16
meente een politie-apparaat is dat ook dankzij de mankracht goed kan functioneren; daar hebben wij
geen enkel verschil van mening over. Alleen, dat goed functioneren zien wij toch vooral ook liggen
op het terrein van preventie; belangrijk is in dit verband ook wat mevr. Brandenburg zei over de oplei
ding en begeleiding van politiemensen.
Ik heb nog twee concrete puntjes. Ik las in het jaarverslag van de politie dat de alarminstallatie
dusdanig werkt dat van de 63 maal dat er alarm werd geslagen het zegge en schrijve één keer terecht
was en in ieder geval 61 keer niet terecht. Kennelijk functioneert die installatie niet goed. Misschien
dat daar toch wat aan te doen is, want dat veroorzaakt een hoop extra werk dat helemaal niet nodig is.
Mijn tweede puntje betreft de suggestie die wij lazen in vraag 48. Daarin wordt gevraagd of u
cijfers kunt geven over de criminaliteitsverspreiding binnen Leeuwarden. Wij zijn daar niet zo erg voor.
Ik noem maar iets. Stel dat uit die cijfers blijkt dat de criminaliteit vooral zit op de Harlingerstraatweg
en de Troelstraweg dan zou, als dat bekend werd, zo'n wijk voor lange tijd gediscrimineerd zijn en
dat zouden wij niet zo bevorderlijk vinden.
De heer C. de Jong: Via u, mijnheer de voorzitter, wil ik mijn verbazing uitspreken over de op
merkingen die de heer De Pree maakte. Uit zijn opmerkingen blijkt duidelijk dat de heer De Pree niet
in de binnenstad woont. Als hij daar wel woonde dan zou hij zijn opmerkingen over het verzachten van
de criminaliteit niet gemaakt hebben.
De Voorzitter: Die laatste opmerking is dus niet voor mij bedoeld, maar gericht aan het adres van
de heer De Pree.
Mevr. Brandenburg heeft vragen gesteld over de politie-opleiding. Ik zou in zijn algemeenheid
dit willen suggereren. Een aantal jaren geleden - er zullen ni-et zoveel raadsleden meer zijn die dat
meegemaakt hebben - is de raad in groepen een avond te gast geweest op het politiebureau. Ik zou u
voor willen stellen om dat te herhalen zodra het nieuwe politiebureau klaar is; dat zal volgend voor
jaar zijn. Onze accommodatie is op dit moment zo beroerd dat er moeilijk groepen mensen ontvangen
kunnen worden. Ik wil graag stimuleren dat er vrij snel na de opening van het nieuwe politiebureau in
overleg met'het Seniorenconvent wederom een aantal groepen raadsleden worden ontvangen op het
politiebureau. Daar kunnen dan allerlei onderwerpen aan de orde worden gesteld die o.a. ook hier ter
sprake zijn gebracht. U krijgt dan waarschijnlijk een deskundiger antwoord dan u van mij kunt verwach
ten. Ik zal daar dan graag zelf bij zijn, maar ook de staf van de politie zal daar dan moeten zijn om u
rechtstreeks en concreet te kunnen antwoorden op de verschillende vragen. Ik vind het een goede zaak
dat de raad belangstelling heeft voor deze zaak en ik zal graag alle medewerking geven om die com
municatie zo nauw mogelijk te doen zijn. Als u er mee instemt zal ik dit met het Seniorenconvent en de
waarnemend commissaris regelen. Dat zou dan in de loop van 1 977 nog gerealiseerd kunnen worden.
Dan een ander algemeen punt dat door de heer De Greef is aangesneden, de kwestie van een
raadsadviescommissie voor openbare orde. Daar bestaat van mijn kant geen enkel bezwaar tegen. Ik
vind dit een punt - ik geloof dat dat de meest geëigende plaats is - dat besproken kan worden als
wij binnenkort overleg gaan plegen over het functioneren van onze raden en commissies; ik zou dit
punt dan ook graag mee willen nemen. Ik zou mij kunnen voorstellen - ik zeg dit gewoon even opdat
u er intussen ook over na kunt denken - dat het een goede zaak is dat er een commissie komt voor al
gemeen bestuurlijke aangelegenheden en openbare orde, zoals er nu ook een commissie is voor ruimte
lijke ordening e.d. Er is nu een zekere versnippering; wij hebben een commissie voor de verordeningen
die bijna nooit bij elkaar komt, er is weer een ander groepje mensen dat zo nu en dan over de bestuur
lijke reorganisatie praat en ik kan mij daarom indenken dat het een goede zaak is om een commissie in
te stellen voor algemeen bestuurlijke aangelegenheden en openbare orde. Nogmaals, van mijn kant is
daar geen enkel bezwaar tegen; ik neem ook aan dat er in het college geen bezwaar tegen zal zijn.
Ik zou dat dus in willen brengen in het gezamenlijk overleg over het functioneren van de raden en
commissies; dit kan dan een onderdeel vormen van de eventuele wijzigingen die nog in de loop van
deze zittingsperiode tot stand zullen moeten komen en die dan over I5 jaar in zouden kunnen gaan.
Dat punt kan dan dus onder de loep genomen worden.
Dan iets over de politie-opleiding. Ik zal er hier in het kort iets over zeggen, maar ik vraag u
wel dit punt vooral ook aan de orde te stellen bij de ontmoeting met de politiemensen. De opleiding in
Lochem duurt een jaar. In het verleden was het hier zo - in de meeste korpsen is dat nog zo - dat
jonge mensen die van de school kwamen een tijdje meeliepen met een mentor en dan los gelaten wer
den. Dat systeem hebben wij verlaten. Op het ogenblik is het zo dat de groep die van de school in
Leeuwarden komt bij elkaar blijft. Een paar mensen van de politie - ik meen een adjudant en een
brigadier - houden zich een halfjaar lang intensief met hen bezig. Zij brengen hen in contact met al
lerlei organisaties en bedrijven, laten hen de stad zien enz. Er worden ook regelmatig gesprekken ge
17
houden in een bepaald lokaal; die outillage is ook niet al te best op het ogenblik. Men is dus een half
jaar lang bezig die mensen op de hoogte te brengen van de situatie in Leeuwarden op allerlei terrein.
Ik heb al tweemaal het genoegen gehad met een groep jonge agenten kennis te maken na afloop van
die periode van een halfjaar. De laatste groep heb ik hier kort geleden in het stadhuis op bezoek ge
had. Ik heb hen ook gevraagd hoe zij deze werkwijze hebben ervaren en zij waren daar werkelijk en
thousiast over. Ik heb van de waarnemend commissaris begrepen dat men van de zijde van de oplei
dingsschool gevraagd heeft of wij hen nader willen rapporteren hoe het hier gaat omdat ook elders
goed aanslaat - ik vind het fijn ook eens een gunstig punt te kunnen noemen m.b.t. de politie - wat
wij hier doen t.a.v. de direct op de praktijk gerichte voortgezette opleiding voor de mensen die van de
school komen. Verdere vragen zou u kunnen stellen als u op het politiebureau op bezoek gaat. Dan kan
de heer Nienhuis of een van zijn medewerkers concreter antwoorden dan ik dat kan.
Een aanvullend vraagje van mevr. Brandenburg was of wij de mensen niet wat dichter bij huis aan
de sociale academie zouden kunnen laten opleiden. Die vraag was waarschijnlijk gekscherend bedoeld,
maar ik wil toch wel opmerken(Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Nee, het was serieus bedoeld,-
hoor.) Ik wil wel opmerken dat wij - wij hebben dat de afgelopen week ook wel laten blijken - bij
zonder ingenomen zijn met het feit dat de Agogische Akademie in Leeuwarden is gekomen en nu al
voor het vierde jaar bezig is. Wij waarderen dat. Natuurlijk zijn er enkele randverschijnselen maar
die zijn er niet alleen bij de Agogische Akademie, die zijn er ook bij andere opleidingen; daar moet
je niet te zwaar aan tillen. Wij hechten grote waarde aan die opleiding. Maar of je daar politiemen
sen op zou moeten leiden, daar heb ik enige twijfel aan; voor hen lijkt mij een andere opleiding ge
schikter. (Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Ik geloof dat u mij verkeerd begrepen hebt.) U mag zo nog
even concreet zeggen wat u bedoeld heeft. Dat de mensen in de opleidingsperiode ook in contact worden
gebracht met de Agogische Akademie lijkt mij nuttig; daar kan geen enkel bezwaar tegen bestaan,
lijkt mij. Zegt u nog maar even wat u precies bedoelde.
Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Ik heb het niet gekscherend bedoeld. Ik heb ook niet bedoeld dat je
politiemensen alleen daar zou moeten opleiden. Ik ben wel van mening - ik denk dat ik daarin niet
alleen sta - dat veel conflicten in de maatschappij voortkomen uit sociale problemen en dat dat bij de
opleiding veel meer de aandacht zou moeten krijgen.
De Voorzitter: Ik kan u geen details geven, maar ik kan u wel verzekeren dat daar wel aandacht
aan wordt besteed. Ik ben een paar maal in Lochem geweest, ik oriënteer mij natuurlijk over die op
leiding want dat hoort bij mijn taak. Misschien gebeurt het nog onvoldoende, maar ik verzeker u dat
aan dit facet bij de opleiding van een jaar werkelijk veel aandacht wordt geschonken. Sommigen heb
ben misschien de indruk dat die jongens daar niets anders doen dan wetten leren en schieten, maar de
werkelijkheid is heel anders. Er wordt aan deze facetten veel en in toenemende mate aandacht besteed.
Natuurlijk is het zo - ik kom dan meteen op een vraag van de heer De Greef - dat, wil men op ade
quate wijze op kunnen treden, het van uitermate veel belang is dat men de oorzaken kent. Dan kan
men daarop inspelen. Ik ben het er mee eens dat dat noodzakelijk is. Ik moet zeggen dat daar - dat is
geen Leeuwarder probleem, dat geldt algemeen - nog wel wat aan mankeert; men is daar steeds mee
bezig en daar moet men ook steeds mee bezig blijven. Wij moeten te weten komen waarom en waardoor
allerlei problemen zich voordoen en zo nu en dan excessen voor komen. Willen wij daar wat aan doen
dan moeten wij allereerst weten wat de achtergronden zijn want dan kunnen wij daar het beste op in
spelen. De politie moet wat dat betreft goed op de hoogte zijn en ik kan u de verzekering geven dat
ik, voor zover dat in mijn vermogen en binnen mijn bereik ligt, iedere ontwikkeling in die richting
zal stimuleren.
Mevr. Willemsma heeft het bij het spreken over de materiële aanschaffingen en de organieke
sterkte gehad over het aanschaffen van een politiehond. Dat punt is in het verleden wel eens aan de
orde geweest in Leeuwarden. Ik moet allereerst zeggen dat het technisch gezien in een korps als het
onze een relatief zeer dure zaak zou zijn om een politiehond of enkele politiehonden te hebben, want
dat vereist dat bepaalde mensen daar de nodige tijd aan besteden en mee bezig zijn. Dat kan waar
schijnlijk - ik heb het over de technische kant - in een groter korps waar je een groter aantal men
sen en honden zou hebben rendabel worden gemaakt, maar bij ons zou het toch wel een te zware be
lasting zijn wat de mankracht betreft. Onder bepaalde omstandigheden kunnen politietaken gemakke
lijker met behulp van honden worden uitgevoerd; dat is gewoon een realiteit. Maar voor Leeuwarden
lijkt het geen oplossing; het is in het verleden dus wel besproken. Ik stel het wel op prijs te zeggen
dat wij in Leeuwarden gelukkig tot dusverre niet zoveel gevallen hebben gehad dat ik moest zeggen:
Wat jammer dat wij geen politiehonden hebben. Zolang die situatie zich niet voordoet en mede reke
ning houdend met het door mij genoemde technische argument dacht ik dat u niet op al te korte ter-