>8^/36 wijsgebied? Daarom mijn suggestie om het, als het niet onder het hoofd Onderwijs kan, onder een an der hoofd te doen; het treft dat de wethouder van Onderwijs tegelijkertijd wethouder van Financiën is. Het gaat er om dat je dit soort initiatieven als gemeente met een prettig gebaar tegemoet kunt komen. De heer De GreetIk heb ook een vraag n.a.v. punt 151, het betreft het Educatief Centrum. Dat is een initiatief dat draait rond de Kinderboerderij. Daar zijn twee tijdelijke arbeidskrachten bij inge schakeld. Mijn vraag betreft de continuïteit. Ik dacht dat dat een erg aardig initiatief was dat moge lijkheden biedt om in de toekomst uitgebouwd te worden. Er zijn nu twee kleuterleidsters bij betrokken. Het probleem is dat het binnenkort afloopt, ze zijn geplaatst via de I.J.W.-regeling. Omdat de Kinder boerderij eigenlijk wat verbrokkeld in de begroting is opgenomen is het, dacht ik, op dit moment gans onzeker of dat initiatief dat van alle kanten van harte wordt toegejuicht levenskansen heeft. Ik zou graag willen weten op welke wijze wij dit initiatief de kans kunnen geven om zich inderdaad te ont plooien. Als wij er zoveel waarde aan hechten bestaan er dan mogelijkheden om, zeker ook gezien het feit dat er veel kleuterleidsters werkloos zijn, daadwerkelijk actie te ondernemen en te zorgen dat dit project niet om zeep wordt geholpen of gewoon verdwijnt omdat wij geen ruimte kunnen vinden door de verbrokkeling? Ik zou graag voor deze zaak willen pleiten, ik wil in ieder geval graag dat dit project de kans krijgt nog een tijdje te bestaan om zich te kunnen ontwikkelen. In de tweede plaats wil ik de opmerkingen van de heer De Pree n.a.v. punt 152 graag van harte ondersteunen. De heer Ten Brug (weth.): Punt 151 blijkt vele mogelijkheden te bieden om dingen die niet ge vraagd zijn aan de orde te stellen. De herindeling van het plein van de Aebingaschool is een zaak waar ik heel kort geleden bij betrokken ben; het is een zaak die in eerste instantie niet in de onder- wijsportefeuille zat maar in de portefeuille van welzijnszaken en daar hoort hij nog. Het is inderdaad zo dat er geen goed contact is geweest tussen de afdeling S.Z.W. en de afdeling Onderwijs. Toen die affaire aan de orde kwam is men de zaak bij de afdeling Onderwijs wat breder en dieper gaan bekijken. Men heeft toen gezegd: Wij moeten toch wel even nader bekijken wat de consequenties zijn als wij op deze voet verder gaan met de schoolpleinen. Nu is het in Leeuwarden niet zo dat de schoolpleinen af gesloten zijn. Bij geen van de scholen die na de oorlog zijn gebouwd kennen wij de afgesloten pleinen zoals je die in de dertiger jaren had. Er kan gespeeld worden maar wil men op dit punt verder gaan en wil men, als ik het zo mag zeggen, meer publiek aantrekken dan kan dat ook grote bezwaren hebben. Als je het goed nagaat dan liggen al die pleinen verkeerd, want die liggen allemaal voor de ramen van de lokalen. Het is nu al merkbaar dat er bij de lokalen grote glasschade is. Wat dat betreft zou je die pleinen eigenlijk haaks op het gebouw moeten zetten. Het is mij door contact met weth. De Vries on dertussen duidelijk geworden dat dit een zaak is die in overleg met C.R.M. werd geregeld; wij wisten niet dat het als apart project was aangemeld. Wij kunnen dit nu niet in de breedte bekijken, wij zul len concreet moeten bekijken wat er op het terrein van de Aebingaschool kan. Wat op het plein kan is wel bekeken, maar wij moeten nog bezien in hoeverre dit op het totaal van het schoolgebeuren zou inspelen. Er zit ook een onderwijskundig aspect aan en wij zullen er met de Inspectie over moeten gaan praten. Wij zullen daar niet lang over doen, want de zaak moet voor het einde van het jaar voor elkaar gebracht worden en daar moeten wij ons aan houden. Dit is dus een zaak waar u en ik beiden nog maar kort mee op de hoogte zijn. Wat de opmerkingen van de heer De Pree bij punt 152 betreft moet ik hetzelfde antwoord geven als ik vorig jaar gegeven heb. De heer De Pree heeft o.a. didactische zaken genoemd. Dat soort aan vragen worden betaald uit de stelpost voor onderwijsvoorzieningen; daar zijn wij, dacht ik, niet al te klierig in, u treft hier zelden of nooit een weigering aan op grond van de Kleuteronderwijswet. U kunt uit het beleid van de gemeente op dit punt wel aflezen wat de intentie van het gemeentebestuur is. De heer De Pree heeft het, toen hij sprak over het zoeken naar mogelijkheden voor een fonds, een voordeel genoemd dat ik behalve wethouder van Onderwijs ook wethouder van Financiën ben, maar ik ben natuurlijk in beide gevallen wethouder en ik moet hier wel binnen het kader van de wet handelen. Het is een regelrechte ontduiking van de onderwijswetgeving als wij in de C.R.M.-sfeer een post gaan gebruiken die in feite voor onderwijsdoeleinden wordt gebruikt. Het gaat er natuurlijk niet om waar die post staat - ged. staten zouden hooguit kunnen zeggen dat die post onder een ander hoofdstuk hoort -, het gaat er om waar je de gelden voor besteedt en dat moet duidelijk naar voren komen. Ik zou het dus in strijd vinden met de wet en ook een ontduiking van de gelijkstelling. Ik moet er nog bij zeggen dat het soort kleine zaken dat u noemt bij ons nog nimmer ter tafel is gekomen. Daarom was ik ook benieuwd naar dat voorbeeld. Ik weet wel dat de meeste kleuterscholen een krantje uitgeven; er zijn heel aardige bij. Dat is blijkbaar allemaal mogelijk. Nu weet ik ook niet of je dat allemaal wel zo zou moeten regelen dat dat gratis kan; dat bedoelt u waarschijnlijk ook niet. Ik bedoel dat ik be- -Zitnsm; TT - twijfel of het allemaal zonder enige moeite in de financiële sfeer moet kunnen. Ik dacht dat er eigen lijk best enige financiële moeite mag worden gedaan om iets dergelijks voor elkaar te krijgen. Dit soort dingen is eigenlijk een begin geweest van de ouderparticipatie want als er een financieel belang bij is is er ook een ander belang bij. Ik vind het zelfs gunstig werken dat men er wat voor over moet hebben, want één van de moeilijkheden is- - wij spreken in deze zaal en ook in ander verband gemak kelijk over ouderparticipatie - om de ouders in zijn algemeenheid mee te krijgen. Als zo'n krantje moet worden uitgegeven dan hebben ze er wat voor over, dan doen ze wat, dan hebben ze ook belang bij zo'n krantje; dat geldt zowel voor de kleuterscholen als voor de lagere scholen. Als er ouders be zocht moeten worden i.v.m. de aangifte van leerlingen - ik heb dat laatst gemerkt in een vergadering van de Schoolraad met de oudercommissies voor het lager onderwijs - dan zijn die ouders bereid om dat te doen. Dan merk je ook hoe zij bij hun school betrokken zijn. Ik zie eerlijk gezegd de mogelijk heid die u vraagt niet. U weet dat de oudercommissies een kleine vergoeding krijgen voor vergader- kosten en dergelijke; dat soort dingen worden wel vergoed. Ik heb tot nu toe alleen maar gemerkt dat men zich er mee redt. (De heer De Pree: De argumentatie die u gebruikt is exact dezelfde die ooit ge bruikt is toen het ging om de sociale wetgeving. Als de mensen het zelf maar doen en het zelf maar betalen dan zijn ze er bij betrokken. Het gaat mij vooral om het punt van de erkenning die zou spre ken uit een betaling.) Ik heb niet één argumentatie gebruikt. Ik heb allereerst gezegd dat ik vind dat het wettelijk onmogelijk is; daar ligt het zwaartepunt. Dan zeg ik er nog bij - dat mag u vervelend vinden - dat het niet erg is dat 'men er iets voor over moet hebben, want daar zit ook een gunstige kant aan. Die verwijzing naar de sociale wetgeving gaat mij, populair gezegd, "grijs" genoeg, want daarbij ging het toch waarachtig om andere zaken en om andere bedragen. (De heer De Pree: De argu mentatie was dezelfde, maar goed.) Ja, maar de argumentatie en de zaak kunnen verschillend zijn. De kwestie die de heer De Greef aansneed m.b.t. de Kinderboerderij is geen onderwijszaak. De Kinderboerderij zelf en ook de aanstelling van de kleuterleidsters was geen onderwijszaak. Hier is in het kader van de jeugdwerkloosheidsbestrijding een project opgezet waarbij toevallig kleuterleidsters - die zijn er ook het meest geschikt voor - ingeschakeld zijn. Ik weet ook niets van het aflopen van dit project. De heer De Greef: Ik begrijp het, maar er zitten wel onderwijskundige kanten aan. (De Voorzitter: Al dit soort objecten voor werkloosheidsbestrijding zijn tijdelijk. Wij brengen dus niets om zeep.) Ik heb mij misschien wat ongelukkig uitgedrukt maar zo heb ik het niet bedoeld. Het gaat er mij om dat er onderwijskundige kanten aan zitten. Er worden zelfs leermiddelen ontwikkeld. Nu is mijn vraag of het mogelijk is om binnen onze onderwijsbegroting dit project te honoreren. Denken wij daaraan? De heer Ten Brug (weth.): Wij hebben er geen post voor op de begroting gezet. Als er niets ge beurt en dat project afloopt - sommige projecten kunnen verlengd worden; dat zouden wij eens moeten, bekijken - dan is het van de baan. De Voorzitter: Ik heb toevallig een gesprek meegemaakt over het honoreren van een aantal geval len. Wij doen op het ogenblik echt alles om dit soort projecten zoveel mogelijk te steunen. Daarom ging ik even in op dat "om zeep brengen". Wij doen er echt nogal wat aan, want je vangt hier twee vliegen in één klap, jongelui die geen werk hebben doen iets zinnigs en bovendien kunnen er dingen gehonoreerd worden waar je normaal bij de begrotingsproblematiek niet uit komt. U kunt er dus verze kerd van zijn dat dit probleem alle aandacht heeft, ook dit speciale geval. Ik kan u echt toezeggen dat wij hier alle aandacht aan zullen schenken want wij vinden het ook van groot belang dat deze dingen door kunnen draaien. Punten 156 t.e.m. 158. De heer DeGreef: Ik zou iets aan willen haken aan punt 156. Het gaat over een reactie van de Kleuterouderraad m.b.t. de scholenbouw in Camminghaburen. Nu komt dit punt binnenkort in een in formatieve vergadering van de raad aan de orde, maar ik wil er nu toch al iets over vragen aan de wethouder. Op basis van de informatie die ik heb verzameld heb ik de indruk gekregen dat bij de plan ning van de scholenbouw in Camminghaburen toch weer sprake is van - ik kan het niet anders noemen - een soort concurrentiestrijd op basis van prognoses, terwijl ik het idee heb dat de andere aspecten die aan de school planning vast zitten toch zouden moeten maken dat wij m.b.t. die scholenplanning tot een andere uitkomst zouden komen. Nu is mijn vraag of de aspecten die genoemd zijn, zoals inte gratie kleuter- en lager onderwijs, de relatie onderwijs-samenleving en nieuwe didactische methoden waaraan b.v. vanuit de S.A.D. ook wordt gewerkt, ook mee hebben gespeeld bij de opzet van het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 71