Winn delijk bij te krijgen. Ik geef toe - dat is iets dat zich vaker voordoet - dat er een wezenlijk ver schil is tussen de bestuursleden en de medewerkers van de dienst; als je tot bestuurder geroepen bent en je doet dat goed dan zal toch niemand het in zijn hoofd halen om te zeggen: Hij heeft het zo goed gedaan in dat bestuur, weet je wat, wij maken hem maar tot medewerker van de dienst. Dat kan niet, dat zou een flop worden want dat kan een bestuurder niet en daartoe is hij ook niet geroepen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet kan klagen over het peil. Ook gezien de samenstelling van het bestuur - het zijn mensen die soms vanuit hun beroep (leraar pedagogische academie, lerares opleiding kleuter leidsters, directeur opleiding kleuterleidsters), soms vanuit hun bestuurservaring (lid schoolbestuur) nauw bij het onderwijs betrokken zijn - vind ik dat deze bestuursleden op een heel gelukkige manier functioneren. Ik heb deze klacht dus nooit gehoord, maar als die bestaat ben ik bereid om daar in het bestuur van de S.A.D. over te praten om te kijken hoe wij daarin verbetering kunnen brengen. Het be treft hier natuurlijk een probleem dat ieder bestuur wel een klein beetje heeft. Het andere uiterste is - dat is nog gevaarlijker, in sommige functionele raden komt dat wel voor - dat je niet de bestuur ders in het bestuur krijgt maar de werkers uit het veld. Ik denk even aan de Raad voor Maatschappelij ke Dienstverlening; daarvan hoor ik dat de bestuursleden in die raad er helemaal mee aan zijn omdat er over dingen wordt gepraat waartoe zij niet geroepen zijn. Als ik dat dan met de bestuurscommissie van de S.A.D. vergelijk dan vind ik de situatie bij de S.A.D. gezonder. (De Voorzitter: Deze opmerking zou de heer De Greef binnenkort wel eens kunnen gebruiken in een bepaalde commissie.) E. Diversen. De heer Sterk: Ik zou even iets willen zeggen n.a.v. de punten 184 en 185. Het is zo dat er in on ze fractie de vraag is gesteld in hoeverre het nodig is de Inspectie Lichamelijke Opvoeding uit te breiden met één kracht. Onder voorbehoud zouden wij dit punt willen claimen voor de begrotingszit ting en eigenlijk ook het punt in het antwoord op de vragen 184 en 185 onder II waar als taak van de Inspectie wordt genoemd "het adviseren van b. en w. op velerlei terrein". Misschien kan de wethouder over dat laatste nog wat informatie geven; dat zouden wij dan mee kunnen nemen in onze besluitvor ming over het al dan niet bespreken in de plenaire zitting. Vooralsnog claim ik dit punt onder voorbe houd De Voorzitter: U luistert eerst naar het antwoord van de wethouder en zegt dan of u het punt claimt; anders hoeven wij niet te praten. De heer Sterk: Als het zo hoort dan zal ik straks wel zeggen dat ik het punt claim; ik wil eerst het antwoord wel even afwachten. Ik dacht echter dat het goed was het direct al te zeggen. De heer Ten Brug (weth.): Wij kunnen in ieder geval concluderen dat de vraag ernst is. Heel po pulair gezegd is het zo dat wij hier toegeven aan een druk die al jarenlang van de zijde van de in specteur op b. en w. is uitgeoefend om hem meer administratieve hulp te verlenen bij de uitoefening van zijn taak. Dit is niet een punt dat wij dit jaar voor het eerst aan de orde hebben gehad, het is al een keer of drie in b. en w. aan de orde geweest. Tot nu toe hebben wij steeds gezegd: Wij moeten voorzichtig zijn met personeelsuitbreidingen en wij zien de noodzaak nog niet. Dat zat ons echter toch niet helemaal lekker en wij hebben door de afdeling E.B.O. een onderzoek in laten stellen of de inspecteur gezien de werkzaamheden die er bij de Inspectie verricht worden inderdaad behoefte had aan deze uitbreiding en of het werkelijk geen verantwoorde zaak was deze uitbreiding niet te geven. De conclusie van dat onderzoek is geweest dat er inderdaad grote behoefte was aan uitbreiding van de administratieve hulp gezien de taak van de Inspectie. Ik kom dan nu even op de taken van de Inspec tie. De algemene taak is het toezicht houden op het onderwijs in de lichamelijke oefening en het ver beteren van het niveau van dit onderwijs; dat is de inspectietaak. Daar hoort ook bij dat de inspecteur zich nogal intensief bezig houdt met de schoolsportdagen voor het lager onderwijs. Wij hebben geen vakonderwijs voor lichamelijke opvoeding bij het lager onderwijs en dat verzwaart zijn taak uitermate. Het tweede deel van de taak, het adviseren van b. en w. op velerlei terrein - dat velerlei terrein ligt natuurlijk wel op het terrein van de lichamelijke opvoeding -, wil zeggen dat hij ons adviseert bij de bouw van scholen wat betreft de inrichting van de gymnastieklokalen, de aanschaf van spelma teriaal voor kleuteronderwijs wat deze kant van het onderwijs betreft, vernieuwingen en verbeteringen in de gymnastieklokalen, vervanging van materialen en al dat soort zaken. Dat is in het kort de taak van deze Inspectie. Zoals ik al zei, het onderzoek heeft uitgewezen dat er een personeelsuitbreiding nodig is. Het gaat niet om een uitbreiding van de taak, er was een onderbezetting. De heer Sterk: Het is voor mij toch zo dat ik dit punt onder voorbehoud wil claimen omdat ik deze aangelegenheid nog door wil spreken in mijn fractie. (De Voorzitter: Horen wij nog even van u of de claim doorgaat?) Ja, dat zal ik doen. (De heer Meijerhof: Kan mijnheer Sterk misschien nog even zeg gen in welke richting hij denkt bij het claimen van dit punt? Dan kunnen wij ons er ook een beetje op voorbereiden. Dat is ook de bedoeling van de afdelingsvergaderingen, dacht ik. Wilt u naar een kos tenbesparing, b.v. door een samenvoeging met de D.S.R. of gaat het ergens anders om? Waar denkt u aan?) Ik wil hier wel even op antwoorden. Het is zo dat wij dit nog in studie hebben in de fractie. Ik dacht dat het het goed recht van de fractie was om hier na het inwinnen van informatie in deze afde lingsvergadering nog nader over te spreken in de fractie en dan uiteindelijk met een standpunt te ko men. Ik dacht dat dit een normale gang van zaken was. Ik kan dit voor mijzelf niet vaststellen op dit moment, ik wil daarover nog de fractie raadplegen. Ik hoop dat de heer Meijerhof hiermee voldoende is ingelicht. (De heer Meijerhof: Misschien kunnen wij hierover nog een rapportje krijgen voor de be grotingsbehandeling; dan kunnen wij dat in onze fractie ook nog eens bestuderen.) De Voorzitter: Wij noteren de claim voorlopig en wij horen nog wel of de heer Sterk zijn claim handhaaft; ik denk dat hij de claim nog wel in zal trekken, maar dat is zijn zaak. PAR. 14. BELEIDSSECTOR OVERIGE UITGAVEN EN INKOMSTEN. De heer Meijerhof: Punt 394 gaat over het effect van de beëindiging van de centrale financiering. Wij hebben een aantal jaren terug vrij veel kritiek kunnen horen en lezen over het functioneren van de centrale financiering. In tijden dat de vraag wat groter is dan het aanbod is de centrale financiering een nuttig instrument om de zaak te reguleren, maar op een bepaald moment hebben wij gezien dat de gemeenten toch een vluchtweg hebben gevonden door de z.g. burgerzinlening waarbij wij, dacht ik, nu wij onderwijs gehad hebben nog wel even kunnen wijzen op een aantal gymnastieklokalen die wij in het verleden door middel van die burgerzinlening hebben kunnen bouwen. Ik had dan ook verwacht dat er bij het los laten van de centrale financiering duidelijk sprake zou zijn van een bepaald effect. Dat was ook de vraag. Als ik het antwoord lees dan staat daar in feite in dat er eigenlijk geen effect is omdat in het laatst van het functioneren van de centrale financiering aan alle aanvragen om een lening kon worden voldaan. Nu kan dat dus ook, dus die centrale financiering had gewoon kunnen blijven be staan, want er is niets veranderd. Alleen het laatste zinnetje vind ik wat in strijd met de rest. Er staat: "Aan de centrale financiering bestond dan ook geen behoeftemeerIk had, omdat je bij centrale financiering toch een tussenschakel hebt tussen de geldgever en de geldnemer, verwacht dat er een vertragingsfactor zou zijn. Door het uitschakelen van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten zou, dacht ik, nu sneller tot zaken zijn te komen waardoor bepaalde projecten ook sneller tot uitvoering zouden kunnen worden gebracht. Maar misschien heb ik dit verkeerd gelezen. Ik zou hier nog graag een toelichting op wiIlen hebben De heer Visser: Even een algemene opmerking. Er is, dacht ik, in afdeling II ook al naar voren ge komen dat onze fractie voornemens is met financiële beschouwingen te komen, waarin wij dan bepaal de punten meenemen. Die hoeven hier nu, dacht ik, niet geclaimd te worden. Uit de laatste en de voorlaatste raadsvergadering zijn ook al een paar punten naar voren gekomen, n.l. de Openbare Bibli otheek en het centralisme in het kader van de exploitatie van de Stadsautobusdienst. Die punten hopen wij mee te nemen in de financiële beschouwingen. De Voorzitter: Er zit een stuk speelruimte in de algemene en financiële beschouwingen, waarbij wij natuurlijk wel het agreement hebben dat het ook inderdaad om algemene en financiële beschou wingen moet gaan. Het moet niet zo zijn dat die worden "misbruikt" om dingen die men per abuis ver geten heeft te claimen opnieuw aan de orde te stellen. Ik zeg niet dat u dat zult doen, maar ik con stateer dit even in het algemeen. (De heer Visser: Ik wil dan nog wel even in alle duidelijkheid stellen dat ik wat betreft de Openbare Bibliotheek heb gesteld dat ik van plan ben het punt van de exploita tiesubsidies in zijn algemeenheid naar voren te brengen.) Ja, dat is ook een algemeen facet en dat hoort thuis bij de financiële beschouwingen; dat is geen punt, hoor. Ik wilde alleen maar even wijzen op het algemene punt omdat u de financiële beschouwingen noemde. (De heer Visser: Voor wat ons be treft - zo denk ik er tenminste over - zal dat geen vergaarbak worden. Ik dacht dat wij elkaar zo wel goed begrijpen.) De heer Ten Brug (weth.): Het verhaal van de heer Meijerhof spitst zich toe op de laatste zin. Hij leest die zin, dacht ik, een beetje verkeerd. Wij zeggen daarin eigenlijk dat, als je nu terug kijkt en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 75