fit l'3<i J-I3S of een basisschool, de ouders daarin een hoop te vertellen moeten hebben wat niet verenigbaar is met die voorrang. Als gemeente zeg je: Wij hebben een aantal mensen op wachtgeld en die moeten eerst aan de beurt komen. Dan kan het voorkomen dat een school zegt: Maar die willen wij eigenlijk niet, of: Wij willen een open sollicitatie. Ik weet wel dat ik teveel vraag als ik zeg: Wethouder, los dat nu eens even op. Toch is het m.i. wel een probleem en niet alleen een theoretisch probleem; uit wat ik zo hoor van de huidige situatie moet ik afleiden dat het al speelt. Misschien kunt u nog eens duidelijk zeggen of het klopt dat het beleid is dat wij moeten proberen mensen op wachtgeld op vacante plaat sen te krijgen. Verder zou ik willen weten hoe je dan de wensen van een school zult kunnen honoreren. De heer Ten Brug (weth.): Wij hadden inderdaad begrepen dat in vraag 146 de V.O.O. Leeuwar den werd bedoeld. Er is op landelijk niveau contact met de V.O.O. Vrijdag j.lis er in Utrecht een vergadering geweest van een aantal wethouders van Onderwijs met de V.O.O., uitgeschreven door de V.O.O., m.n. om daar met hen te praten over de kwestie van de beheersvorm van de openbare school. Het is n.l. zo - ik heb dat, dacht ik, een vorige keer ook al eens verteld - dat er in het beleidsplan van de V.O.O. nogal sterk aandacht werd gevraagd voor de mogelijkheden die artikel 61 en volgende van de Gemeentewet ook voor de beheersvormen van het openbaar onderwijs bieden. Daar is aanvanke lijk door de gemeenten, ook door Leeuwarden, wel enthousiast op gereageerd, maar zo langzamerhand komen er in gemeentelijke kringen en m.n. in de kringen van de Commissie Onderwijs van de V.N.G. ook nogal wat bezwaren naar voren. Dat was dan ook aanleiding voor deze bespreking. Die bezwaren zijn nogal hard verwoord door weth. Wallage van Groningen. Het belangrijkste bezwaar is wel dat je een stuk openbaar beleid - dat geldt voor onderwijs in het algemeen en m.n. ook voor het openbaar onderwijs - in feite uit handen gaat geven. Als je het bevoegd gezag dat nu bij b. en w. berust uit handen geeft wat kan je dan nog aan eigen gemeentelijk beleid voeren. Een ernstig bezwaar ontstaat - ik heb daar ook nimmer aan gedacht - als je voor elke openbare school een artikel 61-commissie zou maken, want dan zou het een grote warwinkel worden. Ik heb het idee dat hierover het laatste woord nog lang niet gezegd is. Dit is een punt dat volop in discussie is en ik dacht dat er van beide kanten goede argumenten worden aangevoerd. Het is duidelijk een stuk democratisering; de woorden intern en extern moet u maar vergeten. Die democratisering is natuurlijk een groot goed. De mensen er meer bij betrekken is erg belangrijk, niet alleen voor de mensen zelf maar ook voor de kinderen en de school en de situatie van de kinderen in de school. Maar daar staat eigenlijk haaks op de wenselijk heid om als gemeentelijke overheid enige vrijheid te krijgen om een duidelijk beleid op dit punt te kunnen voeren. Dat kan botsen en hoe je dat op moet lossen is iets dat nog niet duidelijk is. Als je een artikel 61-commissie gaat instellen dan zit je al met de verhouding tot de Schoolraad en de oudercom missies; dat zijn wettelijke organen. En wat is dan bestuur? Dat geeft op zichzelf wel een hoop pro blemen. De zaak is gelukkig volop in beweging. Het is een heel goed initiatief geweest van de V.O.O. om hier met wethouders van diverse gemeenten over te gaan praten. (De heer Visser: Acht de wethouder artikel 61 van de Gemeentewet toepasbaar wat betreft de Lager Onderwijswet? In die wet is gezegd dat het gemeentebestuur het bevoegd gezag is. Kan het gemeentebestuur dan wel bevoegdheden uit handen geven?) Ik dacht dat de mogelijkheden in de Gemeentewet ook van toepassing zijn want je houdt - dat is een beetje de dubbele verantwoordelijkheid met een artikel 61-commissie - dat de wethouder die daar in zit in de raad aanspreekbaar is, niet alleen aanspreekbaar als voorzitter van de commissie maar ook als wethouder. Maar dat geldt natuurlijk niet alleen bij scholen, dat geldt ook als er geen wettelijke regeling naast staat. In de praktijk blijkt het wel te kunnen, er zijn scholen in den lande met een artikel 61-commissie; meestal heeft dat een voorgeschiedenis, het gaat b.v. om een compromisschool of, zoals men het tegenwoordig noemt, een samenwerkingsschool, het kan ook om een school gaan die vroeger een bijzondere school was en die later door de gemeente over is genomen, ik denk dan aan onze kunstacademie. Ik acht het dus wettelijk wel mogelijk. De situatie is wel hier en daar zo dat de bevoegdheden waarmee men gestart is - dat was, heb ik begrepen, o.a. in Den Bosch het geval - niet gebleven zijn en het uiteindelijk zo gekomen is dat de artikel 61-commissie niet ver der heeft kunnen komen dan een soort adviescommissie; dan stelt het niets voor, daar hoef je geen ar tikel 61-commissie voor in te stellen. (De Voorzitter: Maar dat is toch geen adviescommissie?) Als ik over artikel 61 spreek dan bedoel ik daar het hele rijtje artikelen dat daarop volgt ook mee, ook arti kel 63. In het spraakgebruik is het meestal artikel 61 dat genoemd wordt, maar eigenlijk moet gezegd worden artikel 61 en volgende. Dan het probleem dat de heer De Pree aansneed m.b.t. mensen die wachtgeld hebben. Wij hebben daar nu nog niet mee te maken maar dat zal zeker wel gebeuren. Wachtgelders hebben bij benoeming voorrang; dat is ook wettelijk. Als er nog wachtgelders zijn dan vergoedt het rijk, als er een ander wordt benoemd, de salariskosten niet. Afgezien daarvan is er ook nog een morele plicht t.o.v. die men sen, want je hebt ze eerst in dienst gehad. Het ligt nu moeilijker dan vroeger. Vroeger was het zo dat je zei: Zo moet het. En daar schikte men zich in. Maar dat kan niet meer en terecht. Dat zal met "hoed en noed" moeten worden gespeeld. Over een weigering valt wel te praten, maar je moet het in wezen natuurlijk niet tot een weigering laten komen - je kunt dat zien aankomen - want de man of vrouw die het treft krijgt daardoor een etiket en dat mag niet. Wij hebben er nog niet veel ervarin gen mee, maar wij zullen er wel mee te maken krijgen; het is een morele plicht van het gemeentebe stuur, maar er zit ook nog een financiële drang achter. Punten 151 en 152. De heer De Pree: Tot dusverre waren er algemene of misschien wat abstracte zaken aan de orde, maar nu heb ik twee heel concrete vragen. De eerste koppel ik aan punt 151 over onderwijs en samen leving; ik heb het daar maar aan opgehangen, maar het betreft een heel concreet geval waarvan ik pas heel kort geleden de informatie heb gekregen. Het gaat over de herindeling van het schoolplein van de AebingaschoolVoor zover mijn informatie strekt is het zo dat op 24 juni van dit jaar een sub sidie-aanvraag voor de herindeling van dat schoolplein is gedaan aan C.R.M., landelijk, en aan S.Z.W., gemeentelijk, en dat de situatie op het ogenblik zo is - ik moet u zeggen dat het kan zijn dat de toestand inmiddels weer gewijzigd is, maar dat zou dan de laatste paar dagen geweest moeten zijn - dat zowel C.R.M. als S.Z.W. zich akkoord hebben verklaard, maar dat de afdeling Onderwijs - daarom koppel ik het hier aan - bezwaren heeft die op zichzelf niet zo gek zijn omdat ze daar zeggen: Voorlopig nee, want wij moeten eerst dit kleine onderdeeltje van dit ene schoolplein bekijken in een wat totaler beleid wat wij op dit gebied eigenlijk willen als gemeente. Het probleem is echter dat het zo schijnt te zijn dat het positieve standpunt van G.R.M. en S.Z.W. voor wat betreft de finan ciën alleen maar geldt wanneer nog in dit jaar met de uitvoering van het werk wordt begonnen. Mijn vraag is: Zijn er nieuwe ontwikkelingen? Zo nee, dan wil ik graag de toezegging dat er zoveel haast wordt gemaakt op de afdeling Onderwijs dat het in dit jaar nog kan gebeuren want anders zijn wij het C.R.M.-subsidie kwijt. Mijn tweede vraag betreft vraag 152, precies zoals die er staat. Een jaar geleden had ik een soortgelijke vraag waarop een soortgelijk antwoord kwam. (De heer Ten Brug (weth.): Dat was te ver wachten.) Het gaat er gewoon om: Waarom is het tot dusverre niet mogelijk geweest op het gebied van het onderwijs een klein fonds te vormen in die zin dat, als een school - dan is het volstrekt onbelang rijk of dat een bijzondere school of een openbare school is - iets onderneemt waarvan je als gemeente zegt dat het past in ons beleid (het kan zijn op het gebied van ouderparticipatie of een leuk initiatief op didactisch gebied), je als gemeente kunt zeggen: Daar geven wij wat geld voor zonder dat dat be tekent dat alle andere scholen hetzelfde mogen claimen. Het gaat vaak maar om een bedrag van enkele honderden guldens waarvoor men anders misschien een bazar of weet ik wat zou moeten houden. Vorig jaar was het antwoord: Dat kan niet. Ik ben er nog steeds niet van overtuigd dat dat niet kan, ik heb altijd begrepen dat de verhouding tussen openbaar en bijzonder onderwijs hier heus zo slecht nog niet is; ik kan mij niet voorstellen dat er geen gentleman's agreement zou kunnen bestaan op grond waar van je dit zou kunnen doen. Maar als het dan niet kan onder het hoofd Onderwijs kan het dan mis schien - het gaat om fondsvorming; met een paar duizend gulden in een jaar ben je al lang klaar - onder het hoofd Welzijnswerk? (De Voorzitter: Ze kunnen er misschien een koekactie voor houden!) Dat valt onder liefdadigheid en van die tijd moeten wij, vind ik, eens af. Bovendien, koek eten is helemaal niet gezond, voor u niet en voor mij zeker niet. Het zou misschien - ik doe maar een sug gestie - een soort fonds kunnen zijn dat gekoppeld zou zijn aan de projectgroep die er bestaat voor onderwijs en samenleving. Het maakt mij helemaal niet uit hoe het geregeld wordt. Als al een aantal jaren blijkt dat het zuiver op onderwijsgebied niet kan vanwege allerlei regelingen dan moet het maar onder een ander hoofd. Het is beslist niet zo dat de gemeente het niet zou kunnen betalen; daar heeft het niets mee te maken. Het gaat er gewoon om dat er concrete gevallen zijn dat een kleuter- of een basisschool(De heer Ten Brug (weth.): Noem eens een concreet geval.) Ik heb de namen wel ergens, die kunt u wel krijgen. Er was een kleuterschool die zat met een leuk project voor een school krant. Nu zult u zeggen: Dat moeten ze maar uit de exploitatiemiddelen betalen. Maar als je nu nog eens iets meer wilt doen dan gebruikelijk is dan kan dat eigenlijk niet. Ik wil dan twee argumenten aanvoeren waarom je dat zou moeten honoreren: le Het zou kunnen zijn dat een oudercommissie zegt: Als wij eerst al onze aandacht moeten besteden aan het bij elkaar brengen van het geld dan valt de zaak in duigen, 2e Door ze wat geld te geven geef je ze als gemeente een zekere erkenning en dan niet al leen in woorden - daar staat het altijd bol van - maar ook in daden doordat je dit soort initiatieven ook financieel wilt honoreren. Daar gaat het mij alleen maar om. Het hoeft ons heel weinig te kosten, maar het moet er wel zijn. Laat ik het dan maar vergelijken met een fonds dat wij als gemeente hebben voor culturele activiteiten; daarmee kan je leuke initiatieven steunen. Waarom kan dat niet op onder-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 70