14 want dat is niet hun kwalificatie. Zij kunnen wel bouwstenen aandragen, maar zij moeten niet op de stoel van de maatschappelijk werker gaan zitten, want dat zou niet juist zijn. (Mevr. Willemsma—de Jong: Dat bedoel ik ook niet.) Nee, ik noem dat even. Ik zal dus zoveel als in mijn vermogen ligt be vorderen dat er daar waar andere disciplines in de wijken actief zijn door de wijkagenten goed op wordt ingespeeld. Ik wil u wel de toezegging doen dat ik dit punt nog eens speciaal met de waarnemend com missaris van politie zal bespreken. Mevr. Willemsma—de Jong: Ik heb een beetje het gevoel dat de S.P.D. niet al te vlot meespeelt om in de nachtelijke uren bereikbaar te zijn. Ik kan dat niet helemaal beoordelen. Ik zou er toch erg voor willen pleiten dat dat wel het geval is. De Voorzitter: Ik zal daar nog eens naar informeren. Ik weet dat ook niet precies. (De heer Ten Brug (weth.): Het is een medische dienst die functioneert op een oproep van huisartsen.) (Mevr. Wil lemsma—de Jong: i Ik heb de vraag gesteld of de S.P.D. ook 's avonds bereikbaar zou kunnen zijn voor druggebruikers in een crisissituatie e.d. Als dat zo zou zijn dan zou de politie van de diensten van de S.P.D. gebruik kunnen maken.) De politie zou die mensen dan kunnen verwijzen. Dat punt zal ik nog een keer bespreken; de heer Winkelman heeft het genoteerd. Ik zal het met de waarnemend commissa ris bespreken en het andere aspect bespreek ik nog met weth. De Vries. De Voorzitter schorst, om 20.55 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21 .15 uur, de vergadering. Punten 46 t.e.m. 49. Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Ik haak mijn vragen maar even aan bij punt 49; dat moet u dan maar goed vinden. Wij weten weinig over de politie-opleiding. Wij weten dat wij mensen naar de school in Lochem sturen en ik zou graag willen dat de raad daar eens wat meer over te weten komt. Hoe bege leiden wij de mensen als zij van school af in de gemeente komen? Ik neem aan dat ze op een bepaalde manier worden ingewerkt, maar de raad weet daar helemaal niets van. U zou kunnen zeggen dat dat ook helemaal niet onder de verantwoordelijkheid van de raad valt, maar er gaan landelijk stemmen op om ook delen van het politiebeleid onder de controle van de gemeenteraad te brengen; de opvattingen daarover zijn aan het veranderen. Wij kunnen daar verschillend over denken, maar ik zou graag iets willen weten over die opleiding en over de manier waarop wij in onze gemeente de mensen inwerken. Ik vraag mij ook af of het aanbeveling zou verdienen dat politiemensen eens een tijdje meelopen bij hulpverleningsdiensten zodat zij de werkwijze van die organisaties leren kennen en in aanraking komen met de problemen die daar spelen. Dan wil ik nog één opmerking maken. Er wordt in sommige publikaties over gesproken dat de op leiding van politie-agenten eigenlijk thuis zou horen aan de sociale academie. (Mevr. Willemsma—de Jong: Het zou de sociale academie misschien ten goede komen.) Misschien zou het een goede wissel werking zijn. Mevr. Willemsma—de Jong: Met vraag 47 heb ik ook bedoeld te vragen of er in de materiële sfeer aanschaffingen zijn gedaan die efficiënter werken mogelijk maken. Wat de markt op dit terrein te bie den heeft is mij niet helemaal bekend. Maar nu toch wordt aangegeven dat alles staat of valt met de organieke sterkte van het korps, dus met de personeelsbezetting, heb ik wel een suggestie. Van mijn fractie mag ik u dit voorstel ook doen. Dat houdt in dat ik u wil aanbevelen over te gaan tot het aan schaffen van een politiehond. Mensen die het kunnen weten hebben mij uitgelegd hoe effectief men daarmee kan werken bij de politie. Surveilleren normaal twee politiemensen tesamen, met een hond kan men één man uitsparen die dan elders kan werken. Ik vraag u onderzoek te plegen naar de moge lijkheden hiervoor. De heer De GreefIk wil ook even ingaan op punt 47. Ik zou n.l. graag een toelichting willen hebben. Er wordt gesuggereerd dat de criminaliteit in onze gemeente wederom is toegenomen. Nu heb ik het jaarverslag zeer zorgvuldig gelezen, ik heb ook gekeken naar de criminele politiële statistieken over het jaar 1975. Ik ben tot de conclusie gekomen dat er een aanmerkelijke daling is opgetreden in het aantal bekend geworden misdrijven. Het aantal aanhoudingen is gedaald, het aantal processen- verbaal van overtredingen is gedaald, het aantal transacties is gedaald. Dit is een daling die zich voor doet na een reeks van stijgingen over de jaren 1970 t.e.m. 1974. Ik kan mij voorstellen dat de aard van 15 de overtredingen, de aard van de criminaliteit in complexiteit toeneemt en dat je van daaruit kunt zeggen dat de criminaliteit is toegenomen, maar de kwantiteit is helemaal niet toegenomen. Ik had dan ook graag gezien dat er enige nuancering was aangebracht in dat antwoord, want dat antwoord zou o.a. kunnen leiden tot de opmerking dat het politiekorps versterkt moet worden. Als het politie korps versterkt zou moeten worden dan zou dat m.i. niet alleen met de ontwikkeling van de criminali teit samen moeten hangen maar ook met het beleid dat wij voeren t.a.v. de criminaliteit, mede op ba sis van de aard en het ontstaan van de criminaliteit; dat is onze mening en wij staan daarin niet alleen. Wij hadden in de antwoorden op de vragen 48 en 49 dan ook graag van het college wat meer inzicht gekregen - en dan inzake het politieverslag - in de ontwikkeling van de criminaliteit in Leeuwarden zowel qua aard en verspreiding over de stad als qua soorten. Er wordt achter de collegetafel nee ge schud. Het is op basis van deze statistiek al mogelijk om inzicht te krijgen in de hoofdverdeling. Je kan zien dat m.n. diefstal en verkeersovertredingen de hoofdmoot van onze criminaliteit vormen. Op basis daarvan zou je kunnen veronderstellen dat je m.n. daartoe een gericht beleid voert en dat je minder snel komt tot de aanschaf van een politiehond, maar eerder tot een zekere variëteit in benade ring vanuit het politiebeleid. De ervaringen die opgedaan zijn met de wijkagent wijzen er op dat de instelling daarvan goed heeft gewerkt wat betreft het dichter bij de bevolking brengen van de politie; er ontstaat ook meer inzicht in hoe de stad functioneert. Volgens mij is dat erg belangrijk. Ik ben ook blij te kunnen constateren dat de ervaringen positief zijn en ook vanuit het welzijnswerk constateer ik dat men daar een zekere steun heeft aan de wijkagent en zoekt naar een grotere mate van bereikbaar heid om de samenhang zo goed mogelijk te maken. Als ik dat constateer dan zeg ik: Om in de toe komst preventief te kunnen werken - ik denk aan winkeldiefstallen, diefstal van fietsen en bromfiet sen, verkeersovertredingen e.d. - zullen wij een zeer gericht beleid moeten voeren op een aantal punten. Daardoor krijg je volgens mij ook een andere mate van effectiviteit, je krijgt n.l. inzicht in het ontstaan van criminaliteit, je krijgt er in feite inzicht in hoe een stad functioneert. Ik denk dat je daardoor een beter politiebeleid kunt voeren, ook wat betreft punten als openbare orde en zedelijk heid want ik meen dat die daar ten nauwste mee samenhangen. Wat onze fractie in het bijzonder inte resseert is of er in dit verband ook pogingen worden ondernomen, of gedacht wordt aan onderzoek op dit punt of aan ontwikkeling van beleid op punten die eigenlijk m.n. de aandacht zouden moeten heb ben. Ik denk ook dat vanuit het tripartite-overleg dat wordt gevoerd aandachtspunten te onderscheiden zijn. Ik zou daarover graag van u enige informatie willen hebben. Ik zou ook graag willen - mevr. Brandenburg sprak daar al over - dat de raad meer betrokken wordt bij het beleid inzake openbare or de, ontwikkeling van criminaliteit e.d. Misschien zou het aanbeveling verdienen om een soort raads- adviescommissie te installeren parallel aan de Contactcommissie politie-burgerij die zich vanuit de raad ook met deze zaak bezig zou kunnen houden. Daar zou ik graag uw commentaar op willen horen. De heer De Pree: In de punten 47 en 48 is sprake van stijgende criminaliteit, ook in onze gemeen te. Ik denk dat het waar is dat ook in Leeuwarden mensen zich meer bedreigd en onveilig voelen dan vroeger het geval was. Mijn vraag is of u het gevoel hebt dat het zich onveilig voelen reëel is in die zin dat mensen zich onveilig zouden kunnen voelen terwijl daar eigenlijk niet zoveel aanleiding toe is. Je leest in landelijke publikaties over onderzoeken dat de situatie er eigenlijk geen aanleiding toe geeft maar dat de mensen het elkaar aanpraten. Mijn vraag is hoe dat naar uw gevoel in Leeuwarden ligt. Het tweede punt is het hanteren van statistieken enz. m.b.t. criminaliteit en de stijging daarvan. Ik denk dat uit de statistieken wel een stijging blijkt, maar dat je niet te snel de conclusie moet trek ken dat het helemaal mis dreigt te gaan omdat die statistieken niet zo bar veel zeggen. Het zou kunnen zijn dat het ene jaar 100 delicten worden gepleegd waarvan er 30 bekend worden doordat ze worden aangegeven en dat het volgend jaar ook 100 delicten worden gepleegd waarvan er 40 bekend worden; uit de statistiek blijkt dan dat de criminaliteit is toegenomen van 30 naar 40, terwijl dat in feite niet het geval is. Ik denk ook aan het verschijnsel dat de criminaliteit bij een bepaalde leeftijdsgroep het hoogst is, de groep 15- tot 25-jarigen, en dat is uitgerekend de groep die proportioneel een oneven redig deel van onze bevolking uitmaakt, zodat er in feite geen sprake is van een stijgende criminali teit maar van een tijdelijk verschijnsel door de grote omvang van die leeftijdscategorie. Hetzelfde blijkt trouwens te gelden voor vrouwen die van oudsher een zeer gering deel van de criminaliteit ver oorzaakten. Samenhangend met de veranderende positie van de vrouw en de emancipatie - het klinkt wat zot - wordt de inbreng in de criminaliteit van de kant van de vrouwen ook groter. Daarvoor heb je een verklaringsfactor. Ik noem die punten niet om te zeggen dat het allemaal wel meevalt, maar wel om een beetje voorzichtig te zijn met cijfers. (De Voorzitter: U zou de vrouwenemancipatie af wil len remmen.) Nee, zeker niet, vrouwen moeten door deze fase heen. Misschien dat wij, mannen, hen vanuit onze ervaring wat kunnen vertellen op dit gebied. Het gaat er natuurlijk om dat er in onze ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 8