dat dit misschien een mogelijkheid is om aan te sluiten bij
zijn plannen om het aantal scholen waarmee men gaat experimenteren in de komende tijd uit te breiden.
Ondertussen hebben wij ons er wel van vergewist dat dat in feite landelijk maar een klein aantal is,
hij denkt landelijk aan maar 100 scholen. V/el, dan moet je je wel indenken dat deze proef, die niet
zo uitgebreid is als het vorige experiment, voor Leeuwarden toch hooguit uit één school of twee scho
len kan bestaan. Wij zullen moeten bekijken hoe wij daarnaast een wat groter koppel scholen mee zou
den kunnen nemen, een soort volgscholen, met dat andere plan. Daar zijn wij op dit moment dus mee
bezig.
De heer De Pree zegt dat er eigenlijk een overlegsituatie moet komen tussen Onderwijscommissie,
Schoolraad, Kleuterouderraad enz. Je hebt hier met organen te doen die een duidelijk andere taak
hebben dan de raadscommissie. Wat de Schoolraad betreft is bekend dat de leden van de commissie de
vergaderingen van de Schoolraad bij kunnen wonen; dat is in die zin indertijd niet - dat kon ook niet
- geregeld voor de Kleuterouderraad, maar ik ben er zeker van dat daar ook wel een publieke tribune
zal komen als de leden van de Onderwijscommissie daar prijs op stellen.
De heer Singelsma heeft gesproken over het teruglopen van de leerlingenaantallen. Daar zijn lan
delijke rapporten over. U weet dat wij ook bezig zijn met de becijfering van de schoolbevolking in de
toekomst. In het beleidsplan staat daar ook een stuk over. Wij moeten dat zo nu en dan wel weer bij
stellen, maar deze berekeningen zijn mede gebaseerd op landelijke cijfers. Wij moeten onszelf niet
wijs maken dat het in Leeuwarden anders zal zijn dan b.v. in Bokwerd. U hebt in de laatste aflevering
van het Bokwerder Weekblad kunnen lezen hoe moeilijk het daar met de kleuterschool is en dat zelfs
de aanbevolen maatregelen ook niet in goede aarde vallen. U ziet, wij sluiten ons hier helemaal bij
aan, mijnheer Singelsma.
Punten 145 t.e.m. 150.
De heer De Pree: Even iets n.a.v. de punten 146, 147, 148, 149 en 150. Ik denk dat de vragen
toch niet zo goed geformuleerd zijn want de bedoeling van vraag 146 betreft niet zozeer de V.O.O.
in Leeuwarden, maar gedacht is ook aan de landelijke V.O.O. Het gaat hier om de mogelijkheden,
wettelijk en juridisch gezien, van de ouderparticipatie. Dat is vast niet iets dat alleen in Leeuwarden
speelt. De opzet van deze vraag was alleen maar: Zou het niet zinvol zijn om op landelijk niveau de
V.O.O. die in andere gemeenten waarschijnlijk met exact dezelfde vragen wordt geconfronteerd eens
te vragen om advies? Dat wat punt 146 betreft.
In de punten 147, 148, 149 en 150 is - dat komt later nog een paar keer terug - sprake van een
nieuw in te stellen projectgroep interne democratisering. Ik moet zeggen dat het mij als muziek in de
oren klinkt, maar ik heb geen flauw idee wat precies het doel is, wat de taakomschrijving is van die
nieuw in te stellen projectgroep. Dat zou ik dus graag willen weten. Mijn tweede vraag is wie daar
dan in komen, niet welke personen er in komen maar uit welke sectoren die personen zullen komen.
Dan heb ik een vraag die ik maar koppel aan punt 147; het gaat om ouderparticipatie. Het betreft
een probleem waarvan ik weet dat de wethouder het ook wel kent, maar het blijft daar toch wel een
probleem om. Het beleid in onze gemeente is zo dat bij vacatures - ik denk dan m.n. aan schoolhoof
den maar ook aan ander onderwijzend personeel - voorrang wordt gegeven aan mensen die op wacht
geld staan. Ik ben dan geneigd daarvan te zeggen dat ik mij dat uit sociale overwegingen erg goed
kan voorstellen, maar aan de andere kant staat het, hoe begrijpelijk het ook is, haaks op ouderpartici
patie in die zin dat, als er een nieuw hoofd of een nieuwe leerkracht nodig is voor een kleuterschool